ECLI:NL:RBROT:2024:2352

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
C/10/672620 HO RK 24/35
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing herstructureringsdeskundige in WHOA-procedure voor schuldenaar met problematische schuldenlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2024 een beschikking gegeven in het kader van de WHOA-procedure (Wet homologatie onderhands akkoord). De schuldenaar, een besloten vennootschap die zich bezighoudt met de handel in elektrische fietsen, heeft op 24 januari 2024 een startverklaring gedeponeerd. Op verzoek van de schuldeisers, vertegenwoordigd door mr. B.F. Louwerier en mr. C. Damen, is de rechtbank gevraagd om een herstructureringsdeskundige aan te wijzen. De schuldenaar verkeert in een problematische financiële situatie, met een hoge schuldenlast en liquiditeitsproblemen, en heeft een reorganisatie nodig om faillissement te voorkomen. De rechtbank heeft het verzoek om een herstructureringsdeskundige aan te wijzen toegewezen, waarbij mr. M.J.R. Jansen is aangewezen als deskundige. De kosten van de herstructureringsdeskundige zijn vastgesteld op € 39.652,76, die door de schuldenaar moeten worden betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar in een toestand verkeert waarin het aannemelijk is dat hij niet in staat zal zijn om zijn schulden te betalen, en dat de belangen van de schuldeisers gediend zijn bij het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM

Team Insolventie– meervoudige kamer
verzoek aanwijzing herstructureringsdeskundige
rekestnummer: C/10/672620 HO RK 24/35
uitspraakdatum: 16 februari 2024
beschikking op het ingekomen verzoekschrift met bijlagen ex artikel 371 Faillissementswet (Fw) in de (besloten) buitengerechtelijke akkoordprocedure, betreffende:
de besloten vennootschap
[schuldenaar],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats]
hierna te noemen: [schuldenaar] .

1.De procedure

1.1.
[schuldenaar] heeft op 24 januari 2024 ter griffie van deze rechtbank een startverklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw gedeponeerd.
1.2.
Na de deponering van de startverklaring hebben mr. B.F. Louwerier en mr. C. Damen, kantoorhoudend te Breda, voor de besloten vennootschap [verzoeker 1] , de besloten vennootschap [verzoeker 2] , de heer [verzoeker 3] en mevrouw [verzoeker 4] (hierna tezamen: verzoekers) als schuldeisers van [schuldenaar] op dezelfde datum een verzoekschrift ingediend waarin zij de rechtbank verzoeken om een herstructureringsdeskundige aan te wijzen. Daarbij zijn twee offertes van mogelijk te benoemen herstructureringsdeskundigen gevoegd, namelijk van mr. M.D.B. Stap en mr. M.J.R. Jansen.
1.3
Op 29 januari 2024 heeft mr. D. van Leeuwen namens [bestuurder 2] , één van de twee bestuurders van [schuldenaar] , een brief gestuurd naar de rechtbank met daarin het verzoek om haar een oproep voor de mondelinge behandeling te sturen.
1.4.
Het verzoekschrift is op 9 februari 2024 in raadkamer behandeld en nader toegelicht. Daarbij zijn (door middel van een videoverbinding) verschenen en gehoord:
- [naam] , namens [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [schuldenaar] ;
- [naam] , namens [verzoeker 2] en [schuldenaar] ;
- [verzoeker 3] ;
- mr. C. Damen, advocaat, namens [verzoeker 1] , [verzoeker 2] , [verzoeker 3] en [verzoeker 4] ;
- [naam] , namens Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: Rabobank);
- [naam] , namens Rabobank.
1.5
[bestuurder 2] is voor de zitting opgeroepen maar niet verschenen.

2.Het standpunt van verzoekers

2.1.
Verzoekers hebben – voor zover voor de beoordeling van belang – in het verzoekschrift en ter zitting (samengevat) het volgende aangevoerd.
2.2.
Verzoekers zijn schuldeisers van [schuldenaar] . [verzoeker 2] is tevens bestuurder en 50% aandeelhouder van [schuldenaar] . Het bestuur van [schuldenaar] bestaat verder uit [bestuurder 2] , welke vennootschap eveneens 50% van de aandelen in [schuldenaar] houdt.
2.3.
[schuldenaar] exploiteert een handelsonderneming voor de import en wederverkoop onder een eigen merknaam van (elektrische) fietsen. De exploitatie van de onderneming is in de kern winstgevend na een reorganisatie en herstructurering van de schulden. [schuldenaar] heeft een problematische schuldenlast en ervaart liquiditeitskrapte. De moeilijkheden zijn onder meer ontstaan door de volgende omstandigheden. [schuldenaar] heeft in 2022, toen er veel vraag naar elektrische fietsen was, grote voorraden opgebouwd. Zij heeft zich jegens leveranciers verplicht tot afname van veel fietsen en onderdelen. Inmiddels is echter de vraag sterk afgenomen en genereert de onderneming onvoldoende liquide middelen om op termijn aan alle verplichtingen te kunnen blijven voldoen. Mede dankzij de welwillende houding van een aantal schuldeisers is [schuldenaar] voorlopig nog in staat aan haar (overige) lopende verplichtingen te voldoen. Zonder herstructurering is faillissement echter onvermijdelijk. Het bestuur van [schuldenaar] staat positief tegenover een WHOA-traject maar heeft intern geen volledige overeenstemming over de wijze waarop dat aangepakt moet worden. Omdat de tijd dringt, doen verzoekers als schuldeisers van [schuldenaar] de rechtbank het verzoek een herstructureringsdeskundige aan te wijzen, die een buitengerechtelijk akkoord kan voorbereiden en aan de daarin te betrekken partijen kan aanbieden.
2.4.
De grootste leverancier van [schuldenaar] heeft erin bewilligd dat de contractuele afnameverplichting van [schuldenaar] voorlopig wordt opgeschort. Financier en pandhouder Rabobank volgt [schuldenaar] kritisch. De verwachting is dat Rabobank het krediet zal opzeggen. Rabobank heeft bedongen dat geen rentebetalingen meer plaatsvinden op de achtergestelde leningen van onder anderen [verzoeker 3] en [verzoeker 4] . Hun leningen zijn opeisbaar. Volgens liquiditeitsprognoses van [schuldenaar] kan zij in elk geval tot en met de maand mei 2024 aan haar (overige) lopende verplichtingen voldoen, aldus steeds verzoekers.

3.Het standpunt van [schuldenaar]

3.1.
[naam] en [naam] hebben ter zitting namens [schuldenaar] het verzoek gesteund en zij hebben hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht, bevestigd. Zij hebben verder verklaard dat medebestuurder [bestuurder 2] zich niet expliciet vóór of tegen het verzoek heeft uitgesproken, maar op zich wel positief tegenover een WHOA-traject staat.

4.Het standpunt van Rabobank

4.1.
Rabobank heeft ter zitting verklaard dat zij zich kan vinden in het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige.

5.De beoordeling

5.1.
Verzoekers verzoeken de rechtbank een herstructureringsdeskundige aan te wijzen op basis van titel IV van de Faillissementswet (homologatie van een onderhands akkoord, hierna: de WHOA).
Eerste verzoek
5.2.
Omdat dit het eerste verzoek is in het kader van de WHOA-procedure, zal worden vastgesteld voor welk soort akkoordprocedure is gekozen (zie artikel 369 lid 6 Fw). Vervolgens zal worden beoordeeld of de rechtbank bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
5.3.
[schuldenaar] heeft blijkens haar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift gedeponeerde startverklaring gekozen voor een besloten akkoordprocedure. [schuldenaar] is statutair gevestigd in [vestigingsplaats]. Gezien het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw juncto artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om het verzoek in behandeling te nemen. Uit artikel 262 Rv volgt verder dat deze rechtbank bevoegd is van het verzoek kennis te nemen.
5.4.
De besloten akkoordprocedure en de bevoegdheid van de rechtbank liggen hiermee voor de volledige duur van de akkoordprocedure vast.
Toestand
5.5.
Op grond van artikel 371 lid 3 jo. artikel 371 lid 1 Fw en artikel 370 lid 1 Fw wordt het door schuldeisers ingediende verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige toegewezen als de schuldenaar verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan, tenzij summierlijk blijkt dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij niet gediend zijn.
5.6.
Verzoekers hebben de toestand van [schuldenaar] toegelicht en onderbouwd zoals hierboven onder 2.3 en 2.4 uiteengezet. [schuldenaar] heeft een en ander bevestigd. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat [schuldenaar] verkeert in de toestand als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw. Verder blijkt – mede gezien de overgelegde liquiditeitsprognoses – niet summierlijk dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers niet gediend zijn bij het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige. De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen.
Persoon van de herstructureringsdeskundige
5.7.
Omdat het verzoek zal worden toegewezen, moet worden bepaald wie tot herstructureringsdeskundige zal worden aangewezen.
5.8.
Artikel 371 lid 6 Fw bepaalt dat de herstructureringsdeskundige zijn taak doeltreffend, onpartijdig en onafhankelijk uitvoert. Het is ook om deze reden dat in artikel 3.2 van het Landelijk Procesreglement WHOA zaken rechtbank (hierna: het Procesreglement) is opgenomen dat in het verzoekschrift twee of drie namen van mogelijk te benoemen herstructureringsdeskundigen worden vermeld (voorzien van offertes voor de kosten). De aanwijzing van een herstructureringsdeskundige moet dienstig zijn aan het onderzoek naar de mogelijkheden van een reorganisatie (of gecontroleerde liquidatie) van een onderneming. De aanwijzing van een herstructureringsdeskundige kan bijdragen aan het voorkomen van een schijn van belangenvermenging of om het vertrouwen van de schuldeisers in het proces en daarmee de slagingskansen te vergroten.
5.9.
Verzoekers hebben twee offertes overgelegd van mogelijk te benoemen herstructureringsdeskundigen, namelijk van mr. M.D.B. Stap en mr. M.J.R. Jansen.
5.10.
De rechtbank heeft de offertes beoordeeld in het licht van de door verzoekers geschetste problematiek en de verschillende (soorten) belanghebbenden die daarbij zijn betrokken.
5.11.
De rechtbank acht in beginsel beide voorgestelde herstructureringsdeskundigen geschikt maar heeft op basis van de uitgebrachte offertes gecombineerd met de geconstateerde problematiek een voorkeur voor mr. M.J.R. Jansen. Uit zijn offerte van 17 januari 2024 blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat hij over de competenties beschikt die voor deze specifieke casus van belang lijken.
5.12.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank mr. M.J.R. Jansen aanwijzen als herstructureringsdeskundige. De rechtbank dient vervolgens vast te stellen wat de werkzaamheden van de herstructureringsdeskundige en de door hem in te schakelen derden ten hoogste mogen kosten. De rechtbank zal de kosten vooreerst begroten op het in de offerte genoemde voorschot. Voor zover noodzakelijk kan dit bedrag gedurende het proces door de rechtbank op gemotiveerd verzoek van de herstructureringsdeskundige worden verhoogd. De rechtbank zal bepalen dat de kosten van de herstructureringsdeskundige ten laste van [schuldenaar] komen en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de herstructureringsdeskundige voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst mr. M.J.R. Jansen aan als herstructureringsdeskundige in de besloten akkoordprocedure van [schuldenaar] ;
- stelt het bedrag dat de werkzaamheden van de herstructureringsdeskundige en de door hem in te schakelen derden ten hoogste mogen kosten vast op € 39.652,76;
- bepaalt dat de kosten van de herstructureringsdeskundige ten laste van [schuldenaar] komen en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de herstructureringsdeskundige voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.A. Cnossen, voorzitter, mr. K.M. van Hassel en
mr. J.H. Steverink, rechters, en in aanwezigheid van mr. J.B. Biezen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.