ECLI:NL:RBROT:2024:2337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
672320 HA RK 24-58
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag van bewindvoerder in schuldsaneringsregeling

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 21 maart 2024, wordt het verzoek van verzoekers tot ontslag van hun bewindvoerder afgewezen. Verzoekers, die in een wettelijke schuldsaneringsregeling verkeren, hebben aangevoerd dat de bewindvoerder onterecht nieuwe schulden creëert en hen onder druk zet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewindvoerder haar taken naar behoren uitvoert en dat er geen grond is voor ontslag. De rechtbank wijst erop dat de bewindvoerder handelt binnen de wettelijke kaders en dat de verkoop van de eigen woning van verzoekers noodzakelijk is binnen de schuldsaneringsregeling. De rechter-commissaris heeft eerder al besloten dat de woning verkocht moet worden, en de rechtbank heeft deze beslissing bevestigd. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de bewindvoerder onzorgvuldig heeft gehandeld of dat verzoekers hierdoor benadeeld zijn. De rechtbank moedigt verzoekers aan om in gesprek te gaan met de rechter-commissaris over hun klachten.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/672320 / HA RK 24-58
Beschikking van 21 maart 2024
in de zaak van

1.[verzoeker1] ,

en
2.
[verzoeker2],
beiden wonende in [woonplaats1] ,
verzoekers,
tegen
[verweerster],
in haar hoedanigheid van bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling van verzoekers,
verweerster.
Partijen worden hierna [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verweerster] genoemd. Verzoekers worden gezamenlijk [verzoekers] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het e-mailbericht van [verzoekers] van 9 januari 2024, waarin zij verzoeken om [verweerster] als bewindvoerder te ontslaan,
- de reactie op dit verzoek van [verweerster] van 11 januari 2024,
- de brief van de rechter-commissaris aan [verzoekers] van 11 januari 2024,
- het e-mailbericht van [verzoekers] aan de rechter-commissaris van 16 januari 2024,
- de zienswijze van de rechter-commissaris van 22 januari 2024.
1.2.
Na ontvangst van de zienswijze van de rechter-commissaris heeft de rechtbank een mondelinge behandeling bepaald op 16 februari 2024. Op 13 februari 2024 hebben [verzoekers] de rechtbank per e-mail laten weten dat zij allebei Covid-19 hebben en om die reden niet naar de zitting kunnen komen. De mondelinge behandeling is om die reden uitgesteld en is opnieuw gepland op 23 februari 2024. Op 19 februari 2024 heeft [verzoeker1] de rechtbank telefonisch laten weten dat hij en [verzoeker2] nog steeds gezondheidsklachten hebben en ook deze zitting niet komen. De rechtbank heeft [verzoekers] daarop de optie voorgelegd om de zitting op 23 februari 2024 digitaal te laten plaatsvinden. Als alternatief heeft de rechtbank voorgesteld dat zij afzien van het houden van een mondelinge behandeling en dat zij de gelegenheid krijgen voor een schriftelijke toelichting, waarop [verweerster] dan nog zou mogen reageren. [verzoekers] hebben voor deze laatste optie gekozen. Per e-mail van 2 maart 2024 hebben zij hun standpunt nader toegelicht. [verweerster] heeft daarop gereageerd per e-mail van 6 maart 2024.

2.De feiten

Bij vonnis van deze rechtbank van 4 augustus 2023 is ten aanzien van [verzoekers] de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken, met aanstelling van [verweerster] tot bewindvoerder onder toekenning van insolventienummer C/10/23/101 R en C/10/23/102 R. Met ingang van 28 november 2023 is mr. C.G.E. Prenger rechter-commissaris.

3.De beoordeling

3.1.
Het verzoek strekt tot ontslag van [verweerster] als bewindvoerder. Als onderbouwing voor het verzoek wordt -kort gezegd- aangevoerd dat [verweerster] onnodig nieuwe schulden creëert door (i) ten laste van de boedel de opdracht tot verkoop van de eigen woning te verstrekken, (ii) door de terugbetaling van te veel ontvangen zorgtoeslag tegen te houden en (iii) door een betalingsregeling en kwijtschelding van gemeentelijke belastingen tegen te werken. Verder voeren [verzoekers] aan dat [verweerster] na 12 maanden een herkeuring wil laten uitvoeren van [verzoeker2] (in verband met ontheffing van de sollicitatieplicht), terwijl in het medisch rapport 24 maanden staat. [verzoekers] stellen dat zij door telefonische dreigementen van [verweerster] bij een psycholoog zijn beland. Ten slotte stellen [verzoekers] dat [verweerster] hen telefonisch heeft voorgehouden dat [verzoeker1] geen IVA-uitkering zou krijgen.
3.2.
[verweerster] betwist de stellingen van [verzoekers] Zij voert aan dat er geen grond is voor haar ontslag, dat zij in haar hoedanigheid van bewindvoerder haar werkzaamheden uitvoert en handelt overeenkomstig hetgeen de rechter-commissaris en de rechtbank van haar verlangen. [verweerster] wijst erop dat de rechter-commissaris en de rechtbank hebben beslist dat de eigen woning van [verzoekers] verkocht moet worden en dat zij aan die beslissing uitvoering geeft. Zij beweegt juist met [verzoekers] mee door te wachten met het inschakelen van een makelaar. Zij heeft [verzoekers] eerst uitstel gegeven tot eind februari 2024 om de herfinanciering bij ING Bank rond te krijgen. Inmiddels heeft [verweerster] van ING Bank het bericht ontvangen dat zij afziet van financiering. Hangende dit ontslagverzoek heeft [verweerster] uitstel verleend tot eind maart 2024, zodat [verzoekers] nog andere banken kunnen benaderen. [verweerster] betwist verder dat zij een terugbetaling van zorgtoeslag heeft tegengehouden. Over de kwijtscheldingsbrief is eerder gecorrespondeerd. Ten aanzien van de ontheffing van de sollicitatieplicht van [verzoeker2] stelt [verweerster] dat dit een beslissing is van de rechter-commissaris en niet van haar. [verweerster] betwist dat zij telefonisch dreigementen heeft geuit. Ook betwist [verweerster] dat zij tegen [verzoeker1] gezegd zou hebben dat hij geen IVA-uitkering gaat krijgen. Uit de stukken blijkt juist dat deze uitkering alsnog zal worden verstrekt.
3.3.
De rechter-commissaris concludeert in haar zienswijze dat er geen grond is om [verweerster] als bewindvoerder te ontslaan.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 319 lid 1 van de Faillissementswet (hierna: Fw) is de rechtbank bevoegd de bewindvoerder, na hem gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben, te ontslaan en door een ander te vervangen, hetzij op voordracht van de rechter-commissaris hetzij op een met redenen omkleed verzoek van de bewindvoerder, een of meer schuldeisers, dan wel de schuldenaar. Artikel 319 Fw noemt geen specifieke gronden waarop het ontslag van een bewindvoerder gebaseerd moet zijn. De rechtbank heeft bij de beoordeling van een verzoek daartoe dan ook een ruime beoordelingsvrijheid, al blijft die uiteraard - voor zover hier van belang - gerelateerd aan de wettelijke taken van de bewindvoerder. Het gaat er dan uiteindelijk om of de rechtbank van oordeel is of de bewindvoerder die taken naar behoren uitvoert, respectievelijk (nog) voldoende vertrouwen heeft dat de bewindvoerder die taken in de betrokken schuldsaneringsregeling op adequate wijze zal afwikkelen.
3.5.
De bewindvoerder voert haar taken uit op grond van artikel 316 Fw. Zij moet toezien op de nakoming van de verplichtingen door schuldenaren uit hoofde van de schuldsaneringsregeling, te weten: de informatieplicht, de (mogelijke) sollicitatieplicht, de afdrachtplicht en de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Daarnaast is de bewindvoerder belast met het te gelde maken van de vermogensbestanddelen van de schuldenaren.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat er geen grond is om [verweerster] als bewindvoerder te ontslaan. De motivering van dit oordeel is als volgt.
3.6.1.
Over de vraag of de eigen woning van [verzoekers] binnen de wettelijke schuldsaneringsregeling moet worden verkocht is meermaals gesproken. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de beschikking van de rechter-commissaris van 16 oktober 2023, waarin het verzoek van [verzoeker1] c.s om de eigen woning te mogen houden is afgewezen. Tegen deze beschikking zijn [verzoekers] in hoger beroep gegaan. Bij mondelinge uitspraak van 20 december 2023 heeft deze rechtbank de beschikking van de rechter-commissaris bekrachtigd. Tegen deze achtergrond past het in gang zetten van de verkoop van de eigen woning door [verweerster] binnen haar wettelijke taakuitvoering. Het is daaraan inherent dat er kosten worden gemaakt. Dat vormt geen reden voor ontslag. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de stukken volgt dat [verweerster] al twee keer uitstel heeft verleend aan [verzoekers] om herfinanciering te regelen. Daarnaast heeft [verweerster] al meerdere keren aangegeven dat de verkoopopdracht zal worden geannuleerd als er alsnog een herfinanciering komt voor de overwaarde van de woning. Met de belangen van [verzoekers] wordt daarmee op dit moment in voldoende mate rekening gehouden.
3.6.2.
Uit de stukken volgt niet dat er door toedoen of nalaten van [verweerster] nieuwe schulden zijn ontstaan. [verweerster] heeft dat weersproken en de rechter-commissaris heeft ook niet kunnen vaststellen dat daar sprake van is.
3.6.3.
De ontheffing van de sollicitatieplicht van [verzoeker2] voor de periode van één jaar betekent niet dat er na een jaar niet opnieuw om vrijstelling verzocht kan worden als er onvoldoende herstel heeft plaatsgevonden. Dat er door [verweerster] niet meteen is verzocht om een vrijstelling voor twee jaar levert geen grond voor ontslag op, mede omdat het onderliggende medisch rapport niet uitsluit dat volledig herstel mogelijk is.
3.6.4.
De rechter-commissaris heeft niet kunnen vaststellen dat [verweerster] op andere wijze onzorgvuldig of te kwader trouw heeft gehandeld en dat [verzoekers] daardoor zijn benadeeld. De rechtbank ziet daarvoor in de stukken ook geen enkele aanwijzing.
3.7.
Slotsom is dat het verzoek van [verzoekers] tot ontslag van [verweerster] als hun bewindvoerder wordt afgewezen. De rechtbank constateert dat de rechter-commissaris heeft aangeboden om als opvolgend rechter-commissaris met [verzoekers] in gesprek te gaan over hun klachten over [verweerster] . Dat is ook de geëigende weg als schuldenaren klachten uiten over (gedragingen van) de bewindvoerder. De rechter-commissaris is immers belast met toezicht op de wijze waarop de bewindvoerder in een wettelijke schuldsaneringsregeling zijn of haar wettelijke taken verricht en is beter en actueler in de zaak ingevoerd dan de rekestenkamer van de rechtbank. De rechter-commissaris heeft in haar zienswijze aangegeven dat het door haar voorgestelde gesprek alsnog zou kunnen plaatsvinden als het verzoek om ontslag wordt afgewezen. De rechtbank geeft [verzoekers] nadrukkelijk in overweging om op dat aanbod van de rechter-commissaris in te gaan.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.J.M.P. Cremers en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.
1918/3195