ECLI:NL:RBROT:2024:2334

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
C/10/673975 / JE RK 24-320
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing ondertoezichtstelling van minderjarige na niet-uitvoerbare situatie

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 maart 2024, wordt het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) behandeld om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019, op te heffen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling niet kan worden uitgevoerd, omdat de moeder vermoedelijk met de minderjarige in Polen verblijft en niet bereikbaar is. De kinderrechter heeft eerder, op 7 juni 2023, de ondertoezichtstelling uitgesproken vanwege een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige, maar nu blijkt dat de GI geen contact heeft kunnen leggen met de ouders en de situatie onduidelijk is. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling op te heffen, met onmiddellijke ingang en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Dit betekent dat de beslissing ook tijdens een eventueel hoger beroep onmiddellijk uitgevoerd kan worden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024, met schriftelijke vastlegging op 21 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/673975 / JE RK 24-320
datum uitspraak: 14 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over opheffing ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam ,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam - Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Rotterdam .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI van 6 februari 2024 met bijlagen, ontvangen op 6 februari 2024;
  • een brief van de Raad van 23 februari 2024, ontvangen op 26 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordigster van de GI, mw. [persoon A] ;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [persoon B] .

2.De kern van de uitspraak

2.1.
Deze uitspraak gaat over een verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] op te heffen, omdat de ondertoezichtstelling niet kan worden uitgevoerd. De kinderrechter heeft bepaald dat de ondertoezichtstelling wordt opgeheven. De beslissing treedt meteen in werking.

3.De feiten

3.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
3.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 juni 2023 [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 7 juni 2024.

4.Het verzoek

4.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] op te heffen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

5.De standpunten

5.1.
De GI handhaaft het verzoek en deelt mede dat de moeder vermoedelijk met [voornaam minderjarige] in Polen verblijft. Het is tot nu toe niet gelukt om de moeder te bereiken. De Centrale autoriteit is benaderd, maar ook zij hebben de verblijfplaats van de moeder en [voornaam minderjarige] in Polen niet kunnen achterhalen. De ondertoezichtstelling kan daarom niet worden uitgevoerd.
5.2.
De Raad ondersteunt het verzoek van de GI.

6.De beoordeling

Opheffing van de ondertoezichtstelling

6.1.
De kinderrechter kan op verzoek van de GI die het toezicht heeft de ondertoezichtstelling opheffen indien de grond voor de ondertoezichtstelling niet langer is vervuld. [1]
6.2.
Bij beschikking van 7 juni 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling uitgesproken. Er was destijds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] in verband met zorgen in de opvoedsituatie. De kinderrechter moet constateren dat de doelen van de ondertoezichtstelling niet zijn bereikt, omdat de GI na het uitspreken van de ondertoezichtstelling niet in contact heeft kunnen komen met de ouders. Het vermoeden bestaat dat de moeder en [voornaam minderjarige] in Polen verblijven. De GI heeft alles in het werk gesteld om in contact te komen met de moeder en haar verblijfplaats te achterhalen, waaronder het inschakelen van de Centrale autoriteit, maar dit is tot op heden niet gelukt. Het is hierdoor onduidelijk of de zorgen die er waren ten tijde van het onderzoek door de Raad en het uitspreken van de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn. Gezien de omstandigheden is het voor de GI echter niet mogelijk om uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling. Ook is niet de verwachting dat er op korte termijn verandering zal komen in deze situatie. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] opheffen.
Beslissing uitvoerbaar bij voorraad
6.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
heft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] op, met ingang van 14 maart 2024;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R. Spaans als griffier, en op schrift gesteld op 21 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:261 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW).