ECLI:NL:RBROT:2024:2316

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
C/10/654941 / HA ZA 23-290
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Royement van lid van watersportvereniging wegens slechte staat van onderhoud van vaartuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging Watersportvereniging Doeshaven en haar lid, [gedaagde1]. De zaak betreft het royement van [gedaagde1] als lid van de vereniging, omdat zijn boot in een slechte staat van onderhoud verkeert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vereniging de juiste procedures heeft gevolgd volgens het Havenreglement en de statuten, en dat [gedaagde1] meerdere keren is gesommeerd om onderhoud aan zijn boot uit te voeren. Ondanks deze sommaties heeft hij geen adequate actie ondernomen, wat heeft geleid tot zijn royement. De rechtbank heeft geoordeeld dat het royement rechtsgeldig is en dat [gedaagde1] zijn boot zonder recht in de haven heeft afgemeerd. De rechtbank heeft [gedaagde1] veroordeeld om de ligplaats binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en heeft hem in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de statuten en reglementen van verenigingen en de verantwoordelijkheden van leden met betrekking tot het onderhoud van hun vaartuigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/654941 / HA ZA 23-290
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van
de vereniging
WATERSPORTVERENIGING DOESHAVEN,
gevestigd te Leiderdorp ,
eiseres,
advocaat mr. C. Hoek te Leiden,
tegen
[gedaagde1],
wonende te [woonplaats1] ,
gedaagde,
advocaat mr. L.J. de Rijke te Bergen op Zoom.
Partijen worden hierna Doeshaven en [gedaagde1] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 maart 2023 met producties 1 tot en met 14,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 en 2,
  • de oproepingsbrief van 6 juni van deze rechtbank op grond waarvan partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling,
  • de zittingsagenda van 19 september 2023,
  • de brief met aanvullende producties 15 en 16 van Doeshaven ,
  • de brief met aanvullend productie 3 van [gedaagde1] ,
  • de brief met aanvullend productie 17 van Doeshaven ,
  • de ter zitting overgelegde brief van [gedaagde1] aan Doeshaven van 4 maart 2023,
  • de mondelinge behandeling van 17 oktober, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Doeshaven is een watersportvereniging die een haven exploiteert. Doeshaven biedt in haar haven vaste ligplaatsen aan voor de pleziervaartuigen van haar leden. [gedaagde1] is lid van Doeshaven en heeft daar een ligplaats ([ligplaats]) voor zijn zeilboot (hierna: de boot).
2.2.
Op het lidmaatschap van Doeshaven is – onder andere en voor zover hier van belang – het Havenreglement van toepassing. In artikel 7 van het Havenreglement is het volgende bepaald:
Artikel 7. Wrakkenbesluit
Eigenaren van in de haven liggende schepen zijn gehouden een aanvaardbare staat van onderhoud te bewerkstelligen ten aanzien van het eigen schip. Wanneer een schip door langdurige verwaarlozing in een deplorabele staat komt te verkeren treedt het wrakkenbesluit in werking. Indien binnen een maand na ontvangst van de aanschrijving van het bestuur inhoudende dat de eigenaar zijn schip het noodzakelijke onderhoud biedt nog geen aanvang met de werkzaamheden is gemaakt, sommeert het bestuur de eigenaar per aangetekend schrijven dat hij/zij binnen een maand na ontvangst van dat schrijven een aanvang gemaakt moet hebben met de noodzakelijke werkzaamheden. Het niet opvolgen van deze sommatie geeft het bestuur aanleiding om het betrokken lid te royeren. Na royement is het lid verplicht om het betrokken schip van de ligplaats te verwijderen en elders op te slaan of af te meren. (…)
2.3.
Doeshaven heeft naar aanleiding van een botenschouw [gedaagde1] per aangetekende brief van 22 mei 2020 laten weten dat zijn boot niet voldoet aan artikel 7 van het Havenreglement (hierna: het Wrakkenbesluit). Doeshaven wordt in deze brief gesommeerd uiterlijk binnen een maand na ontvangst van de brief te beginnen met noodzakelijke werkzaamheden aan de boot.
2.4.
Na een nadere botenschouw heeft Doeshaven [gedaagde1] per aangetekende brief van 15 februari 2021 laten weten dat zijn boot niet voldoet aan het Wrakkenbesluit en hem gesommeerd om binnen een maand te beginnen met noodzakelijke werkzaamheden aan de boot.
2.5.
Per aangetekende brief van 29 maart 2021 heeft Doeshaven [gedaagde1] verboden zijn boot, die op dat moment in de winterstalling op het droge lag, weer in de haven te plaatsen. Voorwaarde om de boot weer in de haven te plaatsen, was dat [gedaagde1] zijn boot zou (laten) repareren. Een zoon van [gedaagde1] heeft daarna de afzetlinten die door Doeshaven waren geplaatst bij de box waar de boot lag, verwijderd en de boot weer in de haven gelegd.
2.6.
Op 8 juli 2021 heeft Doeshaven per aangetekende brief aan [gedaagde1] laten weten dat zijn boot er weer acceptabel uit zag en voorlopig in de haven kan blijven liggen, maar dat er een royement volgt indien de boot weer achterstallig onderhoud vertoont.
2.7.
Op 28 februari 2022 (in de brief staat abusievelijk 28 maart 2022) heeft Doeshaven [gedaagde1] per aangetekende brief laten weten dat niet alleen de boot in erbarmelijke staat van onderhoud verkeert, maar ook dat de mast op omvallen staat. Doeshaven zegt per direct het lidmaatschap van [gedaagde1] op en geeft hem een week om zich te verantwoorden voordat hij geroyeerd wordt.
2.8.
De door Doeshaven inmiddels ingeschakelde jurist van Achmea Rechtsbijstand heeft [gedaagde1] op 3 augustus 2022 gesommeerd tot het verrichten van noodzakelijk onderhoud aan de boot en tot betaling van de contributie, bij gebreke waarvan Doeshaven zou overgaan tot royement c.q. opzegging van het lidmaatschap.
2.9.
Op 14 september 2022 heeft de jurist van Achmea Rechtsbijstand [gedaagde1] laten weten dat het bestuur van Doeshaven voornemens is hem te royeren, omdat de boot in slechte staat van onderhoud verkeert. Bij die brief heeft [gedaagde1] twee weken de tijd gekregen om zich bij het bestuur te verantwoorden.
2.10.
Op 7 oktober 2022 heeft Doeshaven [gedaagde1] per aangetekende brief geroyeerd, omdat de boot nog steeds in slechte staat van onderhoud verkeerde en de mast wederom op omvallen stond. Hij krijgt een maand de tijd om bezwaar tegen het royement te maken bij de ALV.
2.11.
Op 24 maart 2023 heeft de advocaat van [gedaagde1] de advocaat van Doeshaven per e-mail laten weten dat [gedaagde1] in beroep gaat tegen het royement. Op 27 maart 2023 heeft de advocaat van Doeshaven per e-mail aan de advocaat van [gedaagde1] laten weten dat de bezwaartermijn van één maand na ontvangst van de brief van 7 oktober 2022 is verstreken en dat het bezwaar van [gedaagde1] daarom niet-ontvankelijk is.

3.Het geschil

3.1.
Doeshaven vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
I. voor recht te verklaren dat [gedaagde1] rechtsgeldig is geroyeerd als lid van de vereniging Watersportvereniging Doeshaven ,
II. voor recht te verklaren dat [gedaagde1] zonder recht en/of geldige titel een vaartuig heeft afgemeerd in, althans aan de ligplaats [ligplaats] in de Doeshaven te Leiderdorp ,
Subsidiair
III. de huurovereenkomst voor de huur van de ligplaats [ligplaats] in de Doeshaven te Leiderdorp tussen Doeshaven als verhuurder en [gedaagde1] als huurder met onmiddellijke ingang te ontbinden,
Zowel primair als subsidiair
IV. [gedaagde1] te veroordelen om de hierboven omschreven ligplaats [ligplaats] met bijhorende aan de wal gelegen delen, gelegen te Leiderdorp in de Doeshaven ( [adres1] ), met al degenen die en al hetgeen dat - meer in het bijzonder vaartuigen en nog meer in het bijzonder het vaartuig "[naam boot]" — zich daarin of daarop bevinden, respectievelijk bevindt, binnen 2 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een zodanig andere termijn als bij dit vonnis in goede justitie te bepalen is, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met eventuele afgifte van de sleutels en andere middelen die [gedaagde1] de toegang tot de ligplaats en/of de Doeshaven verschaften, in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van Doeshaven te stellen;
V. [gedaagde1] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Doeshaven legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Doeshaven heeft overeenkomstig het op het lidmaatschap van toepassing zijnde Havenreglement en de statuten het lidmaatschap van [gedaagde1] opgezegd en hem geroyeerd. De reden hiervoor is dat de boot in onaanvaardbare staat van onderhoud verkeert en dus niet voldoet aan het Havenreglement. Het lidmaatschap van de vereniging en de titel tot het gebruik van de ligplaats is een ondeelbare rechtsverhouding. Nu [gedaagde1] niet heeft voldaan aan zijn verplichting tot verwijdering van de boot, ligt deze thans zonder geldig recht of titel in de haven.
3.3.
[gedaagde1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. [gedaagde1] betwist dat de boot in langdurige staat van verwaarlozing verkeert. Volgens [gedaagde1] is bovendien sprake van huur van de ligplaats. [gedaagde1] stelt de brieven van Doeshaven van 3 augustus, 14 september en 7 oktober 2022 “bij gebrek aan wetenschap” niet te hebben ontvangen.

4.De beoordeling

Productie 17 wordt toegelaten

4.1.
De brief van Doeshaven van 2 oktober 2023 met productie 17 is later dan de in het procesreglement opgenomen termijn van tien dagen voor de zitting door de rechtbank ontvangen. [gedaagde1] heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen het toelaten van dit stuk. De rechtbank oordeelt dat het in dit geval desalniettemin in strijd is met de goede procesorde om het stuk niet toe te laten. Het gaat om een overzichtelijk en relatief kort stuk. [gedaagde1] heeft voorafgaand aan de zitting enkele dagen de tijd gehad dit stuk te bestuderen en heeft ter zitting de kans gehad om op het stuk te reageren. Hij is dan ook niet in zijn belangen geschaad door de late indiening van het stuk. Productie 17 wordt daarom toegelaten.
Geen onbevoegdheid
4.2.
Op het eind van de zitting is namens [gedaagde1] aangegeven dat hij het vreemd vindt dat de zaak niet door de kantonrechter wordt behandeld. Voor zover hij daarmee heeft bedoeld een beroep te doen op de onbevoegdheid van de rechter wordt dit beroep verworpen. Op grond van artikel 110 Rv dient het verweer dat de rechtbank onbevoegd is te worden gevoerd ‘vóór alle weren’. Dit betekent dat [gedaagde1] de onbevoegdheid moest inroepen in de eerste door hem genomen schriftelijke conclusie. Dat heeft [gedaagde1] niet gedaan. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de handelsrechter bevoegd is, omdat geen sprake is van één van de in artikel 93 Rv genoemde situaties.
De vorderingen van Doeshaven zijn toewijsbaar
4.3.
Alle vorderingen van Doeshaven worden toegewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De boot valt onder artikel 7 van het Havenreglement (het Wrakkenbesluit)
4.4.
De boot verkeert in een deplorabele staat van onderhoud. Daarmee is het Wrakkenbesluit in werking getreden. De rechtbank komt op grond van het volgende tot dit oordeel.
4.5.
De door Doeshaven overgelegde foto’s (gemaakt op 23 september 2023) laten een boot zien die in een verwaarloosde staat verkeert. Op de foto’s is op diverse plaatsen roest en afgebladderde verf zichtbaar op de boot. Ook het overgelegde taxatierapport onderbouwt de stelling dat de boot door langdurige verwaarlozing in deplorabele staat verkeert. Het is volgens de taxateur aannemelijk dat de boot van binnen uit is doorgeroest. Daarnaast kan men volgens het taxatierapport er vanuit gaan dat de technische installatie (voor zover aanwezig) door jarenlang niet gebruikt te zijn geweest niet naar behoren functioneert. Tot slot blijkt uit het rapport dat het materiaal van het interieur in erg slechte staat is en dat de kajuit vervuild en rommelig is.
4.6.
[gedaagde1] betwist dat er sprake is van langdurige verwaarlozing. Volgens hem is de boot in 2021 naar het bedrijf Van der Laan gegaan, alwaar het schip op de kant is gegaan en alle zwakke plekken gedubbeld en gelast zijn. Door Doeshaven wordt dit betwist en zij wijst erop dat van de zijde van [gedaagde1] is geweigerd om medewerking te verlenen aan inspectie van de boot toen het terugkeerde naar Doeshaven . [gedaagde1] heeft zijn betwisting niet onderbouwd en hij heeft ook geen concreet aanbod gedaan om een contra-expertise te laten verrichten. Dat in de reglementen geen definitie van de gewenste staat is opgenomen, doet aan het voorgaande niet af. Gesteld noch gebleken is immers dat [gedaagde1] bij Doeshaven heeft geïnformeerd naar de concrete verwijten. Bij de brief van 28 februari 2022 waren ook foto’s gevoegd van de geconstateerde gebreken. Dat het taxatierapport niet in het bijzijn van [gedaagde1] is opgemaakt, doet ook niet af aan het voorgaande. [gedaagde1] heeft het Doeshaven moeilijk gemaakt om een goed beeld te krijgen van de staat van onderhoud van de boot en heeft in het verleden niet meegewerkt aan het keuren van de boot. Onder die omstandigheden kon en mocht Doeshaven in redelijkheid overgaan tot het laten taxeren van de boot zonder [gedaagde1] daarbij te betrekken.
[gedaagde1] is rechtsgeldig geroyeerd als lid
4.7.
Hiervoor is geoordeeld dat de boot in onaanvaardbare staat van onderhoud verkeert. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde1] rechtsgeldig is geroyeerd als lid en overweegt hiertoe als volgt.
4.8.
[gedaagde1] stelt dat hem geen maand is gegeven om zich voor het bestuur te verantwoorden en daarom zou het royement niet conform de statuten zijn gebeurd. Dit argument gaat niet op. [gedaagde1] is in de brief van 3 augustus 2022 (blijkens de tekst zowel per gewone post als aangetekend verzonden) gesommeerd om binnen een maand te starten met het noodzakelijk onderhoud (r.o. 2.8.). Hiervoor is hij meerdere malen gesommeerd (r.o. 2.3.-2.7.). Daarna is aan [gedaagde1] per gewone en aangetekende brief van 14 september 2022 kenbaar gemaakt dat Doeshaven voornemens was om hem te royeren (r.o. 2.9.). Hij heeft in deze brief de gelegenheid gekregen om zich bij het bestuur te verantwoorden. Deze gang van zaken is conform artikel 4 Statuten, artikel 3 Reglement en artikel 7 Wrakkenbesluit.
4.9.
Bij antwoord heeft [gedaagde1] de ontvangst van de bedoelde brieven “bij gebrek aan wetenschap” betwist. Die betwisting overtuigt niet. Uit de door Doeshaven overgelegde productie 11 blijkt dat Post NL bevestigt dat de brief van 7 oktober 2022 op 8 oktober 2022 op het adres van [gedaagde1] is afgeleverd. Ter zitting heeft [gedaagde1] betwist dat de handtekening op het bewijs van aanname van PostNL van de brief van 7 oktober 2022 van een bekende is. Op een door [gedaagde1] overgelegd afschrift van een track & trace-internetpagina van PostNL is een foutmelding te zien. Deze productie heeft [gedaagde1] niet toegelicht en weerlegt de door Doeshaven overgelegde productie niet. Ter zitting is gebleken dat in ieder geval de brief van 28 februari 2022 goed is aangekomen bij [gedaagde1] . De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat geen van de brieven van 3 augustus, 14 september en 7 oktober 2022 waarin [gedaagde1] is gewaarschuwd voor een royement respectievelijk waarin hij daadwerkelijk geroyeerd is, [gedaagde1] bereikt heeft. (r.o. 2.8.-2.9.).
4.10.
Voor zover [gedaagde1] met de brief van zijn advocaat aan de advocaat van Doeshaven alsnog in beroep heeft willen gaan tegen het royement, geldt dat dat te laat was (r.o. 2.11.). Na ontvangst van de brief van 7 oktober 2023 heeft [gedaagde1] een maand de tijd gehad om inhoudelijk bezwaar te maken tegen het royement. Dat hij dat niet (tijdig) heeft gedaan, komt voor zijn eigen risico.
4.11.
Gelet op het voorgaande is het royement van [gedaagde1] als lid van Doeshaven rechtsgeldig en onherroepelijk geworden.
De boot ligt zonder recht of titel in de haven, dus de ontruiming wordt toegewezen
4.12.
Het lidmaatschap en het recht om de boot in de haven te hebben liggen vormen een ondeelbare rechtsverhouding. Het lidmaatschap en het gebruik van de ligplaats kunnen niet los van elkaar worden gezien. Dat volgt uit de reglementen van Doeshaven waarin is opgenomen dat het gevolg van een royement is dat de boot uit de haven verwijderd moet worden. De stelling van [gedaagde1] dat er, los van het lidmaatschap van de vereniging, sprake is van een huurovereenkomst tussen partijen waarbij [gedaagde1] de ligplaats huurt van Doeshaven , is niet juist. Nu het lidmaatschap door het royement is beëindigd, is ook het recht om de boot in de haven te hebben liggen, geëindigd. Dat betekent dat de boot zonder recht of titel in de haven ligt.
4.13.
Dat leidt ertoe dat de gevorderde ontruiming wordt toegewezen. [gedaagde1] stelt dat het in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid om van hem te verlangen dat hij de boot uit de ligplaats verwijdert, omdat hij vanwege lange wachttijden op korte termijn niet bij andere havens terecht zal kunnen. [gedaagde1] heeft dat evenwel niet onderbouwd. Het arrest dat [gedaagde1] ter zitting heeft genoemd (ECLI: NL :HR:2012:BW1280) is hier bovendien niet van toepassing. Het arrest gaat over de opzegging van een huurovereenkomst. Een ander recht of titel om, ondanks het royement de ligplaats te mogen gebruiken is niet aangevoerd. De rechtbank zal de gevorderde termijn van ontruiming van 2 dagen na betekening stellen op 14 dagen na betekening.
Proceskosten
4.14.
Aangezien [gedaagde1] in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij in de proceskosten van Doeshaven veroordeeld. De kosten aan de kant van Doeshaven worden begroot op:
- dagvaarding € 129,85
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 1.228,00(2 punt x tarief € 614,00)
Totaal € 2.033,85

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde1] rechtsgeldig is geroyeerd als lid van de vereniging Watersportvereniging Doeshaven ,
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde1] zonder recht en/of geldige titel een vaartuig heeft afgemeerd in, althans aan de ligplaats [ligplaats] in de Doeshaven te Leiderdorp ,
5.3.
veroordeelt [gedaagde1] om ligplaats [ligplaats] met bijbehorende aan de wal gelegen delen, gelegen te Leiderdorp in de Doeshaven ( [adres1] ), met al degenen die en al hetgeen dat – meer in het bijzonder vaartuigen en nog meer in het bijzonder het vaartuig “[naam boot]” – zich daarin of daarop bevinden, respectievelijk bevindt, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis volledig te verlaten en te ontruimen en met eventuele afgifte van de sleutels en andere middelen die [gedaagde1] toegang tot de ligplaats en/of de Doeshaven verschaften, in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van Doeshaven te stellen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde1] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Doeshaven begroot op € 2.033,85,
5.5.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
3727/1861/32