ECLI:NL:RBROT:2024:2311

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
C/10/654796 / HA ZA 23-283
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conflict tussen ex-aandeelhouders over geheimhoudingsbeding en teruggave bedrijfseigendommen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een conflict tussen ex-aandeelhouders van een besloten vennootschap. De eisers, een groep van acht besloten vennootschappen en twee broers, vorderen dat de gedaagden, waaronder een voormalige aandeelhouder, zich houden aan een geheimhoudingsbeding en bedrijfseigendommen teruggeven. De aanleiding voor het geschil is een vaststellingsovereenkomst (vso) die is gesloten na een conflict tussen de aandeelhouders. De eisers stellen dat de gedaagden zich niet aan de afspraken uit de vso hebben gehouden, met name door een geluidsopname van een gesprek niet te overhandigen en het geheimhoudingsbeding te schenden.

De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen. De rechtbank oordeelt dat niet is aangetoond dat de gedaagden bedrijfseigendommen hebben achtergehouden, aangezien de geluidsopname niet kan worden aangemerkt als bedrijfseigendom. De rechtbank stelt vast dat de opname is gemaakt door een aandeelhouder en niet door een werknemer, waardoor de eisers niet kunnen claimen dat de opname eigendom van de vennootschap is. Daarnaast is er onvoldoende bewijs dat de gedaagden zich negatief over de eisers hebben uitgelaten of informatie openbaar hebben gemaakt, wat een schending van het geheimhoudingsbeding zou impliceren.

De rechtbank veroordeelt de eisers in de proceskosten, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld. De kosten worden begroot op € 1.715,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/654796 / HA ZA 23-283
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 5] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 6] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 7] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 8] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
9.
[eiser 9],
wonende te [vestigingsplaats 2] ,
10.
[eiser 10],
wonende te [vestigingsplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. A.B. Maaten te Nieuwerkerk ad IJssel ,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagden,
advocaat mr. W. van Leuveren MA. te Waddinxveen.
Eiseres 1 wordt aangeduid als [eiser 1] . Eiseressen 1 tot en met 8 worden samen [eiser 1] -groep genoemd. Eisers 9 en 10 worden de broers [achternaam 1] genoemd. Alle eisers samen worden aangeduid als [eiser 1] c.s. (in meervoud). Gedaagden worden tezamen [gedaagde 1] c.s. genoemd, gedaagde sub 1 [gedaagde 1] en gedaagde sub 2 [gedaagde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 maart 2023 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de brief van 23 juni van deze rechtbank waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling,
  • de mondelinge behandeling van 2 november 2023 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,
  • de spreekaantekeningen van [eiser 1] c.s.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De kern van het geschil

2.1.
De broers [achternaam 1] en [gedaagde 1] zijn voormalig (indirect) medeaandeelhouders in [eiser 1] . Na een onderling conflict is aan het aandeelhouderschap van [gedaagde 1] een einde gekomen. Ter afwikkeling hiervan is een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vso) gesloten. Daarin hebben [gedaagde 1] c.s. zich verplicht bedrijfseigendommen van de [eiser 1] -groep terug te geven en geheimhouding te betrachten. Die verplichtingen zijn [gedaagde 1] c.s. volgens [eiser 1] c.s. niet nagekomen. Met hun vorderingen willen [eiser 1] c.s. laten vaststellen dat [gedaagde 1] c.s. het geheimhoudingsbeding hebben geschonden en hen dwingen zich in de toekomst wel aan dat beding wel te houden. [gedaagde 1] c.s. betwisten dat zij zich niet aan de afspraken uit de vso hebben gehouden. De rechtbank zal de vorderingen als ongegrond afwijzen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde 1] c.s. en de broers [achternaam 1] waren via hun persoonlijke holdingvennootschappen medeaandeelhouders in [eiser 1] . Op enig moment is een conflict ontstaan tussen [gedaagde 1] en de broers [achternaam 1] . Ter beëindiging van dit geschil hebben partijen op 3 februari 2022 een vso gesloten, op grond waarvan [gedaagde 2] haar aandelen heeft verkocht. In de vso is voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende bepaald:

3.Overdracht

(…)
3.2.8 [gedaagde 2] zal uiterlijk op de overdrachtsdatum alles wat toebehoort aan [eiser 1] Groep , waaronder bankpassen alle codes, (reserve)sleutels, inlogs en wachtwoorden, ook van de website(s), rekenmodules, gereedschappen en meters die toebehoren aan de [eiser 1] Groep overdragen aan [eiser 3] en/of [eiser 2] en [eiser 3] en [eiser 2] zullen de ontvangst daarvan bevestigen.

7.Geheimhouding en uitlatingen

(…)
7.2
Partijen zullen zich onthouden van het doen van negatieve uitlatingen over een andere Partij jegens derden. [gedaagde 1] zal tevens geheimhouding betrachten omtrent informatie van de [eiser 1] Groep en de [achternaam 1] Groep die hem bekend is geworden gedurende zijn aandeelhouderschap van [eiser 1] en de periode daarvoor toen hij medewerker was van de [achternaam 1] Groep .
3.2.
Tijdens een kortgedingzitting in augustus 2022 waarbij [gedaagde 1] c.s. niet als partijen betrokken waren, is aan [eiser 1] c.s. bekend geworden dat [gedaagde 1] een opname heeft gemaakt van een telefoongesprek tussen hem en een medewerker van een klant van [eiser 1] . Die opname is gemaakt in de periode dat [gedaagde 1] c.s. nog aandeelhouders van [eiser 1] waren. Het conflict dat de aanleiding vormde voor het sluiten van de vso, had onder meer te maken met een incident waar deze klant bij betrokken was.
3.3.
De toenmalige advocaat van [gedaagde 1] c.s. heeft de geluidsopname nog in zijn dossier.

4.Het geschil

4.1.
[eiser 1] c.s. vorderen na eiswijziging, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde 1] c.s. door de geluidsopname achter te houden artikel 3.2.8 van de vso alsmede het geheimhoudingsbeding in artikel 7.2 hebben overtreden,
II. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen het geheimhoudingsbeding na te leven en derhalve geen informatie zoals bedoeld in artikel 7.2 van de vso naar buiten te brengen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per keer en € 500,00 per dag te rekenen vanaf de dag van de eerstvolgende overtreding, indien blijkt dat [gedaagde 1] c.s. niet alle bedrijfseigendommen hebben overgelegd of het geheimhoudingsbeding zullen overtreden,
III. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2.
[gedaagde 1] c.s. concluderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot het niet ontvankelijk verklaren althans tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser 1] c.s. in de proceskosten, waaronder de nakosten, de wettelijke rente over de (na)kosten en de executiekosten.

5.De beoordeling

Eiswijziging

5.1.
Ter zitting hebben [eiser 1] c.s. hun eis gewijzigd. [gedaagde 1] c.s. hebben hier geen bezwaar tegen gemaakt, dus de rechtbank zal beslissen op de gewijzigde eis. Daarnaast hebben [eiser 1] c.s. ter zitting toegelicht dat zij met hun vordering onder I bedoelen dat het geheimhoudingsbeding is overtreden doordat over de geluidsopname is gesproken tijdens de kort gedingzitting. [gedaagde 1] c.s. hebben verklaard dit ook zo begrepen te hebben, zodat de rechtbank daar ook vanuit gaat.
5.2.
De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser 1] c.s. af en overweegt hiertoe als volgt.
Vordering I wordt afgewezen; geen bedrijfseigendom achtergehouden
5.3.
Vordering I wordt afgewezen, omdat niet is gebleken dat [gedaagde 1] c.s. niet alle bedrijfseigendommen van [eiser 1] B.V. hebben overgedragen.
5.4.
[eiser 1] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] c.s. artikel 3.2.8 van de vso hebben geschonden door de hier bedoelde geluidsopname niet in te leveren. [gedaagde 1] c.s. hebben dat gemotiveerd betwist. Zij voeren aan dat de usb-stick waarop de opname stond samen met andere zaken die aan de [eiser 1] -groep moesten worden teruggeven, is overgedragen. Gelet op deze betwisting, lag het op de weg van [eiser 1] c.s. om hun stellingen op dit punt van een nadere onderbouwing te voorzien. Dat hebben zij niet gedaan. Dat de toenmalige advocaat van [gedaagde 1] c.s. de opname nog in zijn dossier heeft, is daarvoor onvoldoende. Een advocaat heeft immers een wettelijke bewaarplicht. Dat deze advocaat het geluidsfragment nog in zijn dossier heeft, betekent bovendien niet dat [gedaagde 1] c.s. er zelf ook nog over beschikken. In rechte staat dus niet vast dat [gedaagde 1] c.s. het geluidsfragment hebben achtergehouden.
5.5.
Voor nadere bewijslevering op dit punt zoals door [eiser 1] c.s. ter zitting aangeboden, is geen plaats. Er is naar het oordeel van de rechtbank namelijk, los van de vraag of [gedaagde 1] c.s. het geluidsfragment hebben achterhouden, geen sprake van bedrijfseigendommen van [eiser 1] c.s. Volgens [eiser 1] c.s. zijn gesprekken die een werknemer tijdens werktijd opneemt eigendom van het bedrijf. In dit geval is evenwel geen sprake van een door een werknemer opgenomen gesprek. [gedaagde 1] c.s. was (indirect) aandeelhouder. Deze vergelijking gaat dus niet op. Niet valt in te zien dat een door een aandeelhouder gemaakte geluidsopname waarin wordt gesproken over de vennootschap waarin hij aandeelhouder is, eigendom is van die vennootschap. Er waren geen medewerkers betrokken bij het gesprek. Bovendien ging het gesprek niet over de bedrijfsvoering van [eiser 1] c.s. Verdere informatie over de inhoud van de opname die de conclusie zou kunnen dragen dat sprake is van bedrijfseigendom is niet verstrekt.
Vordering II wordt afgewezen; niet gebleken dat geheimhoudingsplicht is geschonden
5.6.
In artikel 7.2 van de vso hebben partijen zich over en weer verbonden om geen negatieve uitlatingen te doen over elkaar. [gedaagde 1] c.s. hebben zich voorts verbonden om informatie over de [eiser 1] -groep die zij tijdens (onder meer) het aandeelhouderschap hebben verkregen geheim te houden. Niet gebleken is dat zij zich negatief over de [eiser 1] -groep hebben uitgelaten of informatie over de [eiser 1] -groep openbaar hebben gemaakt. In het onder de feiten vermelde kort geding is door derden gesproken over het bestaan van een door [gedaagde 1] gemaakte gespreksopname. Zonder nadere toelichting op dat punt, die [eiser 1] c.s. niet hebben gegeven, valt niet in te zien dat [gedaagde 1] c.s. daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Bovendien is de inhoud van de opname tijdens het kort geding niet geopenbaard. Dat er kennelijk anderen dan [gedaagde 1] c.s. zijn die van de opname weten, is onvoldoende om de conclusie te kunnen dragen dat [gedaagde 1] c.s. hun geheimhoudingsplicht geschonden hebben. Bij dit alles komt nog dat weinig bekend is geworden over de exacte inhoud van de geluidsopname. Ook dat staat eraan in de weg dat tot het oordeel wordt gekomen dat sprake is van schending van de geheimhoudingsplicht.
5.7.
De andere verweren van [gedaagde 1] c.s. behoeven geen bespreking meer.
Proceskosten
5.8.
Aangezien [eiser 1] c.s. in het ongelijk worden gesteld, worden zij veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de kant van [gedaagde 1] c.s. begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punt x tarief € 614,00)
- nakosten
€ 173,00
Totaal € 1.715,00
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.10.
[gedaagde 1] c.s. vorderen vergoeding door [eiser 1] c.s. van kosten die zij mogelijk in de toekomst zullen maken om de proceskostenveroordeling ten uitvoer te leggen. Het is niet zeker of die kosten überhaupt gemaakt zullen worden. Voor toewijzing daarvan bij dit vonnis is dan ook geen plaats.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.715,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis moet daarna worden betekend, moeten [eiser 1] c.s. € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.3.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten en de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
3727/1861/32