ECLI:NL:RBROT:2024:2285

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
ROT 22/5279
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tweede tussenuitspraak inzake herstel van gebreken in bestuursbesluit door gemeente Hardinxveld-Giessendam

In deze tweede tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 25 maart 2024, wordt ingegaan op de procedure rondom een beroep van eiser, [naam eiser], tegen het college van burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam. De rechtbank had eerder op 20 oktober 2023 een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit van 29 september 2022 niet zorgvuldig tot stand was gekomen. Verweerder had de opdracht gekregen om de geconstateerde gebreken te herstellen, maar in de reactie van 11 januari 2024 heeft verweerder niet voldaan aan deze opdracht. De rechtbank oordeelt dat de gebreken in het besluit nog steeds niet zijn hersteld en biedt verweerder opnieuw de kans om dit te doen. Eiser heeft zijn beroep op 16 december 2024 ingetrokken, maar de rechtbank benadrukt dat dit niet afdoet aan de noodzaak voor verweerder om de gebreken te verhelpen. De rechtbank stelt een termijn van vier weken in voor verweerder om het gebrek te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De rechtbank past hierbij de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht toe.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5279
tweede tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht van 25 maart 2024 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit Hardinxveld-Giessendam, eiser

(gemachtigde: mr. D.F. Lansbergen),
en
het college van burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.M. Berendsen).

Inleiding

Voor het procesverloop tot en met 20 oktober 2023 verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van die datum.
Op 11 januari 2024 heeft verweerder een reactie op de tussenuitspraak ingediend. Daarbij heeft verweerder tevens nadere stukken ingediend en verstrekt.
Op 14 februari 2024 heeft eiser hierop gereageerd.

Beoordeling door de rechtbank

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
De tussenuitspraak van 20 oktober 2023 en de reactie van verweerder daarop
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit (van 29 september 2022) niet zorgvuldig tot stand is gekomen en evenmin goed is gemotiveerd. Aan verweerder is gevraagd de volgende gebreken te herstellen. Verweerder zal allereerst duidelijkheid moeten verschaffen, bijvoorbeeld door een inventarislijst, welke documenten aan eiser zijn verstrekt. Verder zal verweerder moeten motiveren hoe het onderzoek naar aanleiding van eisers Woo-verzoek is verricht, op welke wijze en op welke plekken naar documenten is gezocht, en in hoeverre is onderzocht of documenten, waarvan verweerder stelt dat deze niet meer aanwezig zijn, nog kunnen worden opgevraagd bij externen.
3. Verweerder heeft in de reactie op de tussenuitspraak op 11 januari 2024 het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van de tussenuitspraak van 20 oktober 2023 inzake eiser [naam eiser] , heeft er binnen onze gemeente Hardinxveld-Giessendam opnieuw een zoekslag plaatsgevonden. Op dit moment zijn er 103 stukken gevonden. Deze worden hierbij met u gedeeld. Wij hebben binnen de organisatie nogmaals uitvoerig onderzoek gedaan naar nog niet eerder verstrekte stukken in deze zaak. Aangezien het Woo-verzoek betrekking heeft op de grondophoging uit 2019 is dit erg lastig gebleken. Andere stukken dan die hierbij verstrekt, kunnen wij niet achterhalen. Gelet op de hoeveelheid stukken is er een mogelijkheid dat er stukken aanwezig zijn, die al eerder zijn verstrekt. De gedeelde stukken zijn geanonimiseerd. In de stukken kunt u terug vinden op grond van welk artikel uit de Woo de stukken zijn geanonimiseerd.”
Bij deze reactie heeft verweerder ruim 1.400 pagina’s aan nadere documenten meegestuurd. Deze documenten zijn deels zwart gelakt. Daarbij heeft verweerder per document in een noot aangegeven op basis van welke bepaling uit de Woo passages zijn zwart gelakt.
4. Eiser heeft in een reactie op de aanvullende documenten van verweerder van 11 januari 2024 naar voren gebracht dat verweerder niet in de herstelpoging is geslaagd. Allereerst stelt eiser dat er geen inventarislijst is overgelegd en de oude en nieuwe documenten niet zijn genummerd. Het is op die manier voor hem ondoenlijk om na te gaan welke nieuwe documenten nu zijn overgelegd ten opzichte van het primaire besluit, het besluit op bezwaar en het verweerschrift in beroep. Daarnaast had verweerder moeten aangeven met een inventarisatielijst over welke documenten eiser reeds beschikt en welke nieuwe documenten zijn gevonden. Tenslotte moet expliciet worden aangeven welke documenten horen bij het specifieke Woo-verzoek. Verder stelt eiser dat de zoekslag niet is gemotiveerd. Eiser wijst er tenslotte op dat het daarom ondoenlijk is om specifiek te reageren op de ‘nieuwe’ documenten.
5. De rechtbank is, zoals ook eiser stelt, van oordeel dat verweerder met de reactie van 11 januari 2024 het eerder geconstateerde gebrek niet heeft hersteld. Verweerder stelt dat hij nogmaals een zoekslag heeft uitgevoerd, maar heeft daarbij niet gemotiveerd hoe de zoekslag heeft plaatsgevonden. Evenmin blijkt dat is onderzocht of er documenten niet meer aanwezig zijn en zo, ja of die nog kunnen worden opgevraagd bij externen. Daarnaast is geen inzicht verstrekt in de aan eiser verstrekte documenten door een inventarislijst te overleggen en de stukken te nummeren. De rechtbank acht dat met name van groot belang, omdat verweerder naar aanleiding van een nieuwe zoekslag nog een groot aantal documenten heeft gevonden en verstrekt. Het is voor eiser en ook voor de rechtbank dan ook lastig om inzicht te krijgen in de verstrekte documenten. Het bestreden besluit is dus nog steeds in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel van in artikel 3:2 van de Awb en het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

6. Verweerder heeft het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit niet hersteld. Normaal gesproken volgt in zo’n geval een einduitspraak op het beroep, waarin het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder wordt opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank is echter van oordeel dat in het kader van de finale geschilbeslechting partijen hiermee niet zijn geholpen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om een tweede tussenuitspraak te doen en verweerder (nogmaals) in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Met inachtneming van wat de rechtbank hiervoor en in de tussenuitspraak van 20 oktober 2023 heeft overwogen zal verweerder de verstrekte documenten moeten nummeren, een inventarislijst moeten opstellen van alle openbaar gemaakte documenten (met een verwijzing naar de nummering en op grond van welke bepaling uit de Woo passages zijn zwartgelakt, zoals thans in de noot is opgenomen). Daarbij dient verweerder, zoals volgt uit 9. van de tussenuitspraak, aan te geven wanneer het betreffende document openbaar is gemaakt (met het primaire besluit van 28 oktober 2021, met het bestreden besluit van 29 september 2022, of naar aanleiding van de eerste tussenuitspraak van 20 oktober 2023). Daarnaast verzoekt de rechtbank verweerder aan te geven hoe het onderzoek naar aanleiding van eisers Woo-verzoek is verricht, op welke wijze en op welke plekken naar documenten is gezocht, zoals volgt uit 12. van de tussenuitspraak. De rechtbank past hiermee de artikelen 8:51a, eerste lid, en 8:80a van de Awb toe.
7. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
8. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat zo spoedig mogelijk mededelen aan de rechtbank (op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen). Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen, en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep.
9. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak van 20 oktober 2023. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak en de tussenuitspraak van 20 oktober 2023;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.