ECLI:NL:RBROT:2024:2275

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
FT EA 21-1475
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens nieuwe schulden en detentie

Op 8 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De bewindvoerder had op 17 januari 2024 verzocht om de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen, wat door de rechter-commissaris werd goedgekeurd. Tijdens de zitting op 29 februari 2024 zijn de bewindvoerder, de schuldenaar en de beschermingsbewindvoerder, mevrouw C. van Zwienen, gehoord. De bewindvoerder rapporteerde dat de schuldenaar nieuwe schulden had opgebouwd, waaronder een terugvordering van zorgtoeslag, een schadevergoeding aan een ex-partner, en diverse andere schulden, die samen oplopen tot minstens € 4.639,46. Daarnaast was er een boedelachterstand van € 25,22. De schuldenaar had ook enige tijd in detentie gezeten wegens strafbare feiten, wat niet verenigbaar is met de schuldsaneringsregeling. De alcoholverslaving van de schuldenaar droeg bij aan de nieuwe schulden en het gebrek aan een stabiele woonsituatie.

De beschermingsbewindvoerder en de schuldenaar kwamen gezamenlijk tot de conclusie dat het beter was om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, zodat de schuldenaar eerst zijn verslaving onder controle kan krijgen en een stabiele woonsituatie kan opbouwen. De rechtbank oordeelde dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet langer wenselijk was en beëindigde deze op grond van artikel 350, derde lid, onder g van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.004,69, inclusief onkosten en omzetbelasting. De rechtbank benadrukte dat er onvoldoende baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege. De uitspraak werd gedaan door mr. C. de Jong en in aanwezigheid van griffier L.M. Heinis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 8 maart 2024
Bij vonnis van deze rechtbank van 31 januari 2022 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar01],
[adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: N. Pavljasevic.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht op 17 januari 2024 de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 17 januari 2024 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft op 14 februari 2024 een laatste stand van zaken ingediend.
De bewindvoerder, schuldenaar en beschermingsbewindvoerder mevrouw C. van Zwienen zijn gehoord ter terechtzitting van 29 februari 2024.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Bewindvoerder
Uit de laatste stand van zaken blijkt dat sprake is van een aantal nieuwe schulden: een terugvordering zorgtoeslag door de Belastingdienst ten bedrage van € 455,--; een schadevergoeding wegens stalking aan ex-partner ten bedrage van € 1500,--; een schuld ten behoeve van KPN van € 2.054,16; een schuld ten behoeve van Faircasso namens KPN van € 630,30; enkele RET boetes. Tezamen loopt dit op tot een bedrag van minstens € 4.639,46. Daarnaast is er een boedelachterstand van € 25,22. De bewindvoerder heeft geen plan van aanpak ontvangen over betaling van de nieuwe schulden en de boedelachterstand.
Daarnaast heeft schuldenaar gedurende de schuldsaneringsregeling enige tijd in detentie gezeten wegens openbare dronkenschap, belediging, winkeldiefstal en het belagen en/of stalken van de ex-partner. Het plegen van strafbare feiten is niet verenigbaar met de schuldsaneringsregeling. Gedurende de tijd dat schuldenaar in detentie zat, is zijn Participatiewet-uitkering voor daklozen stopgezet. De alcoholverslaving van schuldenaar speelt weer op, waardoor nieuwe schulden ontstaan en de neiging tot het plegen van strafbare feiten. Momenteel heeft schuldenaar geen vaste woon- en verblijfplaats.
Beschermingsbewindvoerder en schuldenaar
De beschermingsbewindvoerder heeft overlegd met schuldenaar en is er in samenspraak op uitgekomen dat het beter is om met de schuldsaneringsregeling te stoppen. Schuldenaar moet eerst de verslaving onder controle krijgen en een stabiele woonsituatie hebben. Ter zitting is dit standpunt bevestigd door zowel schuldenaar als de beschermingsbewindvoerder. Schuldenaar doet een beroep op de spijtoptantenregeling.

3.De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat schuldenaar de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet langer wenselijk acht. De toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt daarom beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder g van de Faillissementswet.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt verder vast dat er onvoldoende baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.004,69.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.