In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats was en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte was aangeklaagd voor wederspannigheid, omdat hij zich zou hebben verzet tegen de rechtmatige uitoefening van de verbalisanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verbalisanten niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren, omdat niet kon worden vastgesteld ter zake van welk strafbaar feit de verdachte staande gehouden of aangehouden zou moeten worden. De verdachte had zich op 24 november 2023 in de nabijheid van een plek waar vaak bedelaars staan bevonden en was door de verbalisanten aangesproken. Toen hij wegliep en de verbalisanten hem wilden controleren, ontstond er een fysieke confrontatie. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de verdachte zich op die plek bevond en niet met de verbalisanten wilde praten, onvoldoende was voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.