ECLI:NL:RBROT:2024:2266
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bezwaarschrift ex artikel 182 lid 6 Sv na verwijzing naar rechter-commissaris
Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de bezwaarde, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R. van Leusden, een bezwaarschrift had ingediend tegen de afwijzing van de rechter-commissaris. De bezwaarde was betrokken bij een strafzaak die op 10 maart 2023 was aangevangen. De rechtbank had de behandeling van de strafzaak op 28 november 2023 geschorst en verwezen naar de rechter-commissaris voor verdere onderzoekswensen. De rechter-commissaris had op 3 januari 2024 de verzoeken van de verdediging afgewezen. Het bezwaarschrift werd op 11 januari 2024 ingediend en op 22 februari 2024 behandeld in besloten raadkamer. De rechtbank hoorde de raadsman en de officier van justitie, mr. L.T.M. Verhoeven, maar de bezwaarde was niet aanwezig. Het bezwaar richtte zich tegen de afwijzing van het verzoek om onderzoek naar verdovende middelen en alcohol in het bloed van de overleden bestuurder van het voertuig waarmee de bezwaarde in botsing was gekomen. De officier van justitie concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaar, stellende dat het verzoek een herhaling was van een eerder afgewezen verzoek. De rechtbank oordeelde dat na verwijzing naar de rechter-commissaris er geen plaats meer was voor een bezwaarschrift op grond van artikel 182 lid 6 Sv. De rechtbank verklaarde de bezwaarde niet-ontvankelijk in zijn bezwaar.