ECLI:NL:RBROT:2024:2249

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
10-194063-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door rij-instructeur met schoonzus en nicht

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rij-instructeur die ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn schoonzus en nicht. De verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], werd beschuldigd van het aanraken van de borsten van beide slachtoffers tijdens rijlessen en massages. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als rij-instructeur en de nauwe familiebanden met de slachtoffers. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 180 uur, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, met een proeftijd van één jaar. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met de slachtoffers en moet de verdachte schadevergoeding betalen aan beide benadeelde partijen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en consistent beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de handelingen van de verdachte als ontuchtig moeten worden aangemerkt, gezien de herhaling en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gevolgen voor de slachtoffers, die nog steeds onder de gevolgen van de handelingen lijden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-194063-22
Datum uitspraak: 30 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] ,
raadsman mr. W.J. Backer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangeefsters [aangeefster01] ( [aangeefster01] ) en [aangeefster02] ( [aangeefster02] ) en een locatieverbod, met bevel dat iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van (ten hoogste) één week, met een maximum van zes maanden.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie ten aanzien van feit 1

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie wegens verjaring niet-ontvankelijk is voor de periode van de tenlastelegging van 1 januari 1997 tot en met 31 maart 2001, maar wel voor de resterende periode van 1 april 2001 tot en met 1 augustus 2021. Dit gelet op, kort gezegd, de laatste wijziging van artikel 70 van het Strafrecht (hierna: Sr) op 1 april 2013 in combinatie met de maximale strafbedreiging die geldt voor artikel 246 Sr en de leeftijd van het slachtoffer [slachtoffer01] .
4.2.
Beoordeling
Op grond van artikel 246 Sr wordt hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Op grond van artikel 70, eerste lid, Sr vervalt het recht tot strafvordering door verjaring: (…) 4° in twintig jaren voor de misdrijven waarop gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
Op grond van het tweede lid en in afwijking van het eerste lid, verjaart het recht tot strafvordering niet: (…) 2° voor de misdrijven, omschreven in de artikelen (…) 246, voor zover het feit is gepleegd ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
.
Op grond van artikel 70 verjaren feiten dus niet als zij zijn gepleegd ten aanzien van [slachtoffer01] in de periode dat zij nog geen achttien jaren was. Dit geldt echter pas vanaf 1 april 2013. Het overgangsrecht bepaalt dat dezelfde feiten die zijn gepleegd voor 1 april 2013, ook niet verjaren, tenzij die feiten voor 1 april 2013 al waren verjaard.
De rechtbank moet dus de vraag beantwoorden of het recht tot strafvordering voor tenlastegelegde feiten al was verjaard voor 1 april 2013.
Voor 1 april 2013 bepaalde artikel 71 Sr dat de termijn van verjaring (…) bij de misdrijven omschreven in de artikelen 240b, 242 tot en met 250 (…), begint op de dag na die waarop die persoon achttien jaren is geworden. [slachtoffer01] werd 18 jaren op [datum01]. Het recht op strafvordering verviel op dat moment op grond van artikel 70 Sr in twaalf jaren, dus in 2018.
Het recht tot strafvordering voor de tenlastegelegde feiten waarbij [slachtoffer01] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
,was niet verjaard voor 1 april 2013 en is door het huidige artikel 70 ook daarna niet verjaard.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdachte dient van beide feiten te worden vrijgesproken, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor een bewezenverklaring.
Behalve dat de aangifte van [slachtoffer01] onvoldoende specifiek is en er sprake is van een enorm tijdsverloop, met het risico op vertekening van herinneringen, vinden de verklaringen van de aangeefsters onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal. Er is niet voldaan aan het vereiste bewijsminimum. De verdachte heeft ten slotte stellig ontkend dat hij [slachtoffer01] en [slachtoffer02] op wat voor wijze dan ook seksueel heeft benaderd.
Beoordeling
Anders dan de verdediging, stelt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen vast dat de door [slachtoffer01] achtereenvolgens afgelegde verklaringen concreet en consistent zijn. Zij heeft gedetailleerd verklaard over de aard van de handelingen die de verdachte bij haar heeft verricht, met name tijdens de autorijlessen en de massages, en over de plaats en de context waarin de handelingen hebben plaatsgevonden. Zij heeft daarbij concrete en specifieke omstandigheden genoemd, bijvoorbeeld hoe haar zus reageerde op de tik van de verdachte op haar billen, met welke hand de verdachte haar borst aanraakte en hoe zijn positie op dat moment was, dat haar moeder en zus naar een feest waren gegaan, dat zij pasta aten, dat zij een Kruidvat T-shirt droeg, en dat een voorval is gebeurd tijdens de rijles in Spaanse Polder. Het begin van de aanrandingen valt bovendien samen met de periode waarin zij begon met het dwangmatig eruit trekken van haar eigen haar. Wat zij tegen andere personen heeft verteld over de ontuchtige handelingen, komt in grote lijnen overeen met haar verklaring bij de politie. Dit blijkt uit de verklaring van haar vriendin [naam01] , die overigens heeft verklaard dat de verdachte ook haar bij de borst heeft betast bij het achteruitrijden tijdens een autorijles van de verdachte. Ook haar nichtje [slachtoffer02] heeft verklaard dat de verdachte haar op soortgelijke wijze heeft benaderd, en zij heeft aangifte tegen hem gedaan.
[slachtoffer01] ’s verklaringen staan dan ook niet op zichzelf. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer01] daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De verklaring van [slachtoffer02] vindt steun in het gesprek dat de verdachte heeft gevoerd met de vader van [slachtoffer02] (de zwager van de verdachte). In dit opgenomen gesprek confronteert zijn zwager de verdachte met beschuldigingen van [slachtoffer02] . De verdachte ontkent de beschuldigingen vervolgens niet, maar hij zegt dat de handelingen van kortere duur waren dan zij aan haar vader heeft verteld. De inhoud van dit gesprek biedt daarom steun aan de verklaring van [slachtoffer02] , en kan tot het bewijs dienen.
Verder acht de rechtbank van belang dat de verklaringen van de aangeefsters op essentiële punten overeenkomen, onder andere waar het gaat om de handelwijze van de verdachte hanteerde. Zo legde hij volgens hen beiden zijn hand op hun borst als zij tijdens de autolessen achteruit moesten rijden.
Ontucht
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of de ten laste gelegde handelingen als ontuchtig zijn aan te merken. Ontuchtige handelingen zijn handelingen gericht op seksueel contact in strijd met de sociaal-ethische norm.
De verdediging heeft betwist dat er sprake was van ontuchtige handelingen, omdat de verdachte volgens eigen zeggen geen seksuele intentie had en niet iedere aanraking tijdens een rijles als ontuchtig kan worden aangemerkt.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Aangezien beide aangeefsters hebben verklaard dat het meermalen is gebeurd dat de verdachte met zijn hand over hun borst aaide, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hun borst niet per ongeluk aanraakte, maar dat hij het achteruitrijden juist als excuus gebruikte om hun borst aan te kunnen raken. Die handeling was geenszins noodzakelijk voor het rij-onderwijs. Gezien de herhaling van deze handelingen bij verschillende rijlessen kan het niet anders zijn dan dat verdachte bij het aanraken van zowel [slachtoffer01] als [slachtoffer02] een seksuele intentie heeft gehad.
Het ontuchtige karakter van de overige tenlastegelegde feiten is niet weersproken en blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende uit de handelingen zelf.
Dwang
De rechtbank is verder van oordeel dat er sprake is van dwang doordat er tussen aangeefsters en verdachte sprake was van een groot leeftijdsverschil van minstens 14 jaar en hij hun rij-instructeur was. Bovendien raakte hij hen onverhoeds aan, terwijl [slachtoffer01] en [slachtoffer02] de lesauto bestuurden, waardoor zij zich niet aan het handelen van verdachte konden onttrekken.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde handelingen onder feit 1 en feit 2 primair heeft gepleegd.
Conclusie
Dit betekent dat feit 1 en 2 primair wettig en overtuigend bewezen zijn.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1en
2 primairten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 1 januari 1997 tot en met 1 augustus 2021 te
Schiedam en/of Rotterdam, althans in Nederland,
door een andere
feitelijkheid, te weten
- door fysiek overwicht en overwicht in leeftijd en/door misbruik te maken van
de situatie,
- door onverhoeds [slachtoffer01] aan te raken en
- door meermalen in een auto tijdens (formele en informele) rijlessen die [slachtoffer01] aan
te raken, waardoor zij zich niet aan die aanrakingen kon onttrekken,
die [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
te weten door
- die minderjarige [slachtoffer01] te vragen op zijn bed erbij te komen zitten, haar
schouder over haar kleding te strelen en aan te raken en onverhoeds haar
linkerborst onder haar kleding aan te raken,
- die minderjarige [slachtoffer01] onverhoeds met zijn hand op haar billen te tikken,
- tijdens (informele) rijles de borst van die minderjarige [slachtoffer01] te strelen en aan
te raken,
- tijdens rijlessen de benen en/of borsten van die (meerderjarige) [slachtoffer01] te strelen
en aan te raken,
- onverhoeds tijdens het kraken de schouder van die (meerderjarige) [slachtoffer01] op te
tillen en haar borst aan te raken;
2 primair
hij in de periode van 1 juli 2014 tot en met 1 maart 2015 te Schiedam
en/of Rotterdam, althans in Nederland,
door een andere
feitelijkheid, te weten
- door fysiek overwicht en overwicht in leeftijd en door misbruik te maken van
de situatie,
- door onverhoeds [slachtoffer02] aan te raken,
- door meermalen in een auto tijdens rijlessen die [slachtoffer02] aan te raken, waardoor zij
zich niet aan die aanrakingen kon onttrekken en- door die [slachtoffer02] aan te raken terwijl zij in zijn, verdachtes, leslokaal bezig was met
het maken van theorie-examens,
die [slachtoffer02] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
door
- meermalen tijdens rijles onverhoeds de borsten en het borstbeen van die [slachtoffer02]
te strelen en/of aan te raken en
- terwijl die [slachtoffer02] in een leslokaal op een computer theorie-examens aan het
oefenen was de schouders van die [slachtoffer02] over haar kleding te masseren en steeds
lager op het lichaam van die [slachtoffer02] te masseren en/of onverhoeds de borsten van
die [slachtoffer02] onder haar kleding te masseren en/of vast te houden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten onder 1 en 2 primair leveren telkens op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met zijn schoonzusje en veel later met zijn nichtje. De handelingen bij zijn schoonzusje begonnen toen zij pas 9 jaar oud was. Bij het nichtje sloeg hij toe toen zij bij hem theorielessen voor de personenauto kwam volgen.
In zijn hoedanigheid van rij-instructeur had de verdachte de gelegenheid om in de beslotenheid van de lesauto ontuchtige handelingen met hen te plegen. Daarnaast gebruikte hij zijn massage- en kraaktechnieken om ontuchtige handelingen bij hen te verrichten waarvan zij niet gediend waren.
De verdachte heeft dit gedaan tegen de achtergrond van nauwe familiebanden. De verdachte moet hebben geweten dat zijn slachtoffers door de familiebanden een nog hogere drempel zouden ervaren om weerstand te bieden tegen hem, en/of om derden te vertellen over wat de verdachte hen aandeed. Van deze achtergrond heeft de verdachte misbruik gemaakt.
Het gaat om ernstige strafbare feiten, waarbij de verdachte de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens voor ogen had. Hij heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Het voorgaande heeft bij de slachtoffers gevoelens van schaamte, onveiligheid en wantrouwen opgeroepen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke zedendelicten nog lang kunnen lijden onder de psychische gevolgen ervan. Dat daarvan ook in dit geval sprake is, blijkt uit de aangrijpende slachtofferverklaringen die door de raadsvrouw van de slachtoffers zijn voorgelezen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Zo komt uit deze verklaringen duidelijk naar voren dat zowel [slachtoffer01] als [slachtoffer02] nog steeds gebukt gaan onder de ontuchtige handelingen die de verdachte hen heeft laten ondergaan. [slachtoffer01] is gediagnostiseerd met psychotrauma en PTSS en ondergaat daarvoor behandelingen. Haar herstelproces is na twee jaar nog gaande. Ook [slachtoffer02] heeft verklaard dat zij nog steeds bezig is met behandelingen om haar trauma te kunnen verwerken.
De verdachte heeft ter terechtzitting geen enkel inzicht getoond in de ernst van de door hem begane strafbare feiten en heeft daarvoor ook geen enkele verantwoordelijkheid genomen. Sterker nog, gelet op zijn verklaring ter terechtzitting, schuift de verdachte veeleer de schuld in de schoenen van de slachtoffers, in die zin dat in zijn visie de aangevers tegen hem samenspannen en voor ontwrichting binnen de (schoon)familie zorgen.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 april 2023. Dit rapport houdt – kort samengevat – in dat zich in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte op veel gebieden geen problematiek voordoet. Zo heeft hij een stabiele vorm van huisvesting, een stabiel huwelijk, een gezinsleven dat overeind is gebleven ondanks de onderhavige zaak, en een sociaal netwerk. Voor zover de rapporteur het heeft kunnen beoordelen, is er geen sprake van problematiek op het gebied van middelengebruik of psychische problematiek (in enge zin). Wel zit de verdachte op dit moment in een schuldsaneringstraject, en zijn er door deze strafzaak diverse breuken ontstaan in de banden met zijn (schoon)familie.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Ter zitting heeft de raadsman verzocht om bij een schuldigverklaring in de strafmaat ook rekening te houden met de nadelige gevolgen die deze strafzaak voor de verdachte. Hij moest stoppen met zijn baan als chauffeur omdat zijn Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) werd ingetrokken. Daarnaast is hij momenteel herstellende van een burn-out.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is in beginsel een gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de feiten dateren van een tijd geleden en de verdachte niet eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij haar oordeel over de straf betrokken dat de kans aanwezig is dat de verdachte opnieuw massages zal geven en/ of rijles zal geven. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er mede toe om hem ervan te weerhouden tijdens die handelingen opnieuw ontuchtig te handelen.
Vrijheidsbeperkende maatregel op de voet van artikel 38v Sr
Om het gevoel van veiligheid bij de slachtoffers te waarborgen ziet de rechtbank aanleiding om op de voet van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen voor de periode van 1 jaar, waarbij het de verdachte verboden wordt om met de aangeefsters [aangeefster01] en [aangeefster02] contact te hebben (contactverbod) en zich te begeven op hun woonadressen (locatieverbod).
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

9.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd:
[benadeelde partij01] ter zake van het ten laste gelegde feit onder 1;
[benadeelde partij02] ter zake van het ten laste gelegde feit onder 2.
De benadeelde partijen worden daarbij vertegenwoordigd door hun gemachtigden,
mrs. N Stolk en A.N. Faber.
[benadeelde partij01]
De benadeelde partij [benadeelde partij01] vordert een vergoeding van € 385,- aan materiële schade, bestaande uit eigen risico zorgverzekering en een vergoeding van €1.250,00 aan immateriële schade. Dit komt uit op een totaalbedrag van € 1.635,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde partij02]
De benadeelde partij [benadeelde partij02] vordert een vergoeding van € 385,- aan materiële schade, bestaande uit eigen risico zorgverzekering en een vergoeding van €1.250,00 aan immateriële schade. Dit komt uit op een totaalbedrag van € 1.635,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot algehele toewijzing van de vorderingen van de beide benadeelde partijen, vermeerderd met wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de beide vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de door hem bepleite vrijspraken en vanwege de complexiteit van de beoordeling, en subsidiair afwijzing van de vorderingen vanwege het ontbreken van causaal verband. Meer subsidiair heeft de raadsman om een forse matiging van het bedrag aan immateriële schadevergoeding verzocht.
9.3.
Beoordeling
Materiële schade
Anders dan de verdediging heeft gesteld, is komen vast te staan dat zowel aan [benadeelde partij01] als aan [benadeelde partij02] rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht door de bewezenverklaarde strafbare feiten 1 respectievelijk 2. De gevorderde schadevergoeding voor het eigen risico van de zorgverzekeraar over het jaar 2023 is in beide gevallen genoegzaam onderbouwd. De gevorderde vergoeding wordt dan ook integraal toegewezen.
Immateriële schade
Daarnaast is zowel aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] als aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] door de bewezenverklaarde feiten ook rechtstreeks immateriële schade toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben de benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien de benadeelde partijen ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel hebben opgelopen en er ernstig inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit. Op grond van de door de benadeelde partijen gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, komen de aan immateriële schade gevorderde bedragen de rechtbank redelijk en billijk voor. Het aan immateriële schadevergoeding gevorderde bedrag van € 1.250,00 voor iedere benadeelde partij zal dan ook worden toegewezen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregelDe benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 januari 1997 (inzake [benadeelde partij01] ) respectievelijk
1 juli 2014 (inzake [benadeelde partij02] ), te weten de eerste dag van de periodes waarin de ten laste gelegde feiten bewezen zijn verklaard. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag.
Nu de vordering van de benadeelde partijen zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] een schadevergoeding betalen van
€ 1.635,-- vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] een schadevergoeding betalen van
€ 1.635,-- vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 (één) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte daarnaast tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (negentig) dagen;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 1 (één) jaar, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen na het onherroepelijk worden van dit vonnis:
1a. zich niet op te houden rondom het [adres02] (woonadres [slachtoffer01] );
1b. zich niet op te houden rondom de [adres03] (woonadres [slachtoffer02] );
2a. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer01] , geboren [geboortedatum02] ;
2b. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer02] , geboren [geboortedatum03] ;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij01]te betalen een bedrag van
€ 1.635,00 (zegge: duizend zeshonderdvijfendertig euro), bestaande uit € 385,00 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 1997 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te
betalen € 1.635,00 (zegge: duizend zeshonderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1997 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van 1.635,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
26 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij02]te betalen een bedrag van
€ 1.635,00 (zegge: duizend zeshonderdvijfendertig euro), bestaande uit € 385,00 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij02] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen
€ 1.635,00 (zegge: duizend zeshonderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van 1.635,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
26 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en mr. drs. D.M. Douwes,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 januari 2024.
De oudste rechter is niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1997 tot en met 1 augustus 2021 te
Schiedam en/of Rotterdam, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten
- door fysiek overwicht en/of overwicht in leeftijd en/of door misbruik te maken van
de situatie,
- door onverhoeds die [slachtoffer01] aan te raken en/of
- door meermalen in een auto tijdens (formele en informele) rijlessen die [slachtoffer01] aan
te raken, waardoor zij zich niet aan die aanrakingen kon onttrekken,
die [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
te weten door
- die (minderjarige) [slachtoffer01] te vragen op zijn bed erbij te komen zitten, haar schouder over haar kleding te strelen en/of aan te raken en/of onverhoeds haar linkerborst onder haar kleding aan te raken,
- die (minderjarige) [slachtoffer01] onverhoeds met zijn hand(en) op haar bil(len) te tikken,
- tijdens (informele) rijles de borst van die (minderjarige) [slachtoffer01] te strelen en/of aan
te raken,
- tijdens rijlessen de benen en/of borsten van die (meerderjarige) [slachtoffer01] te strelen
en/of aan te raken,
- onverhoeds tijdens het kraken de schouder van die (meerderjarige) [slachtoffer01] op te
tillen en haar borst aan te raken;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 1 maart 2015 te Schiedam
en/of Rotterdam, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten
- door fysiek overwicht en/of overwicht in leeftijd en/of door misbruik te maken van
de situatie,
- door onverhoeds [slachtoffer02] aan te raken,
- door meermalen in een auto tijdens rijlessen die [slachtoffer02] aan te raken, waardoor zij
zich niet aan die aanrakingen kon onttrekken en/of
- door die [slachtoffer02] aan te raken terwijl zij in zijn, verdachtes, leslokaal bezig was met
het maken van theorie-examens,
die [slachtoffer02] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
door
- meermalen tijdens rijles onverhoeds de borsten en/of het borstbeen van die [slachtoffer02]
te strelen en/of aan te raken en/of
- terwijl die [slachtoffer02] in een leslokaal op een computer theorie-examens aan het
oefenen was de schouders van die [slachtoffer02] over haar kleding te masseren en/of steeds
lager op het lichaam van die [slachtoffer02] te masseren en/of onverhoeds de borsten van
die [slachtoffer02] onder haar kleding te masseren en/of vast te houden;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 1 maart 2015 te Schiedam
en/of Rotterdam, althans in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer02] , geboren op [geboortedatum03] ,
door
- meermalen tijdens rijles de borsten en/of het borstbeen van die [slachtoffer02] te strelen
en/of aan te raken en/of
- terwijl die [slachtoffer02] in een leslokaal op een computer theorie-examens aan het
oefenen was de schouders van die [slachtoffer02] over haar kleding te masseren en/of steeds
lager op het lichaam van die [slachtoffer02] te masseren en/of de borsten van die [slachtoffer02]
onder haar kleding te masseren en/of vast te houden.