Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis;
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangeefsters [aangeefster01] ( [aangeefster01] ) en [aangeefster02] ( [aangeefster02] ) en een locatieverbod, met bevel dat iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van (ten hoogste) één week, met een maximum van zes maanden.
4.Ontvankelijkheid officier van justitie ten aanzien van feit 1
.
,was niet verjaard voor 1 april 2013 en is door het huidige artikel 70 ook daarna niet verjaard.
5.Waardering van het bewijs
Behalve dat de aangifte van [slachtoffer01] onvoldoende specifiek is en er sprake is van een enorm tijdsverloop, met het risico op vertekening van herinneringen, vinden de verklaringen van de aangeefsters onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal. Er is niet voldaan aan het vereiste bewijsminimum. De verdachte heeft ten slotte stellig ontkend dat hij [slachtoffer01] en [slachtoffer02] op wat voor wijze dan ook seksueel heeft benaderd.
[slachtoffer01] ’s verklaringen staan dan ook niet op zichzelf. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer01] daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Aangezien beide aangeefsters hebben verklaard dat het meermalen is gebeurd dat de verdachte met zijn hand over hun borst aaide, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hun borst niet per ongeluk aanraakte, maar dat hij het achteruitrijden juist als excuus gebruikte om hun borst aan te kunnen raken. Die handeling was geenszins noodzakelijk voor het rij-onderwijs. Gezien de herhaling van deze handelingen bij verschillende rijlessen kan het niet anders zijn dan dat verdachte bij het aanraken van zowel [slachtoffer01] als [slachtoffer02] een seksuele intentie heeft gehad.
Het ontuchtige karakter van de overige tenlastegelegde feiten is niet weersproken en blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende uit de handelingen zelf.
1en
2 primairten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
6.Strafbaarheid feiten
7.Strafbaarheid verdachte
8.Motivering straf en maatregel
12 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
9.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen
mrs. N Stolk en A.N. Faber.
1 juli 2014 (inzake [benadeelde partij02] ), te weten de eerste dag van de periodes waarin de ten laste gelegde feiten bewezen zijn verklaard. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag.
€ 1.635,-- vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
€ 1.635,-- vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
60 (negentig) dagen;
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
[benadeelde partij01]te betalen een bedrag van
€ 1.635,00 (zegge: duizend zeshonderdvijfendertig euro), bestaande uit € 385,00 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 1997 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te
betalen € 1.635,00 (zegge: duizend zeshonderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1997 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van 1.635,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
26 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
[benadeelde partij02]te betalen een bedrag van
€ 1.635,00 (zegge: duizend zeshonderdvijfendertig euro), bestaande uit € 385,00 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen
€ 1.635,00 (zegge: duizend zeshonderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van 1.635,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
26 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.