In deze zaak heeft verzoekster op 5 februari 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift aanvankelijk gepland op 26 februari 2024, maar dit is uitgesteld naar 29 februari 2024. Verzoekster is echter niet verschenen op de zitting, terwijl verweerster, Stichting Maasdelta Groep, een verweerschrift had ingediend. Verzoekster vraagt om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat het vonnis van 13 april 2021 tot ontruiming van haar huurwoning ten uitvoer wordt gelegd. Ze heeft inkomsten uit een WW-uitkering en staat onder beschermingsbewind, wat haar in staat stelt om de huurtermijnen te voldoen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verweerster heeft aangekondigd de ontruiming op 6 februari 2024 te willen uitvoeren. De rechtbank weegt de belangen van verzoekster, die in de huurwoning wil blijven wonen, tegen die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank concludeert dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is om de huur te betalen, en dat de tekortkomingen in haar betalingen zijn ontstaan door de beëindiging van haar Ziektewetuitkering. De rechtbank wijst de voorlopige voorziening toe, met de voorwaarde dat verzoekster de huur uiterlijk op de zevende dag van de maand moet voldoen.
Daarnaast verklaart de rechtbank verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar geeft aan dat zij in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen. De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort voor de duur van de voorlopige voorziening, die drie maanden bedraagt, en dat de huurovereenkomst wordt verlengd voor deze periode.