ECLI:NL:RBROT:2024:2229

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
10/284397-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking en openlijke geweldpleging met bijzondere voorwaarden en taakstraf

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die werd beschuldigd van stalking van zijn ex-partner en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 april 2023 tot en met 28 oktober 2023 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door haar te stalken. Dit omvatte het volgen van de aangeefster, het versturen van vele berichten via verschillende communicatiemiddelen, en het opwachten van de aangeefster bij haar werk. Daarnaast heeft de verdachte op 20 augustus 2023 openlijk geweld gepleegd tegen de aangeefster en haar nieuwe vriend in een winkelcentrum in Capelle aan den IJssel, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 160 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod voor het gebied rondom haar werkadres. De rechtbank heeft ook een taakstraf van 100 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 50 dagen bij niet-naleving. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van € 7.378,35 aan schadevergoeding aan de aangeefster, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/284397-23
Datum uitspraak: 20 februari 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] [postcode01] [woonplaats01] ,
thans verblijvende op het adres [verblijfadres01] , [postcode02] te [verblijfplaats01] ,
raadsman mr. G. Özveren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 31 januari 2024, met dien verstande dat het locatieverbod wordt beperkt tot het gebied op, in en rondom [adres02] te Rotterdam, zijnde het werkadres van [slachtoffer01] (hierna: de aangeefster), met dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden; anders dan geadviseerd door de reclassering wordt bij het locatieverbod geen toepassing van elektronische monitoring gevorderd;
  • een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaar, met een vervangende hechtenis van één week per overtreding en met een maximale duur van 6 maanden, inhoudende een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod voor het gebied op, in en rondom [adres02] te Rotterdam, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel;
  • een taakstraf voor de duur van 100 uren, met een vervangende hechtenis van 50 dagen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 2 zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 en feit 3 primair
4.2.1
Standpunt verdediging
Belaging (feit 1)
De verdachte dient partieel te worden vrijgesproken voor de periode van 26 april 2023 tot begin juli 2023 en voor de periode vanaf begin oktober 2023. Tot begin juli 2023 was er normaal contact tussen de verdachte en de aangeefster, en was er geen sprake van door de aangeefster ongewenst contact of belaging. Nadat de verdachte door bemiddeling van Veilig Thuis begin oktober 2023 zijn spullen had teruggekregen, heeft hij de aangeefster geen berichten meer gestuurd. Voorts ontkent de verdachte dat hij de aangeefster heeft opgewacht bij haar werk, zoals onder het vierde gedachtestreepje ten laste is gelegd, zodat hij bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs ook van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
Openlijke geweldpleging (feit 3 primair)
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging, aangezien hij alleen heeft gehandeld en geen sprake is van in vereniging gepleegd geweld tegen personen.
4.2.2
Beoordeling
Belaging (feit 1)
De verdachte heeft erkend dat hij na het verbreken van zijn relatie met de aangeefster, haar gedurende langere tijd heeft lastiggevallen en daarmee inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Anders dan door de verdediging is gesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding om de hierbij ten laste gelegde pleegperiode te bekorten. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar vanaf 26 april 2023 veelvuldig heeft lastiggevallen. Dit was volgens haar het moment dat de verdachte met zijn spullen haar woning heeft verlaten. Volgens de verklaring van de aangeefster heeft de verdachte haar in de weken daarna meermalen opgewacht bij haar werk, is hij haar met zijn auto gevolgd en heeft hij haar tot tweemaal toe klemgereden. Daarnaast stuurde hij haar veelvuldig berichten via WhatsApp en Telegram, vaak met een dwingend en beschuldigend karakter, en zocht hij ook telefonisch veelvuldig contact. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte ook in de periode nadat hij via Veilig Thuis nog enkele achtergebleven spullen had teruggekregen, contact met haar bleef zoeken over meubels en geld, en haar mailtjes bleef sturen.
De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster betrouwbaar en stelt vast dat deze ook bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Dat tot begin juli sprake was van een normaal contact, zoals de verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk op basis van de aard en de frequentie van de door de aangeefster genoemde gedragingen. Dat hij naar eigen zeggen goede redenen had om met de aangeefster contact te blijven zoeken en dat ook de aangeefster zelf, zoals zij heeft bevestigd, hierop een aantal malen heeft gereageerd, doet niet af aan de conclusie van de rechtbank dat de verdachte met deze gedragingen in de ten laste gelegde periode stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster en dat hij dit ook opzettelijk heeft gedaan. Het verweer wordt verworpen.
Openlijke geweldpleging (feit 3 primair)
Uit de verklaringen van de aangevers volgt dat op 20 augustus 2023 in een winkelcentrum in Capelle aan den IJssel een gewelddadige confrontatie plaatsvond, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen zijn ex-vriendin en haar nieuwe vriend. De verdachte zou ten tijde van dit feit onder invloed zijn geweest van middelen, zoals door hem tijdens de verhoren door de politie is bevestigd. Anders dan is aangevoerd blijkt uit de aangiftes dat de verdachte tijdens deze confrontatie werd geholpen door meerdere vrienden en dat zij ook een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de gepleegde geweldshandelingen. De rechtbank ziet geen reden om op dit punt de betrouwbaarheid van de aangiftes in twijfel te trekken en acht daarom het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2.3
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen is de belaging zoals onder feit 1 ten laste is gelegd en de openlijke geweldpleging zoals onder feit 3 primair ten laste is gelegd.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 26 april 2023 tot en met 28 oktober 2023 te
in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] ,
door:
- naar die [slachtoffer01] berichten te sturen via WhatsApp en Telegram en
Snapchat en
- veelvuldig e-mails te sturen naar die [slachtoffer01] en
- die [slachtoffer01] veelvuldig te bellen en
- die [slachtoffer01] op te wachten bij haar werk en
- zich rondom de woning van die [slachtoffer01] te bevinden en
- meermaals die [slachtoffer01] te volgen en
- meermaals die [slachtoffer01] klem te rijden
met het oogmerk die [slachtoffer01] , te dwingen iets te doen
en/ofte dulden;
2
hij in de periode van 13 mei 2023 tot en met 7 oktober 2023 te Capelle
aan den IJssel, een ander, te weten [slachtoffer01] ,
door enige feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten die [slachtoffer01] ,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, te weten, dat die [slachtoffer01] haar weg
niet verder kan vervolgen, door die [slachtoffer01] meermaals klem te rijden;
3
primair
hij op 20 augustus 2023 te Capelle aan den IJssel,
openlijk, te weten bij winkelcentrum De Terp, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer01] en
322002, door
- op die 322002 te gaan liggen en
- die 322002 tegen zijn gezicht te slaan en
- die [slachtoffer01] hardhandig bij haar armen vast te pakken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. en 2.
eendaadse samenloop van:
belaging
en
een ander door enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te dulden, meermalen gepleegd
3,
primair.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging (stalking) van zijn ex-partner door in een periode van een half jaar veelvuldig en op verschillende manieren contact met haar te zoeken, terwijl hij wist dat zij dit niet wilde. Hij stuurde vele berichten via WhatsApp, Telegram, Snapchat en e-mail en probeerde haar met steeds weer nieuwe telefoonnummers veelvuldig te bellen, nadat zij zijn oude telefoonnummers op haar telefoon had geblokkeerd. Ook bezocht hij zijn ex-partner ongevraagd bij haar woning en op haar werk en heeft hij haar met zijn auto meermalen klemgereden. Daarmee heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan dwang. De verdachte heeft zich daarnaast samen met anderen in een winkelcentrum schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens zijn ex-partner en haar nieuwe vriend. De verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op het persoonlijk leven, de privacy en de persoonlijke integriteit van zijn ex-partner en haar nieuwe vriend. Zijn ex-partner kampt nog steeds met gevoelens van angst en onveiligheid, zoals blijkt uit de door haar ter zitting afgelegde verklaring.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van 31 januari 2024 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt. Uit dit rapport volgt onder meer dat
de relatiedynamiek, verdachtes kijk op relaties en de wijze waarop hij met problemen en gevoelens binnen de relatie omging de voornaamste criminogene factoren lijken te zijn. De verdachte lijkt de controle af en toe te hebben verloren. De verdachte stelt zich bij het schorsingstoezicht meewerkend op en houdt zich aan de gemaakte afspraken. De verdachte woont op dit moment bij een tante in Limburg, maar hoopt wel terug te kunnen naar zijn vertrouwde woonomgeving. Hoewel de verdachte behandeling zelf niet echt nodig vindt, geeft hij aan zich behandelbaar op te stellen. Recent heeft de verdachte een eerste behandelgesprek gehad bij Radix. Er zou geen sprake (meer) zijn van problematisch middelengebruik. Het risico op recidive en letsel wordt ingeschat als hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Om het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat het toezicht, elektronische monitoring en de bijzondere voorwaarden zoals beschreven voorlopig doorlopen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij Reclassering Nederland;
  • een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot het innemen van medicijnen;
  • een verbod op het gebruik van drugs en de verplichting tot het meewerken aan controle hiervan;
  • een contactverbod met mevrouw [slachtoffer01] ;
  • een locatieverbod voor het gebied (5 km straal) rondom het adres van mevrouw [slachtoffer01] , met elektronische monitoring, en
  • een inspanningsverplichting op het gebied van het vinden van een gepaste dagbesteding.
Geadviseerd wordt tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten en de duur van de periode waarin deze feiten zich hebben voorgedaan, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank acht echter een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet passend en zal in plaats daarvan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen. Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd opleggen, met uitzondering van het contact- en locatieverbod, nu de rechtbank geen meerwaarde ziet om deze voorwaarde te stellen naast de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de voornoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opgelegd voor de duur van 3 jaar. Dit houdt in een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer01] en een locatieverbod voor het gebied rondom haar werkadres. De rechtbank zal geen locatieverbod opleggen voor het woonadres van het slachtoffer, aangezien zij over enkele weken zal verhuizen naar een nieuw (onbekend gebleven) adres. Met de officier van justitie en anders dan de reclassering ziet de rechtbank bij de handhaving van deze maatregel geen aanleiding voor de toepassing van elektronische monitoring.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen wordt bevolen dat ook de genoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: mevrouw [slachtoffer01] , ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.378,35 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich voor wat betreft de gevorderde materiële schade op het standpunt gesteld dat dit deel van de vordering vanwege haar complexiteit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en de benadeelde partij met betrekking tot dit deel daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Er is sprake van een gedeeltelijke ziekmelding en van gedeeltelijk thuiswerken. Nu specificaties van het UWV ontbreken, kan niet exact worden vastgesteld welke schade is geleden. De verdediging stelt zich voorts op het standpunt dat de gevorderde immateriële schade sterk dient te worden gematigd.
8.2.
Beoordeling
8.2.1.
Materiële schade
Onweersproken is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht bestaande uit een verlies van arbeidsvermogen, doordat zij in de periode van september tot en met november 2023 (deels) arbeidsongeschikt is geweest en is gekort op haar salaris, met een aanvullende ziektegelduitkering. Het gevorderde bedrag van € 2.378,35 ziet op het netto verlies aan inkomen. Dit bedrag is naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en is door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) weersproken.
Daarom zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
8.2.2.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte grote impact op haar gevoel van vrijheid en veiligheid heeft gehad en nog steeds heeft, zoals ook blijkt uit haar verklaring ter zitting. Zij voelt zich ook thuis niet meer veilig en kampt met slaapproblemen en herbelevingen. Voor haar psychische klachten heeft zij hulp gezocht en is zij doorverwezen naar een psycholoog.
Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken is dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zich hier de situatie voordoet waarin uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan volgt dat een aantasting ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen.
De rechtbank schat de omvang van de immateriële schade als gevolg van deze aantasting naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, op een bedrag van € 5.000,-. Voor het meerdere zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.2.3.
Wettelijke rente en proceskosten
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag ten aanzien van de immateriële schade vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 oktober 2023 (zijnde het moment van ontstaan van de schade). Ten aanzien van de materiële schade zal, bij gebreke van een gestelde ingangsdatum voor de wettelijke rente, de datum van indiening van de vordering worden gehanteerd, te weten 31 januari 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 7.378,35, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 55, 57, 141, 258b en 284 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 160 (honderdzestig) dagen;bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde blijft zich melden op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en daaruit voortvloeiende behandeling door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na aanmelding via IFZO en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
4. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden te Rotterdam op de Coolsingel vanaf de Blaak tot de hoek Coolsingel / Beursplein, en de Bulgersteyn vanaf de Coolsingel tot de kruising met de Korte Hoogstraat;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met mevrouw [slachtoffer01] (geboren [geboortedatum02] 1994);
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
1 (één) week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste
6 (zes) maandenbedragen;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] te betalen een bedrag van
€ 7.378,35 (zegge: zevenduizend driehonderd achtenzeventig euro en vijfendertig eurocent), bestaande uit € 2.378,35 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2,378,35 vanaf 31 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening en over een bedrag van € 5.000,- vanaf 28 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 7.378,35(hoofdsom,
zegge: zevenduizend driehonderd achtenzeventig euro en vijfendertig eurocent),te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2,378,35 vanaf 31 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening en over een bedrag van € 5.000,- vanaf 28 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.378,35 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
71 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 februari 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 26 april 2023 tot en met 28 oktober 2023 te
Capelle aan den IJssel,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] ,
door:
- naar die [slachtoffer01] berichten te sturen via WhatsApp en/of Telegram en/of
Snapchat en/of
- veelvuldig e-mails te sturen naar die [slachtoffer01] en/of
- die [slachtoffer01] veelvuldig te bellen en/of
- die [slachtoffer01] op te wachten bij haar werk en/of
- zich rondom de woning van die [slachtoffer01] te bevinden en/of
- meermaals die [slachtoffer01] te volgen en/of
- meermaals die [slachtoffer01] klem te rijden
met het oogmerk die [slachtoffer01] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
2
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2023 tot en met 7 oktober 2023 te Capelle
aan den IJssel, althans in Nederland,
een ander, te weten [slachtoffer01] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die [slachtoffer01] ,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, te weten, dat die [slachtoffer01] haar weg
niet verder kan vervolgen,
door die [slachtoffer01] meermaals klem te rijden;
3
hij op of omstreeks 20 augustus 2023 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
openlijk, te weten bij winkelcentrum De Terp, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer01] en/of
322002, door die [slachtoffer01] en/of 322002:
- op die 322002 te gaan liggen en/of
- die 322002 tegen zijn gezicht, althans lichaam, te slaan en/of
- die [slachtoffer01] hardhandig bij haar armen vast te pakken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2023 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
[slachtoffer01] en/of 322002 heeft mishandeld door:
- op die 322002 te gaan liggen en/of
- die 322002 tegen zijn gezicht, althans lichaam, te slaan en/of
- die [slachtoffer01] hardhandig bij haar armen vast te pakken.