Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam1],
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 juli 2023, met bijlagen;
- het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
- de e-mail van [gedaagde1] van 21 januari 2023, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee vennoten van een vennootschap onder firma, [eiser1] en [gedaagde1], die samenwerkten onder de handelsnaam [handelsnaam1]. De samenwerking eindigde in december 2022, op initiatief van [eiser1]. [eiser1] vorderde een aantal verklaringen voor recht en een bedrag van € 13.137,81, terwijl [gedaagde1] in reconventie een bedrag van € 77.424,- vorderde op basis van een overtreding van het concurrentiebeding door [eiser1]. De kantonrechter oordeelde dat [eiser1] zich terecht mocht uitschrijven als vennoot en de vennootschapsovereenkomst per 1 december 2022 mocht ontbinden. Na verrekening moest [eiser1] nog een bedrag van € 7.474,19 aan [gedaagde1] betalen. De kantonrechter oordeelde ook dat [eiser1] het concurrentiebeding had overtreden, wat leidde tot een boete en schadevergoeding voor [gedaagde1]. De boete werd gematigd tot € 10.000,- en de schade werd geschat op € 10.612,-. Uiteindelijk werd de vordering van [eiser1] afgewezen en werd de vordering van [gedaagde1] toegewezen, met rente vanaf 23 augustus 2023. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.