ECLI:NL:RBROT:2024:2167

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
10601501 CV EXPL 23-19675
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot garantie en non-conformiteit van een heftruck

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vennootschap onder firma [eiser01], [eiser02] en [eiser03] als eisers, en [gedaagde01] B.V. als gedaagde. De eisers vorderden een terugbetaling van kosten voor de reparatie van een heftruck die zij op 3 september 2020 van de gedaagde hadden gekocht. Eisers stelden dat de heftruck niet goed functioneerde en dat de gedaagde verantwoordelijk was voor de reparatiekosten binnen de garantietermijn. De gedaagde betwistte echter dat er binnen de garantietermijn melding was gemaakt van de gebreken aan de heftruck en voerde aan dat de klachten pas na de garantietermijn waren ontvangen.

De kantonrechter oordeelde dat de eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd dat de heftruck non-conform was in de zin van artikel 7:17 BW. De klachten over de heftruck waren niet onderbouwd en de gedaagde had geen bewijs ontvangen van de gestelde gebreken. De vordering van de eisers werd afgewezen. In reconventie vorderde de gedaagde betaling van een onbetaalde factuur voor werkzaamheden aan de heftruck, welke vordering door de kantonrechter werd toegewezen. De eisers werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10601501 CV EXPL 23-19675
datum uitspraak: 19 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma [eiser01] ,

2.
[eiser02] ,
3.
[eiser03] ,
vestigingsplaats/woonplaats: [woonplaats01] ,
eisers,
gemachtigde: mr. M.G. van Dijken,
tegen:
[gedaagde01] B.V.,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.S. van Gijn en mr. A. van den Dorpel.
Eisers worden hierna [eiser02] , [eiser03] en samen ‘ [eiser01] c.s.’ genoemd en gedaagde ‘ [gedaagde01] ’.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 juni 2023, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie, met bijlagen;
  • de wijziging van eis in reconventie.
1.2.
Op 21 december 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser01] en [eiser03] met de gemachtigde en namens [gedaagde01] de heer [naam01] met de gemachtigden.

2.De beoordeling

In conventie:
Vordering [eiser01] c.s.
2.1.
[eiser01] c.s. heeft op 3 september 2020 van [gedaagde01] een heftruck gekocht (bouwjaar 2007) voor een bedrag van € 13.150,- exclusief btw. Volgens [eiser01] c.s. functioneert de heftruck niet goed. De mast van de heftruck hapert en schokt. Dit probleem deed zich al voor tijdens de overeengekomen garantieperiode. [eiser01] c.s. heeft de heftruck door [gedaagde01] laten repareren. Omdat dat binnen de garantietermijn was, moet [gedaagde01] , zo is gesteld, de reparatiekosten voor haar rekening nemen. Het door [eiser01] c.s. betaalde bedrag van € 218,63 moet daarom worden terugbetaald. [eiser01] c.s. neemt verder het standpunt in dat de heftruck niet de eigenschappen heeft die bij de koop mochten worden verwachten. [eiser01] c.s. heeft [gedaagde01] in de gelegenheid gesteld de gebreken te herstellen, maar zij is daarin niet geslaagd. Daarom is [gedaagde01] in verzuim geraakt. [eiser01] c.s. wil nu vervangende schadevergoeding van [gedaagde01] . Die is begroot op € 12.347,47. Tot slot maakt [eiser01] c.s. aanspraak op incassokosten. [gedaagde01] is het niet eens met de vordering en heeft verweer gevoerd.
Geen garantie
2.2.
Partijen zijn een garantietermijn van drie maanden overeengekomen. De heftruck is op 3 september 2020 geleverd. [eiser01] c.s. stelt dat in een mail van 21 oktober 2020, die is overgelegd, aan [gedaagde01] is gemeld dat de mast van de heftruck hapert en schokt. Die mail gaat echter alleen over problemen met de accu, die overigens zijn opgelost. Dat binnen de garantietermijn ook melding is gemaakt van een schokkende of haperende mast heeft [gedaagde01] betwist en is niet op enige wijze onderbouwd. De juistheid van die stelling kan dan ook niet worden vastgesteld. Wel kan worden vastgesteld dat de klacht in februari 2021 bij [gedaagde01] is ontvangen, waarna zij er onderzoek naar heeft gedaan. Voor die werkzaamheden zijn de twee facturen gestuurd waarvan [eiser01] c.s. terugbetaling vordert. Die vordering wordt echter afgewezen omdat niet valt in te zien waarom [gedaagde01] die kosten voor haar rekening zou moeten nemen. De facturen als zodanig zijn niet betwist en het gaat over werkzaamheden die ruim buiten de garantieperiode zijn uitgevoerd.
Geen sprake van non-conformiteit
2.3.
De kantonrechter is verder van oordeel dat [eiser01] c.s. onvoldoende heeft geconcretiseerd dat de heftruck non-conform zou zijn in de zin van artikel 7:17 BW. Die non-conformiteit zou de schokkende of haperende mast betreffen. Het bestaan van deze klacht is door [eiser01] c.s. gesteld, maar kan nergens uit worden opgemaakt. [gedaagde01] heeft ondanks haar onderzoek de klacht niet kunnen bevestigen. Er zijn geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat het probleem zich voordoet. [eiser01] c.s. heeft alleen een offerte en begeleidende mail van 1 juni 2022 van de fabrikant Jungheinrich overgelegd. In die mail staat:
“Zoals eerder gezegd, had de truck destijds bij de klant dit probleem al en was [gedaagde01] volledig op de hoogte.”Nog daargelaten dat [gedaagde01] dit heeft weersproken, is de inhoud van de mail onvoldoende als onderbouwing van de gestelde non-conformiteit. Een en ander betekent dus dat niet kan worden gezegd dat [eiser01] c.s. heeft voldaan aan de stelplicht.
Conclusie
2.4.
De conclusie is dat de vorderingen van [eiser01] c.s. worden afgewezen.
In reconventie:
Vordering [gedaagde01]
2.5.
stelt dat zij in 2022 in opdracht van [eiser01] c.s. een onderzoek en een keuring heeft verricht aan de heftruck en dat deze werkzaamheden bij factuur van 5 april 2022 van € 1.065,99 in rekening zijn gebracht, maar dat die factuur onbetaald is gelaten. [eiser01] c.s. heeft dit niet weersproken en zal daarom (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van genoemd bedrag.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.6.
De vergoeding van incassokosten van € 159,90 die [gedaagde01] vordert, wordt toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De gevorderde rente wordt ook toegewezen, omdat [gedaagde01] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [eiser01] c.s. dat niet heeft betwist.
In conventie en reconventie:
Proceskosten
2.7.
[eiser01] c.s. krijgt in conventie en reconventie ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 792,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x tarief
€ 396,-) en € 132,- aan nakosten. Dit is totaal € 924,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt als gevorderd uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
3.1.
wijst de vordering af;
In reconventie:
3.2.
veroordeelt [eiser01] c.s. hoofdelijk om aan [gedaagde01] te betalen € 1.365,27 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.065,99 vanaf 8 september 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
In conventie en reconventie:
3.3.
veroordeelt [eiser01] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 924,-;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
47636