ECLI:NL:RBROT:2024:2165

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
10/136720-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met rekening houdend met verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1975 en preventief gedetineerd, heeft op 1 juni 2023 in Rotterdam geprobeerd een buurman met een mes van het leven te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren met een mes in de rug, schouder en arm van het slachtoffer heeft gestoken, maar dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij handelde uit noodweer, maar de rechtbank heeft deze verklaring verworpen, omdat deze niet in overeenstemming was met de feiten en de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, gezien zijn psychische stoornis, schizofrenie, en een licht verstandelijke beperking. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling bevolen, gezien het risico op herhaling en het belang van een snelle behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/136720-23
Datum uitspraak: 12 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1975,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [detentielocatie01] ,
raadsvrouw mr. N. Aydogan-Kütük, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair (poging doodslag) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede terbeschikkingstelling met voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met bevel dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het impliciet primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend en de raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 1 juni 2023 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] ,
opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer01] (met kracht) meerdere keren met een mes in de rug en een
schouder en een arm, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag
5.1.
Strafbaarheid
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte handelde uit noodweer. Hij heeft verklaard dat hij door de aangever is aangevallen met een mes. Er was dan ook sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De verdachte moest zichzelf verdedigen en heeft daarom gestoken met een mes. De verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.1.2.
Beoordeling
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is geweest van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. In dit geval dient aannemelijk te worden dat het door de verdachte meermalen op de aangever insteken met een mes noodzakelijk en geboden was om zichzelf te verdedigen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat hij heeft gehandeld uit noodweer op zichzelf staat en zich niet verhoudt met de feiten zoals deze volgen uit de bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de aangifte naar voren komt dat de verdachte naar de woning is gegaan van de aangever met een mes. Bovendien heeft de verdachte wisselende verklaringen afgelegd over de gang van zaken en past de aard van het letsel bij het slachtoffer (verwondingen in de rug en achterkant schouder) niet bij de verklaring van de verdachte. De verklaring van de verdachte vindt dan ook geen steun in het dossier. Er is dus geen sprake van een situatie waarin voor de verdachte de noodzaak bestond tot verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
5.1.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Dr. [psychiater01] , psychiater (12 september 2023) en prof. dr. [psycholoog01] , gezondheidszorgpsycholoog (22 september 2023) hebben Pro Justitia rapportages opgesteld.
Beide deskundigen komen tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis, te weten schizofrenie. Daarnaast is er sprake van een licht verstandelijke beperking en antisociaal gedrag. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het feit. Het ten laste gelegde feit is deels uitgevoerd onder invloed van zijn psychotische conditie, waarin paranoïde gedachten en oordeels- en kritiekstoornissen doorwerken in zijn handelen. De verdachte had door het afbouwen van zijn antipsychotische medicatie de paranoïde waan ontwikkeld dat de aangever hem het leven zuur maakte. De deskundigen adviseren gelet op het bovenstaande het ten laste gelegde in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen, waarvan de rechtbank kennis heeft genomen, , is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het ten laste gelegde sprake was van een zodanig ernstige ziekelijke stoornis van de geestvermogens dat daardoor de verdachte geen volle vrijheid had om zijn gedrag te bepalen en daarnaar te handelen. De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is echter wel strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid volledig uitsluiten. De rechtbank zal met de verminderde toerekeningsvatbaarheid rekening houden bij de strafoplegging.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte is naar de woning van zijn buurman (het slachtoffer) gelopen en heeft meermalen gestoken richting de rug, schouder en arm van het slachtoffer en hem daarbij meermalen geraakt. Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte meerdere verwondingen opgelopen die moesten worden gehecht. Dit is een zeer ernstig feit. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Gezien de hoeveelheid en de plek van de steekwonden is het een groot geluk en niet aan de verdachte te danken dat het slachtoffer het er levend en niet zwaargewond van af heeft gebracht. Het misdrijf vond plaats in de thuissituatie van het slachtoffer en dat moet juist een plek zijn waar iemand zich veilig mag voelen. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer nog steeds stress en angst ervaart door hetgeen hem is overkomen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Het rapport is gedateerd 21 november 2023 en houdt – voor zover hier van belang – het volgende in.
Op de gebieden van psychosociaal functioneren, huisvesting en houding ziet de reclassering risicoverhogende factoren. De verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie en heeft hiervoor langdurige behandeling gehad binnen verschillende tbs-klinieken en hij is ingesteld op medicatie. Begin 2023 is de verdachte, zonder overleg met zijn hulpverleners, geminderd met zijn medicatie. De verdachte lijkt zich niet bewust van de gevolgen voor het slachtoffer en geeft het slachtoffer grotendeels de schuld van het ten laste gelegde. Volgens de reclassering is er wel enig ziekte-inzicht. Het risico op herhaling wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert bij een veroordeling terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. De verdachte toont voldoende inzet en motivatie voor een mogelijk langdurige (klinische) behandeling. Daarnaast adviseert de reclassering het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen met ingang van het moment van plaatsing in een Forensisch Psychiatrische afdeling of kliniek en oplegging van een gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Met de gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel kan voor de verdachte een extra vangnet worden gecreëerd. Een extra vangnet kan nodig zijn nu er sprake is van een langdurige psychiatrisch toestandsbeeld op basis waarvan de verwachting is dat een langdurig en verlengbaar toezicht noodzakelijk kan zijn.
Psychiater dr. [psychiater01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Het rapport is gedateerd 12 september 2023 en houdt – voor zover hier van belang – het volgende in.
De verdachte moet in een gestructureerd kader psychiatrisch worden behandeld en begeleid. Hij is door zijn schizofrenie en licht verstandelijke beperking gevoelig voor het ontwikkelen van paranoïde wanen. De verdacht moet worden gecontroleerd op het gebruik van antipsychotische medicatie. Een reguliere GGZ-behandeling is onvoldoende om de verdachte de benodigde structuur te bieden en het risico voldoende te verminderen. Indien de verdachte niet adequaat wordt behandeld, wordt de kans op recidive van een geweldsdelict ingeschat als matig-hoog. Geadviseerd wordt om de verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. De verdachte moet eerst klinisch worden behandeld en daarna kan gekeken worden of de verdachte zelfstandig kan gaan wonen.
Gezondheidszorgpsycholoog prof. dr. [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Het rapport is gedateerd 22 september 2023 en houdt – voor zover hier van belang – het volgende in.
De kans op herhaling op een geweldsdelict wordt ingeschat als matig-hoog indien de verdachte niet op zijn minst met een antipsychotische mediatie wordt behandeld. Geadviseerd wordt een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Daarbij kan worden gestart met een klinisch verblijf in een Forensisch Psychiatrische Afdeling, waarna geleidelijk kan worden overgegaan naar een transmurale en vervolgens ambulante begeleiding en behandeling, in welk stadium dan ook goed ingestelde antipsychotische medicatie noodzakelijk blijft. Een gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk deel is overwogen, maar de aard van verdachtes risico is onvoldoende te bestrijden met behulp van deze sanctie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank is gelet op het bewezenverklaarde feit, de strafdoelen en de persoon van de verdachte van oordeel dat er een straf en een maatregel dienen te volgen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de verminderde mate van toerekening. Gelet daarop zal de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden opleggen, waarbij het volgende dient te worden opgemerkt.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat de reclassering heeft doorgegeven dat de verdachte snel kan worden opgenomen op de Forensische Psychiatrische Afdeling [afdeling01] , omdat de verdachte al is aangemeld en er bij de kliniek nauwelijks een wachtlijst is. De rechtbank acht het van belang, zoals door de deskundigen geadviseerd, dat de verdachte zo snel mogelijk kan beginnen met een behandeling. De verdachte heeft ruim zeven maanden in voorarrest gezeten en door het opleggen van de navolgende straf, is er voldoende tijd om een plek te realiseren voor de verdachte waarnaar de verdachte vanuit detentie kan worden opgenomen op een Forensisch Psychiatrische Afdeling. De rechtbank overweegt dat met de op te leggen straf de ernst van het feit voldoende tot uitdrukking wordt gebracht. Zij let er daarbij op dat de verdachte en de samenleving er baat bij hebben dat een tbs-behandeling van de verdachte snel begint. Dit terwijl het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen, uiteindelijk niet zeer ernstig is, waardoor er naar het oordeel van de rechtbank in dit geval ruimte is het vergeldende element van de straf minder op de voorgrond te stellen bij het bepalen van de duur op te leggen gevangenisstraf.
Maatregel
De deskundigen hebben geadviseerd een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Aan de voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Ten eerste volgt uit de eerder aangehaalde Pro Justitia rapportages dat er bij de verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Daarnaast is er sprake van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
In de beschikbare rapportages is genoegzaam onderbouwd dat terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. De terbeschikkingstelling is de passende maatregel om de verdachte te behandelen voor de geconstateerde stoornis en het recidiverisico naar een aanvaardbaar niveau terug te dringen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank overgaan tot het opleggen van de terbeschikkingstelling. Aan de terbeschikkingstelling zullen ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de voorwaarden betreffende het gedrag worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 21 november 2023. De verdachte heeft ingestemd met de door de reclassering voorgestelde voorwaarden.
Het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dit betekent dat in geval van een omzetting van de maatregel de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Bovendien is, zoals de verdediging ook heeft bepleit, het in het belang van de verdachte om snel te beginnen aan zijn behandeling. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden bevelen.
Maatregel artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank acht daarnaast een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht noodzakelijk. Uit de hiervoor genoemde rapporten blijkt dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling en dat het noodzakelijk is om de verdachte – ook na behandeling – langdurig onder toezicht te houden. De rechtbank houdt er daarbij ook rekening mee dat de verdachte al eerder een tbs-maatregel heeft ondergaan. Om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan.
Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld en worden veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Gelet op het voorgaande zal deze maatregel tot langdurig toezicht worden opgelegd.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.070,- aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
Ter zitting heeft de raadsman van de benadeelde partij verzocht hem in het deel van de vordering dat ziet op de nader te onderbouwen materiële schade ten hoogte van € 2.000,- niet-ontvankelijk te verklaren.
8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de materiële schade tot een bedrag van € 70,- en tot toewijzing van de vordering van de immateriële schade. De officier van justitie heeft verzocht de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de benadeelde partij ten aanzien van de verzochte materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de verzochte vergoeding voor de immateriële schade heeft zij verzocht deze te matigen.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor zijn kleding die door het ten laste gelegde kapot is gegaan. De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de vordering genoegzaam is onderbouwd en zal, gebruik makend van haar schattingsbevoegdheid, het bedrag van € 70,- toewijzen. Het overige deel van de vordering (€ 2.000,-) is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks
immateriële schade toegebracht. De verdediging heeft enkel en zonder onderbouwing de hoogte van de vordering betwist. De rechtbank stelt de schade op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid vast op
€ 2.500,-. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij soortgelijke zaken.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 juni 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 70,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38, 38a, 38z, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
  • de terbeschikkinggestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
  • de terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. De terbeschikkinggestelde meldt zich op afspraken met de reclassering, de reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering en de terbeschikkinggestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. De terbeschikkinggestelde werkt mee aan huisbezoeken, geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners. De terbeschikkinggestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering en werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
  • als de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, kan de terbeschikkinggestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum of een andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging van nog eens maximaal zeven weken, tot een maximaal van veertien weken per jaar;
  • de terbeschikkinggestelde laat zich opnemen en behandelen in een Forensisch Psychiatrische Afdeling dan wel Kliniek of een soortgelijke intramurale instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, ook als dat in het kader van overbruggingszorg is. De opname start aansluitend aan de huidige detentie. De terbeschikkinggestelde zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • de terbeschikkinggestelde laat zich aansluitend aan de klinische behandeling behandelen door een forensisch ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • de terbeschikkinggestelde verblijft, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, aansluitend aan de klinische behandeling in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • de terbeschikkinggestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • de terbeschikkinggestelde dient zich op het gebied van druggebruik te houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;
  • de terbeschikkinggestelde dient zich op het gebied van alcoholgebruik te houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
  • de terbeschikkinggestelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer, de heer [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 1960, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • de terbeschikkinggestelde zal, in overleg met de reclassering, werken aan uitbreiding en consolidatie van zijn sociale netwerk;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte aan de benadeelde partij
[slachtoffer01] , te bepalen een bedrag van € 2.570,-(
zegge: tweeduizend vijfhonderdzeventig euro), bestaande uit € 70,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer01]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer01]te betalen
€ 2.570,- (zegge: tweeduizend vijfhonderdzeventig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.570,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 1 juni 2023 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] ,
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer01] (met kracht) één of meerdere keren met een mes in de rug en/of een
schouder en/of een arm, althans in het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.