ECLI:NL:RBROT:2024:2162

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
ROT 22/473 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht en verzoek om schadevergoeding

Op 8 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzetzaak van de gemachtigde mr. D.A.N. Bartels tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. Het verzet was gericht tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 12 december 2022, waarin het beroep van Bartels niet-ontvankelijk was verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht van € 365,-. Bartels had verzet ingesteld en verzocht om gehoord te worden. Tijdens de zitting op 19 december 2023 was Bartels aanwezig, maar de verweerder was niet verschenen.

De rechtbank oordeelde dat het verzet niet-ontvankelijk was omdat Bartels geen gronden van verzet had ingediend binnen de gestelde termijn. De rechtbank had Bartels eerder verzocht om dit verzuim te herstellen, maar de ingediende gronden waren niet tijdig en niet voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat het verzet niet-ontvankelijk was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Bartels had ook een verzoek ingediend voor schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat Bartels bevoegd was om namens de opposante beroep in te stellen. Daarom werd ook dit verzoek afgewezen.

De rechtbank merkte op dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het deels betaalde griffierecht zou worden teruggestort. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. S.E.C. Debets in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Veth en werd openbaar uitgesproken op 8 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/473 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2024 op het verzet van

[naam opposante], opposante

((gesteld) gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 12 december 2022 in het geding tussen
opposante,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder.

Procesverloop

Bartels heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam van 20 december 2021 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 12 december 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bartels heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en verzocht te worden gehoord.
De rechtbank heeft het verzet op 19 december 2023 op zitting behandeld. Bartels is verschenen. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat Bartels het verschuldigde griffierecht van € 365,- niet binnen de gestelde termijn volledig heeft betaald.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Voordat op het verzet kan worden ingegaan beoordeelt de rechtbank of het verzet ontvankelijk is. Op grond van artikel 8:55, tweede lid, en artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb dient een verzetschrift gronden te bevatten.
3.1.
Op 2 januari 2023 heeft Bartels een verzetschrift ingediend. Bartels heeft in deze brief geen verzetsgronden vermeld. De rechtbank heeft Bartels bij brief van 18 januari 2023 verzocht om dit verzuim binnen twee weken te herstellen. Bartels is in de brief gewezen op het risico van niet-ontvankelijk verklaring.
3.2.
Op 14 februari 2023 heeft de rechtbank een reactie ontvangen van Bartels met als dagtekening 1 februari 2023. Hierin geeft Bartels aan dat de gronden van verzet reeds zijn genoemd, dat deze in die brief worden herhaald en tijdig zullen worden aangevuld. De rechtbank leest in deze brief (voor zover die brief gelet op de ontvangstdatum al bij de beoordeling kan worden betrokken) geen gronden tegen de uitspraak van 12 december 2022, waarin het beroep niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet tijdig voldoen van het volledige griffierecht.
3.3.
De rechtbank oordeelt dat opposante niet tijdig gronden van verzet heeft ingediend. De brief van 30 oktober 2023 en wat opposante hierover ter zitting naar voren heeft gebracht is buiten de gegeven herstelverzuimtermijn van twee weken en dus te laat. Niet gebleken is dat het verzuim verschoonbaar is. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.
4. Bartels heeft verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat [naam opposante] Bartels heeft gemachtigd om beroep in te stellen. Bartels heeft ter zitting gewezen op de overgelegde volmacht en de e-mail waaruit blijkt hoe hij hieraan komt. De volmacht is ondertekend door [naam 1] en de e-mail is afkomstig van [naam 1] en [naam 2]. Nergens valt uit af te leiden dat [naam 1] de bevoegdheid had om [naam opposante] te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft Bartels bij brief van 3 februari 2022 verzocht om een machtiging en
“een uittreksel uit het handelsregister (eventueel meerdere uittreksels van bovenliggende rechtspersonen) toe te sturen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen (niet ouder dan één jaar).”Hierop heeft de rechtbank niets ontvangen. Bij aangetekende brief van 9 maart 2022 heeft de rechtbank nogmaals hierom verzocht. De machtiging is aangeleverd, maar het uittreksel niet. Tijdens de zitting heeft Bartels aangevoerd dat hem nooit een adequaat herstelverzuim is geboden en heeft hij de rechtbank verzocht om hem bewijs te tonen dat de brieven aan hem zijn verzonden. De ontkenning van de ontvangst van de (aangetekende) brieven acht de rechtbank, gelet op de stelselmatige ontkenningen van de ontvangst van (aangetekende) brieven door Bartels (bijvoorbeeld ook ten aanzien van (herinneringen) van griffierechtnota’s) en het eerst ter zitting ontkennen hiervan, niet aannemelijk. Bovendien heeft de rechtbank geen van de brieven teruggekregen. Bartels heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat [naam 1] namens [naam opposante] bevoegd was Bartels te machtigen voor het instellen van beroep. Omdat niet kan worden vastgesteld dat [naam opposante] beroep wenste in te stellen en een procedure wenste te starten, kan ook niet worden vastgesteld dat [naam opposante] immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de griffier aan het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak de opdracht heeft gegeven om het na afloop van de termijn deels betaalde griffierecht terug te storten. Dit doet niet af aan wat hiervoor is overwogen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J. Veth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2024.
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.