ECLI:NL:RBROT:2024:2160

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
10-206242-23 / vordering TUL: 18-000234-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring poging tot doodslag met verminderde toerekeningsvatbaarheid en oplegging van TBS met dwangverpleging

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984, die wordt beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte is in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 augustus 2023 in Rotterdam het slachtoffer met kracht in het gezicht heeft geschopt, hem vervolgens heeft gesleept en meermalen heeft geslagen terwijl het slachtoffer buiten bewustzijn was. Dit geweld was gericht op het toebrengen van dodelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de psychische stoornissen van de verdachte, die zijn gedrag beïnvloedden. De verdachte heeft een verleden van geweldsmisdrijven en verslavingsproblematiek, wat heeft geleid tot een hoog recidiverisico. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die € 7.000,- vorderde voor immateriële schade, gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 5.000,-. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-206242-23
Parketnummer vordering TUL: 18-000234-22
Datum uitspraak: 1 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1984,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [detentielocatie01] ,
raadsman mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het opnieuw aangevangen onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.L. Rook heeft gevorderd:
in de zaak met parketnummer 10-206242-23
  • bewezenverklaring van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege;
in de zaak met parketnummer 18-000234-22
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel.

4.Bewijs

4.1
Bewijsverweren
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de feitelijke handelingen van de verdachte een voltooide zware mishandeling opleveren, wat niet is tenlastegelegd. Verder is aangevoerd dat de verdachte van de tenlastegelegde poging tot doodslag dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet –al dan niet in voorwaardelijke zin- heeft gehad op de dood van het slachtoffer [slachtoffer01] .
Beoordeling bewijsverweren
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende:
De verdachte heeft op de in de tenlastelegging genoemde datum en plaats het slachtoffer [slachtoffer01] met kracht met zijn geschoeide voet vol in het gezicht geschopt toen het slachtoffer op handen en voeten op de grond zat en zijn gezicht naar de grond was gericht. Het slachtoffer was op de grond terecht gekomen doordat de verdachte hem kort daarvoor laag tegen het been had geschopt, waardoor het slachtoffer viel. Door de trap in het gezicht is het slachtoffer buiten bewustzijn geraakt en heeft hij meerdere breuken in het gezicht opgelopen. Vervolgens heeft de verdachte het bewusteloze slachtoffer enkele meters over straat gesleept, hem met zijn hoofd op een stoeprand gelegd en hem, terwijl hij nog steeds buiten westen was, twee maal met zijn vlakke hand met kracht vol in het gezicht geslagen. Bij omstanders bestond de indruk dat het slachtoffer dood werd geslagen.
Dit geweld is naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op en geschikt tot het toebrengen van dodelijk letsel. Daarbij is ook in aanmerking genomen dat het slepen met en slaan van iemand die bewusteloos is geschopt gevaarlijk is en zijn toestand verder kan verslechteren.
Bewezen wordt daarom geacht dat de verdachte heeft gehandeld met het opzet om het slachtoffer dodelijk letsel toe te brengen, zoals is tenlastegelegd. Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen.
Op het verweer dat het letsel van het slachtoffer zwaar letsel is en dat daarom de impliciet
subsidiairtenlastegelegde poging tot zware mishandeling niet kan worden bewezen, wordt niet verder ingegaan nu het bovenstaande meebrengt dat de impliciet
primairtenlastegelegde poging tot doodslag bewezen zal worden verklaard.
4.2.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
In bijlage II is de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de voor het bewijs redengevende inhoud van wat onder 4.1 is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 augustus 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer01] van het leven te beroven met dat opzet
- die [slachtoffer01] - met kracht en met geschoeide voet in het gezicht heeft geschopt en
- die [slachtoffer01] aan de arm over het wegdek heeft gesleept en
- die [slachtoffer01] meermalen, terwijl hij op het wegdek lag met zijn hoofd op de stoeprand, in het gezicht heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
impliciet primair
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

Inleiding
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Gepleegde feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft zonder directe aanleiding de confrontatie gezocht met een willekeurig slachtoffer en fors geweld tegen hem gebruikt, op de wijze zoals hiervoor is weergegeven. Omstanders hebben de verdachte uiteindelijk weggejaagd. Er zat geen enkele rem op de agressie van de
verdachte in de richting van het slachtoffer.
Door zijn handelen heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor het slachtoffer en heeft hij op grove wijze inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Het slachtoffer heeft door het geweld van de verdachte meerdere breuken in het gezicht en een gebroken pols opgelopen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat hij zich in de maanden daarna angstig heeft gevoeld en last van nachtmerries en herbelevingen heeft gehad. Het geweld heeft zich bovendien afgespeeld op de openbare weg, waardoor ook omstanders met het geweld zijn geconfronteerd. Dit zal ook voor hen een nare en beangstigende gebeurtenis zijn geweest, die het veiligheidsgevoel serieus aantast.
Persoon verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 januari 2024 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor lichtere geweldsmisdrijven, zoals vernielingen (2021 en 2022), bedreigingen (na appel onherroepelijk geworden in 2020) en mishandeling, meermalen gepleegd (2019). Voor deze en andere strafbare feiten is daarbij aan hem een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De voorwaardelijke straffen zijn later veelal tenuitvoergelegd.
Pro Justitia rapportages
De door drs. [psychiater01] , psychiater, en drs. [psycholoog01] , gezondheidszorgpsycholoog, over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportages van respectievelijk 15 januari 2024 en 17 januari 2024 houden – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van complexe problematiek, aangezien er verschillende psychische stoornissen aanwezig zijn die met elkaar verweven zijn en elkaar versterken. Er is sprake van ADHD van het gecombineerde type, een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische kenmerken en van stoornissen in het gebruik van alcohol, cannabis, cocaïne, GHB en speed. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bestonden deze stoornissen eveneens. Tevens waren er psychotische kenmerken aanwezig. Dit geheel beïnvloedde de gedagskeuzes en gedragingen van de verdachte.
De verdachte bevond zich ten tijde van het ten laste gelegde immers in een zeer instabiele fase met problemen op het gebied van huisvesting, dagbesteding en relaties en het feit dat hij zijn dochter langere tijd niet had gezien. Hij ging daardoor in toenemende mate verdovende middelen gebruiken. Bij een te hoog oplopende stress schieten bij de verdachte, als gevolg van zijn ADHD en de persoonlijkheidsstoornis, de impulscontrole en agressieregulatie te kort. De middelen die hij daarbij gebruikt zorgen voor een nog meer aanjagende en ontremmende werking. Hierdoor neemt de impulscontrole bij de verdachte verder af. Direct voor het ten laste gelegde was de verdachte weggestuurd door zijn ex-partner, waardoor het mogelijk is dat hij zich boos, gefrustreerd en afgewezen heeft gevoeld. De verdachte was onvoldoende in staat om zijn gedrag bij te sturen en andere gedragskeuzes te maken.
Daarom wordt geadviseerd om de verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op een geweldsdelict wordt ingeschat als hoog. Dit komt doordat de stoornissen op elkaar van invloed zijn, elkaar in stand houden en zelfs elkaar versterken. Een langdurige, intensieve klinische behandeling in een forensische setting met een hoog beveiligingsniveau is daarom noodzakelijk, gelet op het complex aan stoornissen en het recidiverisico. Eerdere opnames in een ambulant kader in IMC Beilen van twee keer enkele maanden, beide in 2020, zijn voortijdig afgebroken wegens grensoverschrijdend gedrag van de verdachte. Een opname in de Woenselse Poort in Eindhoven in 2022, waar de verdachte van januari tot en met september 2022 werd behandeld, is wegens agressief gedrag van de verdachte en geringe motivatie ook vroegtijdig gestopt.
Andere hulpverlening die de verdachte in het verleden is geboden heeft ook geen blijvend effect gehad. De verdachte heeft zich niet of onvoldoende aan opgelegde voorwaarden weten te houden. Bij de verdachte is onvoldoende sprake van ziektebesef en ziekte-inzicht. Zo is hij snel geneigd om zichzelf te overschatten. Tevens heeft hij aangegeven dat abstinentie van cannabis onbespreekbaar is en medicatie voor ADHD grotendeels ook. De verdachte laat zich lastig aansturen en is veelal zelfbepalend. De langdurige bereidwilligheid om zich te conformeren aan een behandeling en zich aan voorwaarden te houden is beperkt. Dit maakt dat een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een op te leggen straf geen kans van slagen heeft. Tevens wordt ingeschat dat de verdachte onvoldoende in staat is om zich gedurende langere tijd aan voorwaarden te houden in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Geadviseerd wordt daarom om aan de verdachte een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
Reclasseringsrapport
Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 februari 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is sinds 2018 bekend bij de reclassering. In 2018 en 2019 was sprake van een ambulant traject bij de reclassering. Dit traject bleek echter niet toereikend te zijn omdat de verdachte zijn afspraken niet nakwam en de interventies niet van de grond kwamen. Dat is de reden geweest dat in 2020 werd ingezet op een klinisch traject. De verdachte is tweemaal opgenomen geweest in Beilen. De eerste opname brak de verdachte op eigen initiatief af en de tweede opname werd door de kliniek afgebroken. Nadien is nogmaals geprobeerd om de verdachte ambulant te behandelen, maar verdachte verscheen niet op de afspraken. In januari 2022 is de verdachte klinisch opgenomen in FPK De Woenselse Poort in Eindhoven. Hier is ingezet op agressieregulatie- en de verslavingsproblematiek. De motivatie van de verdachte was wisselend tijdens de opname. De opname werd in september 2022 voortijdig door de kliniek beëindigd na een agressie-incident.
Er is een jarenlang bestaand patroon waarbinnen een zeer geringe maatschappelijke inbedding, verslavingsproblematiek en delictgedrag centraal staan. Een aantal keer is geprobeerd om de risico’s op recidive te doen afnemen, maar deze begeleiding leidde nooit tot stabilisatie en gedragsverandering. Een voorwaardelijk kader biedt te weinig mogelijkheden om adequaat in te grijpen bij het niet nakomen van de voorwaarden en voorwaarden zijn niet voldoende gebleken om gevaar af te wenden. Daarom adviseert de reclassering negatief over een terbeschikkingstelling met voorwaarden en sluit zich aan bij de adviezen van de Pro Justitia rapporteurs.
Straf en maatregel
Al het vorenstaande in aanmerking genomen wordt een gevangenisstraf van 18 maanden onontkoombaar geacht en een passende en geboden reactie gevonden op wat de verdachte heeft gedaan. Daarbij wordt rekening gehouden met – zoals hierna aan de orde komt – dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Daarmee is in strafmatigende zin rekening gehouden. Door de verdediging is verzocht een lagere straf aan de verdachte op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, maar gelet op het voorgaande, wordt daarvoor geen aanleiding gezien.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en psycholoog over dat bij de verdachte sprake is van de door hen vastgestelde psychische stoornissen en dat deze zodanige invloed hebben gehad bij het plegen van het delict, dat dit feit de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Op basis van rapportages van de psychiater en psycholoog en de beoordeling daarin van het gevaar voor herhaling van geweldsdelicten door de verdachte vanuit de bij hem vastgestelde ziekelijke stoornissen, onderschrijft de rechtbank tevens de conclusie dat een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege noodzakelijk is ter beperking van het recidivegevaar. De verdachte heeft op de terechtzitting weliswaar een oprecht ogende wil getoond om mee te werken aan behandeling binnen een voorwaardelijk kader, maar afgewogen tegen de inhoud van de rapportages en de eerder misgelopen hulpverleningstrajecten is die wil van onvoldoende zwaarte om van de adviezen af te wijken.
Er wordt voldaan aan de wettelijke, in de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen, formele eisen die gelden voor de oplegging van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Het bewezen feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte en het bevel tot verpleging van overheidswege.
Omdat het bewezenverklaarde feit, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling zal worden opgelegd, een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, kan de totale duur van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar te boven gaan.
Alles afwegend worden de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden gevonden.

8.Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Vordering
[slachtoffer01] heeft zich ter zake van het ten laste gelegde feit als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.000,- voor geleden immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering geheel toewijsbaar is.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de vordering dient te worden gematigd.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vergoeding voor deze schade zal naar maatstaven van billijkheid op dit moment worden vastgesteld op € 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rest van de vordering zal worden afgewezen.
De door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar en zal worden toegewezen vanaf 16 augustus 2023, de datum waarop het bewezenverklaarde feit is gepleegd.
Omdat de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om voor de benadeelde partij de inningsmogelijkheden te vergemakkelijken zal voor het toe te wijzen schadebedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte worden opgelegd.

9.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 27 oktober 2022 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 142 dagen, waarvan een gedeelte groot 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 11 november 2022.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte van deze straf dient te worden toegewezen.
Beoordeling
Gelet op de op te leggen straf en maatregel wordt geen aanleiding gezien om de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafgedeelte te gelasten. De vordering tot tenuitvoerlegging zal daarom worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het (impliciet) primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer01]te betalen een bedrag van
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro), als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst voor het overige de vordering van de benadeelde partij af;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst afde gevorderde
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 27 oktober 2022 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E. Kroon en S.R.R. Lachman[jw.sys.1.griffier_strafzitting], griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 maart 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 augustus 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer01] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
- die [slachtoffer01] – nadat hij, verdachte, hem op de grond had geduwd - met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer01] aan de arm over het wegdek heeft getrokken en/of gesleurd en/of gesleept en/of
- die [slachtoffer01] meermalen, terwijl hij op het wegdek lag met zijn hoofd op de stoeprand, in het gezicht en/of op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.