Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Richtlijn 2006/87/EG
Artikel 8, tweede lid:
Het communautaire binnenvaartcertificaat wordt afgegeven voor vaartuigen die aanvankelijk van het toepassingsgebied van Richtlijn 82/714/EEG waren uitgesloten, maar thans, als gevolg van de wijzigingen in artikel 2, leden 1 en 2, wel onder deze richtlijn vallen, na een technisch onderzoek, te verrichten na het verstrijken van het huidige scheepscertificaat doch in geen geval later dan 30 december 2018, om na te gaan of het vaartuig aan de in bijlage II vastgestelde technische voorschriften voldoet. In lidstaten waar de geldigheidsduur van het huidige nationale certificaat van het vaartuig korter is dan
vijf jaar, mag dat certificaat worden afgegeven tot vijf jaar na 30 december 2008. Als het vaartuig niet aan de technische voorschriften van bijlage II voldoet, wordt daarvan melding gemaakt op het communautaire binnenvaartcertificaat. Wanneer de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat de tekortkomingen geen klaarblijkelijk gevaar opleveren, mogen de in de eerste alinea bedoelde vaartuigen in bedrijf blijven totdat de onderdelen of ruimten van het vaartuig die niet in overeenstemming met de voorschriften worden bevonden en als zodanig werden gecertificeerd, zijn vervangen of gewijzigd, waarna deze onderdelen of
ruimten met de voorschriften van bijlage II in overeenstemming moeten zijn.
Richtlijn (EU) 2016/1629
Artikel 4, eerste lid:
1. Voor de toepassing van deze richtlijn worden de binnenwateren van de Unie als volgt ingedeeld:
a. a) Zones 1, 2, 3 en 4:
i. i) zones 1 en 2: de waterwegen van de lijst in hoofdstuk 1 van bijlage I;
ii) zone 3: de waterwegen van de lijst in hoofdstuk 2 van bijlage I;
iii) zone 4: alle andere binnenwateren die volgens het nationale recht kunnen worden bevaren door vaartuigen die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.
b) Zone R: de onder a) bedoelde waterwegen waarvoor certificaten dienen te worden afgegeven overeenkomstig artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte overeenkomstig de formulering van dat artikel op 6 oktober 2016.
Artikel 7
Vaartuigen die de in artikel 4 bedoelde binnenwateren van de Unie bevaren, hebben de volgende originele documenten aan boord:
a. a) indien zij de waterwegen van zone R bevaren:
- hetzij een certificaat dat is afgegeven op grond van artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte;
- hetzij een Uniebinnenvaartcertificaat ten bewijze van de volledige conformiteit van het vaartuig, indien van toepassing uit hoofde van de overgangsbepalingen van bijlage II bij deze richtlijn voor vaartuigen die de Rijn (zone R) bevaren, met de in de bijlagen II en V van deze richtlijn bedoelde technische voorschriften waarvan de gelijkwaardigheid met de uit hoofde van de Herziene Rijnvaartakte bepaalde technische voorschriften is vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke voorschriften en procedures;
b) indien zij andere waterwegen bevaren, een Uniebinnenvaartcertificaat of een certificaat dat is afgegeven uit hoofde van artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte, in voorkomend geval met inbegrip van eventuele aanvullende Uniebinnenvaartcertificaten overeenkomstig artikel 8 van deze richtlijn.
Artikel 29, eerste en tweede lid:
1. Het Uniebinnenvaartcertificaat wordt afgegeven voor vaartuigen die van het toepassingsgebied van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad zijn uitgesloten, maar die overeenkomstig artikel 2, lid 1, van deze richtlijn onder deze richtlijn vallen, na een technisch inspectie om na te gaan of het vaartuig aan de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V bij deze richtlijn voldoet. Die technische inspectie wordt verricht na het verstrijken van het huidige certificaat van het vaartuig, en in geen geval later dan 30 december 2018.
2. Indien het vaartuig niet aan de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V voldoet, wordt daarvan melding gemaakt in het Uniebinnenvaartcertificaat. Indien de bevoegde instanties van oordeel zijn dat deze tekortkomingen geen klaarblijkelijk gevaar opleveren, kunnen de in lid 1 van dit artikel bedoelde vaartuigen in bedrijf blijven totdat de onderdelen of ruimten van het vaartuig die zijn gecertificeerd als niet in overeenstemming met de voorschriften, zijn vervangen of aangepast, waarna die onderdelen of ruimten dienen te voldoen aan de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V.
1. Het is verboden een schip te gebruiken zonder de vereiste geldige certificaten.
2. Overeenkomstig bindende besluiten van instellingen van de Europese Gemeenschappen dan wel anderszins ter uitvoering van verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de soorten certificaten van onderzoek en de categorieën van binnenschepen aangewezen waarvoor een certificaat van onderzoek vereist is.
Artikel 8, eerste lid
Overeenkomstig bindende besluiten van instellingen van de Europese Gemeenschappen dan wel anderszins ter uitvoering van verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de technische staat van een binnenschip.
Artikel 9, eerste lid
Onze Minister of de bevoegde autoriteit verstrekt op aanvraag voor het binnenschip een certificaat van onderzoek, indien bij onderzoek is gebleken, dat is voldaan aan de regels, bedoeld in artikel 8.
Artikel 14, eerste en vijfde lid
1. Onze Minister is belast met het onderzoek van een schip ingevolge deze paragraaf. De onderzoeken kunnen geheel of ten dele worden verricht door daartoe door Onze Minister aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen erkende classificatiebureaus.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het onderzoek en de aanwijzing van de in het eerste lid bedoelde personen.
1. Degene die ingevolge deze wet een aanvraag doet in verband met:
a. het verlenen, wijzigen of intrekken van een ontheffing ingevolge deze wet; of
b. het afgeven, wijzigen of intrekken van ingevolge deze wet vereiste documenten;
is voor de behandeling van die aanvraag een vergoeding van de kosten verschuldigd.
2. Bij ministeriële regeling:
a. worden de vergoedingen, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld;
b. kan worden bepaald dat, voor zover anderen dan Onze Minister de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden verrichten, zij zelf daarvoor de vergoedingen alsmede de wijze van betaling van deze vergoedingen vaststellen met inachtneming van de bij ministeriële regeling gegeven regels;
c. wordt bepaald aan wie de vergoedingen, bedoeld in het eerste lid, verschuldigd zijn.
Binnenvaartbesluit
Artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a
Voor de volgende categorieën van binnenschepen is een certificaat van onderzoek vereist:
a. binnenschepen met een lengte van ten minste 20 meter.
Artikel 8
Een Uniebinnenvaartcertificaat voor binnenschepen overeenkomstig richtlijn (EU) 2016/1629 wordt gelijkgesteld met een certificaat van onderzoek.
Binnenvaartregeling
Artikel 3.2
1. Binnenschepen als bedoeld in artikel 6 van het besluit die worden gebruikt op de zones 2, 3 en 4, voldoen aan de technische voorschriften van bijlage 1.1a.
2. Bij de toepassing van dit artikel handelt de minister overeenkomstig de Instructies voor de toepassing van bijlage 1.1a zijn vastgesteld.
1. Onverminderd artikel 1.6, eerste lid, kunnen binnenschepen op de zone R eveneens voldoen aan de technische voorschriften, bedoeld in bijlage 1.1a, voor zover zij over een Uniebinnenvaartcertificaat beschikken, ten bewijze van de volledige conformiteit van het binnenschip met de in bijlage 1.1a en de in bijlage V bij richtlijn (EU) 2016/1629 bedoelde technische voorschriften, waarvan de gelijkwaardigheid met de bij of krachtens de Herziene Rijnvaartakte bepaalde technische voorschriften is vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke voorschriften en procedures.
2. Bij de toepassing van het eerste lid is paragraaf 2 van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.9, tweede lid
Het Uniebinnenvaartcertificaat, bedoeld in artikel 8 van het besluit, wordt door de minister afgegeven volgens het model van deel I, bijlage 3, onderdeel I, van bijlage 1.1a.
1. De geldigheidsduur van het Uniebinnenvaartcertificaat, het aanvullend Uniebinnenvaartcertificaat en het certificaat van onderzoek bedraagt voor nieuwe schepen:
a. vijf jaar voor passagiersschepen en snelle schepen;
b. tien jaar voor andere binnenschepen.
2. De geldigheidsduur wordt in de in het eerste lid bedoelde certificaten aangetekend.
3. Voor binnenschepen die reeds vóór het onderzoek in bedrijf waren, stelt minister de geldigheidsduur van het certificaat voor elk geval afzonderlijk vast, afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek, doch niet langer dan in het eerste lid bepaald.
1. Op binnenschepen die niet onder het toepassingsbereik van richtlijn nr. 82/714/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 oktober 1982 tot het vaststellen van de technische voorschriften voor binnenschepen (PbEG L 301) vielen, maar wel onder het toepassingsbereik van de richtlijn vallen, is artikel 29, tweede, derde en vierde lid, van richtlijn (EU) 2016/1629 van toepassing.
2. Als tekortkomingen die geen klaarblijkelijk gevaar opleveren als bedoeld in artikel 29, tweede lid, tweede alinea, van richtlijn (EU) 2016/1629 worden in ieder geval de tekortkomingen gerekend die voor binnenschepen als bedoeld in het eerste lid voortvloeien uit de tot het in werking treden van de wet toegepaste overgangsbepalingen van het Binnenschepenbesluit zoals dat op dat moment luidde.