Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 februari 2023, met producties 1 tot en met 5;
- het herstelexploot van 15 maart 2023;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met productie 1;
- de oproepingsbrief van de rechtbank van 10 mei 2023, waarin een mondelinge
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de brief van de man van 14 juli 2023, met productie 2;
- de brief van de vrouw van 14 juli 2023, met aanvullende producties
- de mondelinge behandeling op 25 juli 2023;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 25 juli 2023;
- de brief van de man van 4 september 2023, met het taxatierapport;
- de akte van de vrouw van 30 oktober 2023, met productie 1;
- de antwoordakte van de man van 12 december 2023;
- de brief met bijlage van de vrouw van 15 februari 2024, met verzoek om
Partijen komen het volgende overeen.
(…)”
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
€ 40.000,= enkel en alleen aan de man ten goede is gekomen. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat waar het de onderlinge verhouding tussen partijen betreft, de schuld van € 40.000,= een schuld is die alleen de man aangaat. De man is daarom draagplichtig voor (het deel van) de hypotheekschuld van € 40.000,= en de vrouw is dat niet. Dat de vrouw bij het aangaan van de hypotheekverhoging op de hoogte was van het feit dat het geld zou worden aangewend voor de onderneming van de man maakt dit niet anders. Op dit punt wordt daarom beslist als hierna in het dictum bepaald.