ECLI:NL:RBROT:2024:2155

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
C/10/671052 / JE RK 23-2947
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 13 februari 2024, wordt een verzoek behandeld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [kind1], en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de procedure op 13 februari 2024 met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder van [kind1] en haar advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de GI. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind1], die momenteel bij haar oma verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van [kind1] zijn toegenomen, vooral door de persoonlijke problematiek van de moeder, die onder andere te maken heeft met bedreigingen en stress. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen en om een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen deze verzoeken en staat achter de plaatsing van [kind1] bij de oma. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn vervuld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ondertoezichtstelling is verlengd tot 28 februari 2025, met een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind1] bij de oma van 13 februari 2024 tot 13 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/671052 / JE RK 23-2947
Datum uitspraak: 13 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam , hierna te noemen de GI,
over
[kind1],
geboren op [geboortedatum1] 2018 in [geboorteplaats1] , hierna te noemen [kind1].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats1] ,
advocaat mr. Ch. J. Nicolaï te Rotterdam .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 21 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam2] en [naam3] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de oma mz en oom mz.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind1].
2.2.
[kind1] verblijft bij de oma mz.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 februari 2023 de ondertoezichtstelling van [kind1] verlengd tot 28 februari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind1] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind1] bij de oma mz voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. In november 2023 zijn de zorgen toegenomen. De moeder raakte in paniek en had geen overzicht meer over de situatie. Zij durfde niet meer met [kind1] over straat vanwege bedreigingen, waardoor [kind1] niet meer iedere dag naar school ging. In overleg is er toen voor gekozen om [kind1] bij de oma mz te plaatsen. [kind1] ervaart daar rust en stabiliteit. De moeder gaat vaak langs en er is goed contact tussen de moeder en de oma mz. Ook de broer van de moeder is erg steunend voor haar. De moeder en oma mz hebben onderling afspraken gemaakt over de omgang. De GI heeft geen zorgen over het onderlinge contact tussen de moeder en [kind1]. De moeder heeft urgentie gekregen voor een eigen woning. De komende tijd wil de GI de moeder hierbij helpen zodat in de nieuwe woning ambulante hulp ingezet kan worden. Ook zal worden ingezet op dagbesteding. Daarnaast staat de moeder op de wachtlijst voor een KSCD-onderzoek, om zicht te krijgen wat de moeder nodig heeft om [kind1] te ondersteunen en voldoende structuur te bieden. De vader van [kind1] heeft aangegeven omgang te willen. Hoewel moeder en haar netwerk het hiermee eens zijn, is het lastig om met de vader afspraken te maken.
4.2.
Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de GI. De moeder erkent de zorgen. De moeder kan zich vinden in een verlenging van de ondertoezichtstelling en staat achter de plaatsing van [kind1] bij de oma mz. De moeder begrijpt dat zij actie moet ondernemen en stappen moet gaan zetten. De moeder wil daarover graag in gesprek met de GI en wil meewerken aan het KSCD-onderzoek. De moeder is erg blij met haar betrokken netwerk, maar zij wil uiteindelijk wel zelf weer voor [kind1] zorgen. Het gaat inmiddels weer beter met de moeder. Zij ervaart meer rust en heeft minder last van migraine. Zij heeft een afspraak gepland bij de neuroloog. Ook ontvangt de moeder nauwelijks nog bedreigingen. De moeder hoopt snel een andere woning te vinden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de behandeling ter zitting en de overlegde stukken volgt dat [kind1] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgen zijn met name gelegen in de persoonlijke problematiek van de moeder en de gevolgen daarvan op haar opvoedcapaciteiten. Na het uitspreken van de ondertoezichtstelling zijn de zorgen omstreeks november 2023 toegenomen. De moeder ervaarde dusdanig veel onrust, stress en spanning dat het haar niet meer lukte om voor [kind1] te zorgen. De moeder ontving bedreigingen en had last van hevige migraine. De moeder durfde niet meer over straat en [kind1] kwam hierdoor niet meer dagelijks op school. Het lukte de moeder niet meer om [kind1] voldoende structuur te bieden. Ook afspraken kwam de moeder niet na. De moeder verblijft op dit moment nog bij Timon en ontvangt daar begeleiding, maar de moeder voelt zich daar niet op haar gemak en zij ervaart de begeleiding niet als helpend. Gelet op de toenemende zorgen heeft de oma mz [kind1] opgevangen. De oma mz (en oom mz) betrekken [kind1] in de dagstructuur en helpen moeder herinneren aan afspraken. Hoewel het erg prettig is dat de moeder zo’n betrokken en steunend netwerk heeft, zal de moeder er tegelijkertijd voor moeten waken dat zij niet achterover gaat leunen. De moeder zal de komende maanden alles op alles moeten zetten om ervoor te zorgen dat zij haar leven weer op de rit gaat krijgen. Het KSCD-onderzoek gaat hopelijk meer inzicht geven in wat de moeder hier precies voor nodig heeft. In de tussentijd is het van belang dat de moeder een andere verblijfplek vindt, dat zij dagbesteding regelt en dat zij hulpverlening aanvaardt, zodat zij hiervan kan profiteren. Het is aan de GI om de moeder daarin goed te begeleiden.
Naast bovengenoemde zorgen zijn er ook nog zorgen om de betrokkenheid en wensen van de vader van [kind1]. Hij zou aangegeven hebben een omgangsregeling met [kind1] te willen en voornemens te zijn om een verzoek omtrent gezamenlijk gezag in te dienen. Dit kan voor de moeder opnieuw zorgen voor spanningen. Hier dient aandacht voor te zijn.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [kind1] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind1] tot 28 februari 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind1] in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de oma mz met ingang van 13 februari 2024 tot 13 augustus 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. van Ringelesteijn als griffier, en op schrift gesteld op 11 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.