5.2.Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde onder 1 primair, 2 en 3 heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 10 mei 2022 te Meppel,
een voorwerp, te weten Mercedes met het kenteken [kenteken01] heeft voorhanden gehad, , terwijl hij wist dat dat
voorwerp geheel of gedeeltelijk afkomstig
was uit enig misdrijf.
2
hij in de periode van 1
december 2019 tot en met 30 juni 2020 te Lelystad en Meppel en
Soest en Laren en Amsterdam en Haarlem,
tezamen en in vereniging met anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te
weten moord op een of meer personen, zoals omschreven in artikel 289
Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
voorwerpen, informatiedragers, en vervoermiddelen,
te weten
- gestolen auto’s en gestolen kentekenplaten en
vluchtauto's;
- een vuurwapen;
- communicatiemiddel, te weten een Sky-toestellen;
- een geldbedrag;
- GPS-trackers;
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
3
hij op in de periode van 1
december 2019 tot en met 30 juni 2020 te Lelystad en Meppel en
Soest en Laren en Amsterdam en Haarlem en/of Ruurlo en
Rotterdam,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte en [naam01] en [naam02]
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, en artikel 31, eerste lid,
Wet wapens en munitie en
- moord (als bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht) ;
en
hij in de periode van 15 april
2020 tot en met 10 mei 2022 te Lelystad en Meppel en Soest en
Laren en Amsterdam en Haarlem en Ruurlo en Rotterdam,
,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te
weten verdachte en [naam01] en/of één of meer
anderen
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten
- witwassen (als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht) en
- misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid of 10a
eerste lid Opiumwet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.