ECLI:NL:RBROT:2024:2154

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
71/027599-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen, medeplegen van voorbereiding moord en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen, medeplegen van voorbereiding van moord en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren. Tijdens de zitting op 12 februari 2024 werd de gewijzigde tenlastelegging besproken, waarbij de officier van justitie en de verdachte procesafspraken hadden gemaakt over de afdoening van de zaak. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van zeven jaar, en zowel de officier als de verdediging gaven aan af te zien van hoger beroep indien de rechtbank de procesafspraken volgde.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het witwassen van een geldbedrag van 7.000 euro, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank achtte de procesafspraken passend en redelijk, en legde de verdachte een gevangenisstraf van zeven jaar op. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de verdachte zich kort na een eerdere veroordeling opnieuw schuldig had gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder voorbereidingshandelingen voor moord en deelname aan een crimineel samenwerkingsverband. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact daarvan op de maatschappij en de slachtoffers.

De rechtbank besloot ook dat het in beslag genomen geldbedrag van 7.000 euro aan de verdachte moest worden teruggegeven, aangezien hij was vrijgesproken van het witwassen van dit bedrag. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam, en de jongste rechter was niet in staat het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 71/027599-22
Datum uitspraak: 26 februari 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] in [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsman mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

De officier van justitie (hierna: de OvJ) en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, hebben een overeenkomst gesloten waarbij procesafspraken zijn gemaakt over de afdoening van de strafzaak. De procesafspraken vervallen indien de rechtbank deze niet volgt. De rechtbank is niet betrokken geweest bij (de totstandkoming van) de procesafspraken.
Deze procesafspraken houden - voor zover relevant - het volgende in:
De officier van justitie zal:
-ter terechtzitting een gevangenisstraf van 7 (zeven) jaar vorderen;
-er zal geen ontnemingsvordering worden ingediend.
De verdachte zal:
- geen verweren voeren en geen onderzoekswensen indienen;
- zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken.
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben te kennen gegeven dat zij afzien van hoger beroep indien de bewezenverklaring en strafoplegging door de rechtbank conform de overeenkomst plaatsvindt.

4.Standpunten van de officieren van justitie en de verdediging

4.1.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie mr. C.D. Kardol en C. Goedegebuure hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en voor de strafmaat de rechtbank verzocht de procesafspraken te volgen.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak ten aanzien van de 7.000 euro
Bij een doorzoeking op 10 mei 2022 van de woning op het adres [adres01], waar de verdachte verbleef, is 7.000 euro aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat dat geldbedrag de contante opbrengst was van de verkoop van een Golf 7 van zijn vader. De rechtbank is van oordeel dat dit een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring betreft. Het ligt dan op de weg van de OvJ om nader onderzoek aangaande deze uitleg te verrichten. Dit onderzoek was ook mogelijk. Niet is echter gebleken dat dit nader onderzoek heeft plaatsgevonden, reden waarom de rechtbank het witwassen van voornoemd geldbedrag zoals onder feit 1 ten laste is gelegd niet bewezen acht. De verdachte zal dus worden vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde onder 1 primair, 2 en 3 heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 10 mei 2022 te Meppel,
een voorwerp, te weten Mercedes met het kenteken [kenteken01] heeft voorhanden gehad, , terwijl hij wist dat dat
voorwerp geheel of gedeeltelijk afkomstig
was uit enig misdrijf.
2
hij in de periode van 1
december 2019 tot en met 30 juni 2020 te Lelystad en Meppel en
Soest en Laren en Amsterdam en Haarlem,
tezamen en in vereniging met anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te
weten moord op een of meer personen, zoals omschreven in artikel 289
Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
voorwerpen, informatiedragers, en vervoermiddelen,
te weten
- gestolen auto’s en gestolen kentekenplaten en
vluchtauto's;
- een vuurwapen;
- communicatiemiddel, te weten een Sky-toestellen;
- een geldbedrag;
- GPS-trackers;
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
3
hij op in de periode van 1
december 2019 tot en met 30 juni 2020 te Lelystad en Meppel en
Soest en Laren en Amsterdam en Haarlem en/of Ruurlo en
Rotterdam,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte en [naam01] en [naam02]
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, en artikel 31, eerste lid,
Wet wapens en munitie en
- moord (als bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht) ;
en
hij in de periode van 15 april
2020 tot en met 10 mei 2022 te Lelystad en Meppel en Soest en
Laren en Amsterdam en Haarlem en Ruurlo en Rotterdam,
,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te
weten verdachte en [naam01] en/of één of meer
anderen
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten
- witwassen (als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht) en
- misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid of 10a
eerste lid Opiumwet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
Witwassen
2
Medeplegen van voorbereiding moord, meermalen gepleegd
3
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Waardering van de procesafspraken
Tijdens de pro forma zitting op 28 november 2023 en tijdens de inhoudelijke behandeling zijn ter zitting de gemaakte afspraken met de verdachte en zijn raadsman besproken. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat hij deze afspraken geheel in vrijheid heeft gemaakt en heeft ondertekend; dat hij weet wat de procesafspraken inhouden, dat hij procesafspraken ook heeft besproken met zijn raadsman en dat hij het met die afspraken eens is en zich er aan zal houden.
De rechtbank is op grond van de stukken en de bespreking van de procesafspraken op de openbare zitting tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie, waarbij hij zich bewust is van de rechtsgevolgen van de procesafspraken, heeft besloten mee te werken aan het afdoeningsvoorstel inclusief de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Voorts is de verdediging op de zitting in de gelegenheid gesteld al hetgeen naar voren te brengen wat zij daartoe dienstig acht.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een eerlijke en controleerbare rechtsgang en dat aldus (ook) wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder gedacht aan het belang van de verdachte om zo spoedig mogelijk berecht te worden, mede afgezet tegen de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis verblijft en het maatschappelijk belang bij een voortvarende afdoening van de zaak.
8.3.
Feiten en omstandigheden waarop de straffen gebaseerd zijn
De verdachte heeft zich kort na zijn vrijlating van hem eerder opgelegde straf opnieuw schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. Het gaat om strafbare voorbereidingshandelingen ter zake van moord en (twee maal) deelname aan een crimineel samenwerkingsverband. Daarnaast heeft verdachte witwassen gepleegd met betrekking tot een auto. Met name de eerstgenoemde feiten zijn zeer ernstige misdrijven, waaruit blijkt dat de verdachte zich toentertijd buiten de maatschappij had geplaatst en een leven leidde waarin de belangen en levens van anderen ondergeschikt waren aan zijn persoonlijk belang en geldelijk gewin. Dergelijke feiten brengen niet alleen schade toe aan de maatschappij, maar bovenal aan de (directe en indirecte) slachtoffers. De verdachte heeft met zijn handelen levens in gevaar gebracht, gevoelens van onveiligheid teweeggebracht en de integriteit van het financiële en economische verkeer in gevaar gebracht. De verdachte had als criminele bemiddelaar/tussenpersoon een wezenlijke rol in de criminele samenwerkingsverbanden waaraan hij deelnam en werd toen bij het beramen van misdrijven niet geremd. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte stevig aan.
8.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 januari 2024.
8.5.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De in de procesafspraken overeengekomen gevangenisstraf van 7 jaar doet in voldoende mate recht aan de ernst van de misdrijven en is, mede gelet op de omstandigheid dat is gekozen voor het maken van procesafspraken, een redelijke straf in deze zaak voor deze verdachte. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de op te leggen gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officieren van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.In beslag genomen voorwerp

De rechtbank zal een last geven tot teruggave van het geldbedrag van € 7.000,- aan de verdachte, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van witwassen van dat geldbedrag.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 46, 47, 57, 140, 289, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde onder 1 primair, 2 en 3, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van het geldbedrag van € 7.000,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Meppel, althans in Nederland,
een of meer voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen (van in
totaal 7.000,- euro) en/of een Mercedes met het kenteken [kenteken01] ,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of
van een of meer voorwerpen, te weten voornoemde geldbedragen en/of
Mercedes gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel
of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
(artikel 420bis lid 1 onder b Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tót een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Meppel, althans in Nederland, .
een of meer voorwerp(en) te weten te weten een of meer geldbedragen.
(van in totaal 7.000,- euro) en/of een Mercedes met het kenteken
[kenteken01] , heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of
omgezet, en/of
van een of meer voorwerpen, te weten voornoemde geldbedragen en/of
Mercedes gebruik heeft gemaakt, terwijl, hij, verdachte, wist dat/die
voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
(artikel 420bis.l Wetboek van Strafrecht)
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1
december 2019 tot en met 30 juni 2020 te Lelystad en/of Meppel en/of
Soest en/of Laren en/of Amsterdam en/of Haarlem en/of Ruurlo,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te
weten moord op een of meer personen, zoals omschreven in artikel 289
Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten
- een of meer gestolen auto(’s) en/of gestolen kentekenplaten en/of
vluchtauto('s);
- een of meer vuurwapen(s);
- een of meer communicatiemiddelen, te weten (een) mobiele
telefoon(s) en/of (een) Sky-toestel(len);
- een of meer geldbedrag(en);
- een of meer GPS-tracker(s);
bestemd tot hel begaan van dat misdrijf,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
(artikel 46 jo 289 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1
december 2019 tot en met 30 juni 2020 te Lelystad en/of Meppel en/of
Soest en/of Laren en/of Amsterdam en/of Haarlem en/of Ruurlo en/of
Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te
weten verdachte en (onder andere) [naam01] en/of [naam02]
en/of één of meer anderen
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, en/of artikel 31, eerste lid,
Wet wapens en munitie en/of
- moord (als bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht) en/of ter
voorbereiding van moord, in elk geval een (of meer) misdrijf/misdrijven
waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht
jaren of meer is gesteld;
en
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 april
2020 tot en met 10 mei 2022 te Lelystad en/of Meppel en/of Soest en/of
Laren en/of Amsterdam en/of Haarlem en/of Ruurlo en/of Rotterdam,
althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te
weten verdachte en (onder andere) [naam01] en/of één of meer
anderen
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten
- witwassen (als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht) en/of
- misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a
eerste lid Opiumwet.
(artikel 140 Wetboek van Strafrecht)