ECLI:NL:RBROT:2024:2128

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
C/10/673408 / KG ZA 24-115
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting van de opzeggingsbrieven van de vereniging in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers in conventie, aangeduid als [persoon A] c.s., een kort geding aangespannen tegen de Volkstuinvereniging. De eisers zijn het niet eens met de opzegging van hun lidmaatschappen, die op 20 januari 2024 door de Volkstuinvereniging zijn verzonden. De eisers stellen dat er geen zorgvuldige procedure is gevolgd bij de opzegging en eisen dat de uitvoering van de opzeggingsbrieven wordt opgeschort totdat in een bodemprocedure is vastgesteld dat de opzeggingen rechtsgeldig zijn. De Volkstuinvereniging heeft de opzeggingen verdedigd en een tegeneis ingediend, maar deze is door de voorzieningenrechter afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de opzeggingen waarschijnlijk in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid, en dat er geen zorgvuldige procedure is gevolgd. De voorzieningenrechter heeft de uitvoering van de opzeggingsbrieven geschorst en de Volkstuinvereniging veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/673408 / KG ZA 24-115
Vonnis in kort geding van 12 maart 2024
in de zaak van

1.[persoon A] ,

woonplaats: [woonplaats 1] ,
2.
[persoon B],
woonplaats: [woonplaats 2] ,
3.
[persoon C],
woonplaats: [woonplaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R.H. Steensma te Rotterdam,
tegen
VOLKSTUINVERENIGING “ [naam volkstuinvereniging] ”,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. T.M. Vollbehr te Groningen.
De partijen worden hierna (samen in meervoud) ‘ [persoon A] c.s.’ en ‘de Volkstuinvereniging’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 februari 2024, met bijlage 1;
  • de akte van [persoon A] c.s., met bijlagen 2 tot en met 16;
  • de akte van de Volkstuinvereniging met een eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen 1 tot en met 17;
  • de akte van [persoon A] c.s., met bijlage 17;
  • de mondelinge behandeling op 27 februari 2024;
  • de notitie ter zitting van mr. Steensma;
  • de spreekaantekeningen van [persoon A] c.s.;
  • de spreekaantekeningen van mr. Vollbehr.

2.De beoordeling

in conventie en in voorwaardelijke reconventie

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[persoon A] c.s. hebben zich in het najaar van 2023 ten onrechte gedragen als interim-bestuur van de Volkstuinvereniging. De Volkstuinvereniging heeft daarna een commissie Wederopbouw aangesteld, die – onder andere – het gedrag van [persoon A] c.s. moest onderzoeken. Nadat de commissie begin 2024 zou hebben vergaderd over de door het bestuur van de Volkstuinvereniging aan de commissie voorgelegde vragen, zouden [persoon A] c.s. worden uitgenodigd voor gesprekken om op de bevindingen van de commissie te reageren. Zulke gesprekken hebben uiteindelijk niet plaatsgevonden en de Volkstuinvereniging heeft de lidmaatschappen van de Volkstuinvereniging van [persoon A] c.s. bij brieven van 20 januari 2024 met onmiddellijke ingang opgezegd.
2.2.
[persoon A] c.s. zijn het niet eens met de opzegging van hun lidmaatschappen. Daarom eisen zij in deze zaak om de Volkstuinvereniging te gebieden om de uitvoering van de opzeggingsbrieven op te schorten totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is vastgesteld dat de opzeggingen rechtsgeldig zijn en ongewijzigd in stand kunnen blijven.
2.3.
De Volkstuinvereniging is van mening dat zij de lidmaatschappen van [persoon A] c.s. in redelijkheid kon opzeggen en daarom vindt zij dat de eis van [persoon A] c.s. moet worden afgewezen. In het geval dat de eis van [persoon A] c.s. toch wordt toegewezen, eist de Volkstuinvereniging als tegeneis dat de lidmaatschappen van [persoon A] c.s. worden geschorst totdat in een bodemprocedure onherroepelijk over die lidmaatschappen is beslist, waarbij het [persoon A] c.s. gedurende de schorsing in ieder geval niet is toegestaan om het complex van de Volkstuinvereniging te betreden, de Algemene Ledenvergadering te bezoeken en het aan het lidmaatschap verbonden stemrecht uit te oefenen.
2.4.
De voorzieningenrechter schorst de uitvoering van de opzeggingsbrieven totdat in een bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van de opzeggingen is beslist en hij wijst de tegeneis af. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Wat staat er in de wet en in de Statuten van de Volkstuinvereniging?
2.5.
Bij een opzegging van het lidmaatschap van de Volkstuinvereniging moeten de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (‘ BW ’) in acht worden genomen. Als de opzegging daarmee in strijd is, dan is de opzegging vernietigbaar (artikel 2:15 lid 1 aanhef en onder b BW ).
2.6.
Artikel 8 lid 5 van de Statuten van de Volkstuinvereniging bevat een opzeggingsmogelijkheid voor gevallen “
wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet kan worden gevergd het lidmaatschap te laten voortduren”. De tekst van dit lid is in lijn met artikel 2:35 lid 2 BW . Verder bepaalt artikel 2:36 lid 1 BW over de in acht te nemen termijn bij opzegging onder meer dat het lidmaatschap onmiddellijk kan worden beëindigd indien redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
2.7.
Naast de mogelijkheid van opzegging kennen de Statuten de mogelijkheid van ontzetting uit het lidmaatschap. Dat is in artikel 8 lid 6 van de Statuten geregeld. Het daarin geregelde komt overeen met wat daarover in de wet is bepaald in artikel 2:35 lid 3 BW .
De eis van [persoon A] c.s. wordt grotendeels toegewezen
2.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure zal worden besloten dat de opzeggingen in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid.
2.9.
Het verschil tussen een opzegging als hiervoor bedoeld en ontzetting is in het bijzonder dat in het geval van ontzetting er een mogelijkheid is van in beroep gaan door het lid bij de Algemene Ledenvergadering. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid dan geschorst. Dat houdt volgens de Statuten in dat het lid dan geen stemrecht heeft. Hoewel de mogelijkheid van opzegging en ontzetting in de Statuten en in de wet naast elkaar bestaan, valt het verschil in rechtsbescherming niet goed te rechtvaardigen. Dat opzegging anders dan ontzetting geen straffend karakter zou hebben, acht de voorzieningenrechter in praktische zin onjuist.
2.10.
Waar het bestuur van de Volkstuinvereniging uiteindelijk voor de mogelijkheid van onmiddellijke opzegging van de lidmaatschappen van [persoon A] c.s. heeft gekozen, mocht in ieder geval worden verwacht dat een zeer zorgvuldige procedure zou zijn gevolgd. Duidelijk is namelijk dat voor [persoon A] c.s. zwaarwichtige belangen op het spel stonden. [persoon A] c.s. zijn al vele jaren lid van de Volkstuinvereniging. Evident is dat zij er groot belang aan hechten om lid te kunnen blijven. Een opzegging zou voor hen heel ingrijpend zijn.
2.11.
De voorzieningenrechter kan slechts concluderen dat in dit geval, naar zijn voorlopig oordeel, geen zorgvuldige procedure is gevoerd. Aan [persoon A] c.s. is niet kenbaar gemaakt welke leden in de commissie zitten die kennelijk onderzoek heeft verricht en conclusies heeft getrokken. Ook is niet duidelijk wie heeft/hebben bepaald dat die leden in de commissie zouden plaatsnemen. De legitimiteit en onafhankelijkheid van de commissie en de wijze waarop die commissie onderzoek heeft verricht en conclusies heeft getrokken, kan daardoor niet worden vastgesteld. Het bestuur van de Volkstuinvereniging wilde [persoon A] c.s. verder pas in een zeer laat stadium voor gesprekken uitnodigen, namelijk nadat de commissie al een antwoord had geformuleerd op de door het bestuur van de Volkstuinvereniging aan haar voorgelegde vragen. Bovendien wilde het bestuur van de Volkstuinvereniging die gesprekken geen doorgang laten vinden nadat [persoon A] c.s. – in verband met de voor hen op het belang staande zwaarwegende belangen – kenbaar hadden gemaakt dat zij zich tijdens het gesprek wilden laten bijstaan door een advocaat.
2.12.
Het verweer van de Volkstuinvereniging dat zij geen aanleiding meer zag om de gesprekken door te laten gaan nadat de advocaat van [persoon A] c.s. had geschreven dat de procedure op een inquisitie lijkt, gaat niet op. De advocaat van [persoon A] c.s. had beter andere bewoordingen kunnen gebruiken, maar de voorzieningenrechter acht het zonder meer terecht dat hij zeer kritisch was over de wijze waarop het bestuur van de Volkstuinvereniging de procedure uitmondende in een onmiddellijke opzegging van [persoon A] c.s. had ingericht. Evident is dat het bestuur een moeilijke periode heeft doorgemaakt. De spanningen zijn hoog opgelopen. Er hebben op enig moment zelfs bedreigingen plaatsgevonden. Het is begrijpelijk dat het dan niet eenvoudig is om als bestuur bestaande uit vrijwilligers zowel procedureel als inhoudelijk zorgvuldig en zo objectief mogelijk te blijven handelen. Het bestuur is echter gehouden om de redelijkheid en billijkheid tegenover alle leden en ook tegenover [persoon A] c.s. in acht te blijven nemen. Ook hun gerechtvaardigde belangen behoren te worden meegewogen in een zorgvuldige procedure met correcte toepassing van hoor en wederhoor.
2.13.
Opmerking verdient dat gesteld noch gebleken is dat [persoon A] c.s. iets te maken hebben met de bedreigingen die hebben plaatsgevonden.
2.14.
De onzorgvuldigheden in de procedure die uiteindelijk tot de opzegging van de lidmaatschappen van [persoon A] c.s. hebben geleid, zijn niet gerepareerd doordat achteraf aan [persoon A] c.s. gelegenheid is geboden om schriftelijk te reageren op conclusies van de commissie.
2.15.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel is dat de besluiten tot opzegging van de lidmaatschappen van [persoon A] c.s. in een bodemprocedure alleen al om procedurele redenen niet in stand zullen blijven. Dat leidt tot toewijzing van het primair door [persoon A] c.s. geëiste op de wijze zoals hierna in de beslissing staat vermeld.
De voorzieningenrechter legt geen dwangsom op
2.16.
De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat de Volkstuinvereniging de schorsing van de besluiten tot opzeggingen zal respecteren, zodat er geen aanleiding is voor het opleggen van een dwangsom.
De tegeneis van de Volkstuinvereniging wordt afgewezen
2.17.
Het voorgaande betekent dat is voldaan aan de voorwaarde waaronder de tegeneis van de Volkstuinvereniging is ingesteld.
2.18.
De voorzieningenrechter wijst de tegeneis af. De verhouding tussen partijen is in de visie van de voorzieningenrechter op dit moment niet zodanig dat een ingrijpende schorsing, zoals de Volkstuinvereniging die eist, is aangewezen. Aan de beoordeling of er een voldoende rechtsgrond bestaat om een dergelijke schorsing in kort geding aan [persoon A] c.s. op te leggen, komt de voorzieningenrechter daarom niet toe.
2.19.
De voorzieningenrechter wijst erop dat (een vorm van) schorsing conform de Statuten had kunnen worden bereikt als het bestuur van de Volkstuinvereniging er niet voor had gekozen om de lidmaatschappen van [persoon A] c.s. met onmiddellijke ingang op te zeggen, maar ervoor had gekozen om [persoon A] c.s. uit hun lidmaatschap te ontzetten. In dat geval zouden [persoon A] c.s. immers op grond van artikel 8 lid 6 van de Statuten zijn geschorst tot het moment waarop hun eventuele beroep op een Algemene Ledenvergadering zou worden behandeld. [persoon A] c.s. zouden dan geen stemrecht hebben.
De proceskosten
2.20.
De Volkstuinvereniging is in conventie in het ongelijk gesteld en zij moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [persoon A] c.s. in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 159,57
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat €
1.107,00(gemiddeld tarief)
Totaal € 1.586,57
2.21.
De wettelijke rente over de proceskosten in conventie wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.22.
De Volkstuinvereniging is in voorwaardelijke reconventie ook in het ongelijk gesteld en zij moet daarom de proceskosten betalen. Bij de begroting van die proceskosten wordt rekening gehouden met de samenhang tussen de eisen in conventie en voorwaardelijke reconventie. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in beide gevallen sprake van eisen die voortvloeien uit de besluiten van de Volkstuinvereniging om de lidmaatschappen van [persoon A] c.s. op te zeggen. De proceskosten van [persoon A] c.s. in voorwaardelijke reconventie worden daarom begroot op:
- salaris advocaat €
553,50(½ × gemiddeld tarief)
Totaal € 553,50
2.23.
De Volkstuinvereniging moet ook € 271,00 aan nakosten aan [persoon A] c.s. betalen, met de verhoging die in de beslissing staat vermeld.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.24.
De beslissingen in conventie, de proceskostenveroordeling in voorwaardelijke reconventie en de beslissing tot betaling van de nakosten worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Ten overvloede
2.25.
Zoals de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling al heeft uitgesproken, komt het wenselijk voor dat beide partijen zich de vraag stellen of het verstandig is de juridische strijd voort te zetten. Mogelijk is overleg tussen partijen (eventueel door tussenkomst van de advocaten) inmiddels haalbaar en kunnen in dat verband afspraken worden gemaakt die meebrengen dat alle betrokkenen de strijdbijl definitief begraven.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
3.1.
schorst de uitvoering van de door de Volkstuinvereniging aan [persoon A] c.s. verstuurde opzeggingsbrieven van 20 januari 2024 totdat in een bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van die opzeggingen is beslist;
3.2.
veroordeelt de Volkstuinvereniging in de proceskosten van € 1.586,57;
3.3.
veroordeelt de Volkstuinvereniging in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
wijst de eis af;
3.5.
veroordeelt de Volkstuinvereniging in de proceskosten van € 553,50;
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
3.6.
veroordeelt de Volkstuinvereniging om € 271,00 aan nakosten aan [persoon A] c.s. te betalen en bepaalt dat de proceskosten en de nakosten binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe moeten zijn betaald. Als de Volkstuinvereniging niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de Volkstuinvereniging € 90,00 extra betalen;
3.7.
verklaart de beslissingen onder 3.1. tot en met 3.3., 3.5. en 3.6. uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
[3349 / 1729]