ECLI:NL:RBROT:2024:2076

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
C/10/663708 / HA ZA 23-695
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot intrekking van de procedure en proceskostenveroordeling in civiele zaak tussen RTR BARGING B.V. en OILCHART INTERNATIONAL N.V.

In deze civiele procedure, aangespannen door RTR BARGING B.V. tegen OILCHART INTERNATIONAL N.V., heeft de rechtbank Rotterdam op 28 februari 2024 vonnis gewezen. RTR BARGING B.V. heeft verzocht om de zaak door te halen, omdat er een nieuwe procedure in België is gestart. OILCHART INTERNATIONAL N.V. heeft echter gesteld dat RTR de proceskosten moet dragen, aangezien deze onterecht zijn gemaakt door OILCHART. De rechtbank heeft geoordeeld dat RTR, door de procedure te starten en vervolgens haar vordering in te trekken zonder inhoudelijke gronden aan te voeren, veroordeeld moet worden in de proceskosten van OILCHART. De kosten zijn begroot op € 4.051,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat, en de wettelijke rente zal worden toegewezen na een betalingstermijn van veertien dagen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/663708 / HA ZA 23-695
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RTR BARGING B.V. H.O.D.N. BURANDO BARGING,
gevestigd te Rotterdam ,
eiseres,
advocaat mr. M.A.D. Bol te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
OILCHART INTERNATIONAL N.V.,
gevestigd te Antwerpen , België,
gedaagde,
advocaat mr. M.P.J. Kik te Amsterdam.
Partijen zullen hierna RTR en Oilchart genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 juli 2023, met producties 1 tot en met 10 en betekeningsstukken;
  • de conclusie van antwoord van 27 september 2023, met producties 1 tot en met 6;
  • de brief van de rechtbank van 10 oktober 2023 waarin de rechtbank partijen heeft opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
  • de brief van de rechtbank van 5 januari 2024 met een zittingsagenda;
  • het B-formulier van RTR van 1 februari 2024 met het verzoek om de zaak door te halen;
  • het bericht van Oilchart van 12 februari 2024 met de bevestiging dat de geplande zitting geen doorgang behoeft te vinden en het verzoek om RTR te veroordelen in de proceskosten;
  • het in reactie op laatstgenoemd bericht ingekomen bericht van RTR van 12 februari 2024 met herhaald verzoek om de procedure in te trekken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
RTR heeft verzocht om de zaak door te halen vanwege een nieuwe procedure in België.
2.2.
Oilchart heeft zich op het standpunt gesteld dat RTR de (nodeloos door Oilchart gemaakte) proceskosten moet dragen.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat RTR, nu zij de onderhavige procedure heeft aangespannen en haar vordering vervolgens heeft ingetrokken en geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd voor een andersluidend oordeel, dient te worden veroordeeld in de vergeefs gemaakte kosten aan de zijde van Oilchart . Hierover zal de wettelijke rente, zoals door Oilchart gevorderd, worden toegewezen, met dien verstande dat die rente eerst na een redelijke betalingstermijn van veertien dagen verschuldigd zal zijn. De kosten aan de zijde van Oilchart worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat €
1.214,00(1 punt × tarief IV € 1.214,00)
Totaal € 4.051,00.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verstaat dat RTR haar vorderingen heeft ingetrokken,
3.2.
veroordeelt RTR in de proceskosten aan de zijde van Oilchart , tot op heden begroot op € 4.051,00 en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.
3597/1885