ECLI:NL:RBROT:2024:2073

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
10.083339.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verlengde invoer van verdovende middelen met betrekking tot cocaïne in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de verlengde invoer van verdovende middelen, specifiek cocaïne. De verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen opzettelijk 26 kilogram cocaïne te hebben ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte, zoals zijn aanwezigheid op de locatie en het sluiten van de kofferbak van zijn auto, sterk wijzen op betrokkenheid bij de drugssmokkel. De verdachte ontkende echter opzet te hebben gehad en stelde dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in zijn auto.

De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken, waarbij onder andere camerabeelden en chatberichten van de verdachte zijn betrokken. De rechtbank oordeelde dat de alternatieve verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was en dat de omstandigheden voldoende bewijs opleverden voor opzet. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 720 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidstoestand, en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

De uitspraak benadrukt de ernst van drugshandel en de impact daarvan op de samenleving, en de rechtbank heeft een evenwichtige straf opgelegd die recht doet aan de omstandigheden van de verdachte en de aard van het delict.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.083339.21
Datum uitspraak: 26 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01], [postcode01] [plaats01] ,
verblijvende op het adres: [adres02] , [postcode02] , [plaats01]
raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kortgezegd wordt de verdachte verweten dat hij samen met anderen opzettelijk 26 kilogram cocaïne heeft ingevoerd (verlengde invoer). Als dat niet kan worden bewezen, wordt hem subsidiair verweten dat hij samen met anderen met opzet die 26 kilogram cocaïne heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Feiten en omstandigheden
Op 26 februari 2021 is bij de politie informatie binnengekomen over [rederij01] . Hieruit blijkt dat er in februari 2021 drie incidenten zijn geweest met schepen van deze rederij waarbij duikers betrokken waren en (eenmaal) cocaïne is aangetroffen. Naar aanleiding hiervan is de [naam schip01] met behulp van drones van de douane in de gaten gehouden. Dit schip van [rederij01] is op 22 maart 2021 vanuit Santos, Brazilië aangemeerd in de IJsselhaven in Rotterdam. Op 23 maart 2021, omstreeks 03.00 uur, worden met behulp van camerabeelden van de drone twee voertuigen gezien op de Bartel Wiltonkade, dichtbij de IJsselhaven. Uit één van de voertuigen komen twee personen, die richting het water lopen. Een van hen gaat te water en vaart met behulp van een onderwaterscooter richting de [naam schip01] . Op de [naam schip01] is een persoon zichtbaar die vanaf het dek een object in het water gooit. De persoon in het water pikt dit object op en vaart hiermee weer richting de kade. Daar pakt de op de kade achtergebleven persoon het object aan en loopt hiermee naar een geparkeerde auto. Eenheden van de politie en douane zijn bij de Bartel Wiltonkade en zien daar twee personen bij de geopende kofferbak van de geparkeerde auto staan. Beiden worden aangehouden. Dit zijn de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte01] . De verdachte is de eigenaar van deze auto en heeft de kofferbak dicht gedaan. In de kofferbak wordt, verpakt in nat plastic, een pakket aangetroffen. Uit nader onderzoek is gebleken dat het pakket 26 pakketten bevatte, met daarin 25,97 kilogram cocaïne. Op de kade wordt een derde persoon aangehouden, gekleed in een duikerspak en met een onderwaterscooter in zijn hand.
4.1.2.
Onderzoeksbevindingen iPhone 7
Ten tijde van zijn aanhouding was de verdachte in het bezit van een iPhone 7. Dit blijkt een PGP-toestel te zijn waarop via een chat “ [naam chat01] ” versleutelde berichten te zien zijn in de Kroatische taal. Deze zijn vertaald naar het Nederlands. Tussen 22 maart 2021 11:33 uur en 23 maart 2021 04:17 uur worden op dat toestel berichten ontvangen van een onbekend gebleven persoon met gebruikersnaam “ [gebruikersnaam01] ” en worden vanaf dat toestel berichten teruggezonden. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de persoon is die berichten terugzendt, aangezien dat toestel bij zijn aanhouding is aangetroffen en hij ook over de inlogcodes beschikte. Het betreft onder meer de navolgende berichten:
Om 11:33 uur: “ [gebruikersnaam01] ”: “
Oke vriend”.
Om 20:16 uur: uitgaand: “
Hey
Om 21:05 uur “ [gebruikersnaam01] ”: “
Rustig aan, voer altijd de code in / voer de code altijd langzaam in, dan blijven we in contact /dan zijn we online
Om 21:28 uur “ [gebruikersnaam01] ”: “
Bevestig alleen dat je tel het doet
Om 21:36 uur uitgaand: “
Oke” en “
Afgesproken
Om 21:38 uur uitgaand: “
Heb je ergens een plek gevonden om je te verstoppen/te schuilen?”.
Om 21:38 uur “ [gebruikersnaam01] ”: “
Ik ben in de buurt, schrijf als er iets nodig is, hoewel je je het beste kan verstoppen en lekker uitrusten tot het gezelschap arriveert
Om 21:39 “ [gebruikersnaam01] ”: “
Rustig aan, kijk stiekem hoe het daar is / kijk rustig stiekem hoe het daar is, zorg ervoor dat niemand je ziet.
Om 03:06 uur: “ [gebruikersnaam01] ”: “
Ben je wakker?”.
Om 03:20 uur “ [gebruikersnaam01] ” “
Kom, schrijf me als je het bericht ziet
Deze persoon “ [gebruikersnaam01] ” probeert daarna tevergeefs nog contact te krijgen met de verdachte. Het laatste bericht van “ [gebruikersnaam01] ” is ontvangen om 04:17 uur: “
Hallo !!!
4.1.3.
Standpunt verdediging
Het primair ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdachte had geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de (verlengde) invoer van verdovende middelen. Immers, op basis van de stukken in het dossier en de verklaring van de verdachte kan niet worden vastgesteld dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van een pakket gevuld met verdovende middelen in de kofferbak van zijn auto. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
4.1.4.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat in de Rotterdamse haven op grote schaal drugssmokkel plaatsvindt via zeeschepen vanuit Zuid-Amerika die in de Rotterdamse haven aanleggen en ook dat de logistiek rond deze smokkel vanaf die zeeschepen naar de vaste wal complex is. Daarom zijn daarbij meer personen betrokken. Van opzet is sprake bij omstandigheden die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht zijn op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De omstandigheden dat de verdachte ter plaatse aanwezig was, heeft gewacht op een gezelschap, stiekem moest zijn en zich niet moest laten zien, dat iemand de verdovende middelen uit het water heeft gehaald en in zijn auto heeft gelegd en dat de verdachte vervolgens de kofferbak heeft dichtgedaan, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de smokkel van cocaïne dat zij bewijs op leveren voor het opzettelijk medeplegen van binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen.
De verdachte heeft ontkend en gezegd dat hij toevallig een bekende van hem, [naam01] , tegen kwam en hem als snorder naar Rotterdam had gebracht en vervolgens ook geheel toevallig als snorderklusje voor die [naam01] , een bekende van hem ging ophalen in Rotterdam. De telefoon die hij van [naam01] ontving met inlogcodes, was omdat hij diens telefoonnummer niet in zijn eigen toestel had. De verdachte is in de avond van 22 maart 2021 naar de Bartel Wiltonkade gereden en heeft daar op de kade zijn auto geparkeerd. De verdachte is vervolgens in de auto gaan zitten wachten. Hij wist niet dat hij er een pakket in de kofferbak van zijn auto zou worden gelegd en kende daarom de inhoud daarvan niet. Dat “ [gebruikersnaam01] ” heeft gezegd dat hij moest wachten op een gezelschap is daarmee niet in strijd omdat in het Kroatisch een gezelschap ook uit een persoon kan bestaan.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte tegen de achtergrond van de bewezen gang van zaken volstrekt ongeloofwaardig en gaat daarom aan die verklaring voorbij. Dat in het Kroatisch een gezelschap ook uit een persoon kan bestaan, blijkt niet. De verdediging heeft de vertaling verder niet betwist en ook niet verzocht om de chats opnieuw te laten vertalen.
4.1.5.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Het primair tenlastegelegde wordt wettig en overtuigend bewezen verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 23 maart 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 25,97 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
(primair)
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van bijna 26 kilo cocaïne door deze samen met iemand andere in de kofferbak van zijn auto te plaatsen. De verdachte heeft hiermee een essentiële bijdrage geleverd aan de (internationale) drugshandel. Deze drugshandel heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving omdat binnen het criminele circuit liquidaties plaatsvinden die vaak direct of indirect het gevolg zijn van conflicten met betrekking tot grootschalige drugshandel. Daarnaast werkt het ook overige vermogenscriminaliteit in de hand. Verder is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs verslavend werkt en daarom schadelijk is voor de gezondheid. De verdachte heeft zich hieraan kennelijk niets gelegen laten liggen en heeft slechts oog gehad voor de lucratieve kanten van de drugshandel. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 januari 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het plegen van het feit niet onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en daarna niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de gezondheidstoestand van de verdachte. Bij hem is sprake van een progressieve neurologische aandoening, met uitvalsverschijnselen als gevolg. Tijdens zijn verblijf in voorlopige hechtenis is gezien dat deze uitvalsverschijnselen in snel tempo toenamen. Ook in de jaren tussen het plegen van het tenlastegelegde feit en de terechtzitting is zijn gezondheidssituatie verder verslechterd. Inmiddels is de verdachte afhankelijk van een rolstoel en zorg van anderen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit, tegen de achtergrond van de huidige internationale drugsproblematiek, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. De rechtbank constateert echter dat de redelijke termijn is overschreden, hetgeen niet is toe te rekenen aan de verdachte. Dit dient tot uitdrukking te worden gebracht in de uiteindelijk op te leggen straffen en het raakt de vraag welk strafdoel nog is gediend met oplegging van een forse gevangenisstraf, mede gelet op de actuele gezondheidstoestand van de verdachte. Als de zaak binnen de gebruikelijke termijn op zitting zou zijn gebracht, zonder overschrijding van de redelijke termijn zou de rechtbank - mede gelet op de strafdoelen die dan nog effectief kunnen worden gerealiseerd - komen tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. In dit geval zal de rechtbank in plaats daarvan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze voorwaardelijke straf is ook bedoeld om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de verstreken tijd en de omstandigheid dat de verdachte sindsdien niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie, vindt de rechtbank daarbij een proeftijd van 1 jaar voldoende. Daarnaast zal de rechtbank in het kader van de retributie een taakstraf van 240 uren opleggen. De raadsman heeft namens de verdachte verklaard dat de verdachte een taakstraf kan verrichten. Op die manier kan de verdachte ook een positieve bijdrage aan de samenleving leveren.
Alles afwegend acht de rechtbank de straffen van hierna te noemen duur passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zevenhonderd en twintig (720) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
zeshonderd tweeënveertig (642) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
tweehonderd en veertig (240) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
honderd en twintig (120) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 26 februari 2024.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 maart 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 25,97 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 maart 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 25,97 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.