Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van 3 kogelpatronen;
- bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld en van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, zoals verwoord in paragraaf 7.3.2.
4.Waardering van het bewijs
devuist die [slachtoffer01] te slaan en/of stompen,
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
- meldplicht bij de reclassering (na afspraak);
- begeleid wonen;
- dagbesteding;
- meewerken aan schuldhulpverlening.
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde partij01]ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 175,- aan materiële schade en een vergoeding van € 7.000,- aan immateriële schade.
[benadeelde partij01]een schadevergoeding betalen van
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
- 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 van de Wet Wapen en Munitie.
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden,
groot zes (6) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde partij01]niet-ontvankelijk in het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij01]te betalen
€ 5.000,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;