Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van 3 kogelpatronen;
- bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld en van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
- afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99-000543-39.
4.Waardering van het bewijs
toe-eigeningweg te nemen enig goed toebehorende aan [slachtoffer01] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , te plegen met het
devuist die [slachtoffer01] te slaan en/of stompen,
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde partij01]ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 175,- aan materiële schade en een vergoeding van € 7.000,- aan immateriële schade.
[benadeelde partij01]een schadevergoeding betalen van
9.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
- 36f, 45, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 van de Wet Wapens en Munitie.
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden;
zes (6) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
[benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde partij01]niet-ontvankelijk in het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade;
[benadeelde partij01]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij01]te betalen
€ 5.000,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;