Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.R. von Kriegenbergh-Lejuez, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. S. Roodenburg. Eiseres had op 23 november 2023 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van haar WIA-uitkering. Na een gebrek aan tijdige besluitvorming door verweerder, heeft eiseres op 5 juni 2023 beroep ingesteld. De rechtbank constateert dat verweerder op 22 augustus 2023 alsnog op het verzoek tot herbeoordeling heeft beslist, waardoor het procesbelang van eiseres met betrekking tot het niet tijdig nemen van een besluit is komen te vervallen. De rechtbank verklaart dit onderdeel van het beroep niet-ontvankelijk.
De rechtbank oordeelt verder dat de beslistermijn voor de herbeoordeling is overschreden en dat verweerder een dwangsom van € 1.442,- heeft toegekend aan eiseres. De rechtbank verwijst het beroep tegen de herbeoordeling naar verweerder voor behandeling in de bezwaarprocedure, aangezien het besluit van 22 augustus 2023 een primair besluit is waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. Eiseres heeft inmiddels een bezwaarprocedure gestart tegen dit besluit.
De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.