ECLI:NL:RBROT:2024:2044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
C/10/674382 / KG ZA 24-158
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige sloopwerkzaamheden en trillingsoverschrijdingen nabij monumentale woningen

In deze zaak vorderen eisers, eigenaren van monumentale en niet onderheide woningen, een verbod op het veroorzaken van trillingen boven de 1,2 mm/sec door gedaagden, die sloopwerkzaamheden uitvoeren in de nabijheid van hun woningen. De eisers stellen dat de gedaagden onrechtmatig handelen door de geldende trillingsnormen te overschrijden, wat schade aan hun woningen kan veroorzaken. De rechtbank oordeelt dat de norm van 1,2 mm/sec, zoals vastgelegd in de SBR Trillingsrichtlijn A, moet worden gehanteerd. De rechtbank stelt vast dat de gedaagden deze norm veelvuldig hebben overschreden, wat voldoende aannemelijk maakt dat zij onrechtmatig handelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van eisers, omdat het onrechtmatige handelen van gedaagden moet worden gestopt. De rechtbank legt gedaagden een verbod op om trillingen boven de 1,2 mm/sec te veroorzaken en stelt een dwangsom in van € 5.000,- per dag bij overtreding, met een maximum van € 500.000,-. Daarnaast worden gedaagden veroordeeld in de proceskosten van € 1.746,31.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/674382 / KG ZA 24-158
Vonnis in kort geding van 14 maart 2024
in de zaak van

1.[eiser1] ,

2.
[eiser2],
3.
[eiser3],
4.
[eiser4],
5.
[eiser5],
6.
[eiser6],
allen wonende te Schiedam ,
eisers,
advocaat mr. Z.H. van Dorth tot Medler te Rotterdam ,
tegen

1.[gedaagde1],

gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
2.
[gedaagde2],
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
3.
[gedaagde3],
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
gedaagden,
advocaat mr. G.J.M. de Jager te Rotterdam.
Partijen worden hierna gezamenlijk eisers (waar nodig afzonderlijk eisers sub 1 tot en met 6) en gedaagden (afzonderlijk [naam2] , [gedaagde2] en [gedaagde3] ) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 26 februari 2024, met producties 1 tot en met 24;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5;
  • producties 25 tot en met 27 van eisers;
  • de pleitnota van eisers;
  • de pleitnota van gedaagden.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 29 februari 2024 plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Eisers sub 1 en 2 zijn eigenaar van de [adres1] te [plaats2] , eisers sub 3 en 4 van de [adres2] en eisers sub 5 en 6 van de [adres3]. Het gebied waarin de woningen zijn gelegen, heeft de gemeente [plaats2] (hierna: ‘de gemeente’) aangemerkt als beschermd stadsgezicht. Het pand aan de [adres1] is tevens aangemerkt als een gemeentelijk monument. Het gaat in alle gevallen om oude huizen die niet zijn onderheid.
2.2.
Naast de woningen van eisers is aan [perceel 1] (oneven nummers) het industriële complex van [gedaagde2] gelegen. In dit complex exploiteert [gedaagde2] onder andere een drankendestilleerderij. [naam2] is eigenaar van deze panden.
2.3.
De bestaande bebouwing op [perceel 2] moet worden gesloopt. Op 1 augustus 2023 heeft de gemeente de sloopmelding van de [adres4] goedgekeurd. [gedaagde2] heeft [gedaagde3] ingeschakeld voor de sloopwerkzaamheden. [gedaagde3] is op 18 september 2023 begonnen met slopen.
2.4.
Op 30 oktober 2023 hebben eisers aan [naam2] en [gedaagde2] geschreven dat uit de door hen gedane metingen blijkt dat de grenswaarden voor trillingen worden overschreden. Eisers hebben [naam2] en [gedaagde2] gesommeerd de sloopwerkzaamheden zodanig voort te zetten dat de grenswaarden niet meer worden overschreden.
2.5.
Op last van de gemeente zijn de sloopwerkzaamheden op het perceel met nummers [perceelnummers] op 2 november 2023 stil gelegd, omdat advies van de gemeente moest worden ingewonnen hoe de westelijke zijmuur van pand [adres2] – welke muur bouwkundig is verbonden aan de zijmuur van de woning van eisers sub 3 en 4 – kon worden gesloopt. Op 4 december 2023 heeft [gedaagde3] de sloopwerkzaamheden hervat.
2.6.
De bebouwing op [perceel 3] wordt ook door [gedaagde3] gesloopt. De gemeente heeft die sloopmelding bij brief van 7 november 2023 goedgekeurd.
2.7.
Het College van [naam4] en Wethouders van de gemeente heeft bij besluit van 29 november 2023 van rechtswege een vergunning verleend voor de (her)bouw op [perceel 2]. Eisers hebben bezwaar en beroep ingediend tegen dit besluit.
2.8.
Voor de aanvang van de sloopwerkzaamheden is er geen nulmeting verricht.
2.9.
Eisers hebben trillingsmeters van het bedrijf Georent B.V. aangebracht op de voorgevel en biljartkamer van nummer [nummer1] en de voorgevels van nummers [nummer2] en [nummer3].
2.10.
[gedaagde3] heeft op 7 februari 2024 een veiligheidsplan opgesteld. Hierin is, voor zover nu van belang, het volgende opgenomen:
“Plaatsen van 3 trillingsmeters op locaties aangegeven in de bijlage. Melding ingesteld op het
bereiken van 80 % van de SBR-A 2017 Grenswaarde.
(..)
Bijzondere omstandigheden:
Aangrenzende gebouwen zijn zeer gevoelig voor trillingen.
Trillingsmeters plaatsen en monitoren, uitvoerder en projectleider staan in contact met meters
Bij overschrijding krijgen de uitvoerende werknemers een melding, dan werkmethode aanpassen en passende oplossingen zoeken.
Het heen en weer rupsen over de bestaande vloeren kan trillingen veroorzaken in de onderlagen.
De vloeren zijn over het algemeen vrij dun. Deze kan je met de puinriek makkelijk opbreken.
Doe dit voorzichtig. Een vloerdeel die om klapt op de bestaande vloer is weer een aanleiding
voor een trilling. (..)”
2.11.
Op 25 februari 2024 heeft Georent onder andere het volgende aan de advocaat van eisers geschreven:
“1. Typering van de woning
[naam] geeft aan dat het zeer gevoelige panden betreft.
Dat wil zeggen dat ze volgens de SBR A 2017 getypeerd dienen te worden als categorie 2 gevoelig, met de daarbij behorende grenswaarden. De grenswaarde voor alle drie de panden kom dan uit op 1,2 mm / seconde bij een dominante frequentie van 1 – 10 Hertz.(..)”

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden zoveel mogelijk hoofdelijk te veroordelen tot:
I. Het onthouden van (doen) veroorzaken van trillingsoverschrijdingen, waarbij op locatie van [adres1] , [adres2] en [adres3] wordt uitgegaan van een grenswaarde van 1,2 mm/sec;
II. Bij iedere overtreding van voornoemde grenswaarden aan eisers, waarbij door betaling aan de één gedaagden jegens de anderen wordt bevrijd, een dwangsom van € 25.000,-, tot een maximum van € 500.000,-;
III. De proces- en nakosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Eisers leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat het maximaal aanvaardbaar trillingsniveau moet worden bepaald aan de hand van SBR Trillingsrichtlijn A: Schade aan bouwwerken 2017 (hierna: ‘Richtlijn A’). Uit Richtlijn A volgt voor monumentale panden en bouwwerken met gevoelige staat een trillingsniveau van maximaal 1,2 mm/sec. Eisers baseren dit op het veiligheidsplan van [gedaagde3] . Dit plan verwijst immers naar Richtlijn A. Ook de door eisers benaderde deskundige stelt dat vanwege de gevoeligheid van de panden, een grenswaarde van 1,2 mm/sec moet worden gehanteerd. De door eisers geplaatste meters hebben veel overschrijdingen van die waarde gemeten. [gedaagde3] handelt daarmee onrechtmatig jegens eisers, omdat zij door de manier waarop er wordt gesloopt, trillingen veroorzaken die de grenswaarden overschrijden. [naam2] en [gedaagde2] handelen eveneens onrechtmatig jegens eisers, omdat [gedaagde3] hun hulppersoon is.
3.3.
Gedaagden bepleiten afwijzing van de vorderingen en voeren als verweer aan dat de door [gedaagde3] zelf opgelegde norm in het veiligheidsplan niet tot gevolg heeft dat eisers deze norm in rechte kunnen afdwingen.

4.De beoordeling

Het spoedeisend belang

4.1.
Eisers stellen een spoedeisend belang te hebben bij hun vorderingen, omdat gedaagden volgens hen onrechtmatig handelen bij het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden in de huidige vorm. Eisers willen met deze procedure bereiken dat het voortdurende onrechtmatige handelen van gedaagden wordt stop gezet. Met deze stelling is het vereiste spoedeisend belang voor deze procedure voldoende aannemelijk gemaakt.
Welke norm moet er als grenswaarde worden gehanteerd?
4.2.
Eisers baseren hun vorderingen op onrechtmatige daad. Zij stellen dat gedaagden in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid hebben gehandeld en handelen, omdat zij de sloopwerkzaamheden zodanig uitvoeren dat daardoor trillingen ontstaan die de geldende norm overschrijden. Hierdoor is mogelijk schade ontstaan aan hun woningen en verdere schade dreigt als gedaagden op dezelfde manier doorgaan. Eisers willen dat het gedaagden wordt verboden de sloopwerkzaamheden uit te voeren als de grenswaarde van 1,2 mm/sec wordt overschreden.
4.3.
Niet in geschil is dat gedaagden sloopwerkzaamheden verrichten in de directe omgeving van oude, niet onderheide, woningen. Inherent aan sloopwerkzaamheden is dat daardoor schade kan ontstaan aan dergelijke woningen, bijvoorbeeld als gevolg van trillingen. Naar maatstaven van maatschappelijke zorgvuldigheid mag van degene die de sloopwerkzaamheden verricht, worden verwacht dat hij maatregelen neemt die het ontstaan van trillingen zoveel als redelijkerwijs mogelijk voorkomt. Neemt hij dergelijke maatregelen niet in acht, dan moet in beginsel worden aangenomen dat hij onrechtmatig handelt. In een dichtbevolkt land als Nederland kan in dit verband niet van een sloper worden geëist dat trillingen volledig worden voorkomen. Het gaat erom dat de trillingen worden beperkt tot een niveau dat redelijkerwijs nog als aanvaardbaar kan worden beschouwd.
4.4.
Volgens eisers moet in dit verband de norm worden gehanteerd die [gedaagde3] zelf noemt in haar veiligheidsplan, namelijk 1,2 mm/sec. Deze norm is ontleend aan Richtlijn [naam1] onderbouwing hebben eisers niet alleen verwezen naar het veiligheidsplan van [gedaagde3] , maar ook naar het rapport van Georent (zie 2.11). Gedaagden betwisten dat eisers rechten kunnen ontlenen aan de in het veiligheidsplan genoemde norm, omdat zij die norm slechts aan zichzelf hebben opgelegd. Los hiervan geldt volgens gedaagden de norm van 1,2 mm/sec alleen voor het monumentale pand ( [nummer4] ). Voor de andere panden geldt een grenswaarde van 2,1 mm/sec ( [adres2] en [adres3]).
4.5.
Uit het partijdebat leidt de voorzieningenrechter af dat (partijen het erover eens zijn dat) Richtlijn A is ontworpen om objectieve normen vast te stellen voor de mate waarin trillingen bij werkzaamheden nog aanvaardbaar worden geacht en om schade aan gebouwen te voorkomen bij overschrijding van die normen. Richtlijn A biedt daarmee dus een alleszins bruikbaar instrument om te bepalen of trillingen binnen de grens van het redelijkerwijs aanvaardbare blijven. Dit geldt te meer nu gedaagden zich kennelijk zelf aan de norm uit Richtlijn A hebben gecommitteerd door deze norm op te nemen in het veiligheidsplan van [gedaagde3] . Bovendien hebben gedaagden zelf op een daartoe strekkende vraag tijdens de zitting geen helderheid gegeven over welke
anderenorm dan zou gelden om het trillingsniveau aan te toetsen. Als bij uitstek op dit terrein deskundige had dit in elk geval van [gedaagde3] mogen worden verwacht. Als dit het gevolg is van de keuze van [gedaagde3] om slechts vertegenwoordigd door haar advocaat ter zitting te verschijnen, komt dat voor haar risico. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat, voor het antwoord op de vraag of de door [gedaagde3] veroorzaakte trillingen blijven binnen de grenzen van wat redelijkerwijs aanvaardbaar is, getoetst moet worden aan de normen die voortvloeien uit Richtlijn A.
4.6.
Eisers hebben gemotiveerd gesteld dat uit Richtlijn A voor hun woningen een norm van 1,2 mm/sec volgt. Ter onderbouwing hebben zij gewezen op het rapport van Georent . Daaruit volgt dat deze norm moet worden gehanteerd bij monumenten en bij voor trilling gevoelige panden, zoals de woningen van eisers. Gedaagden hebben dit onvoldoende gemotiveerd betwist. In het veiligheidsplan van [gedaagde3] wordt integendeel bevestigd dat het hier gaat om gebouwen die “zeer gevoelig voor trillingen” zijn. Dit betekent dat voor alle panden van de norm van 1,2 mm/sec moet worden uitgegaan.
Hebben gedaagden de grenswaarde overschreden?
4.7.
Zowel eisers als gedaagden hebben trillingsmeters opgehangen. Eisers hebben uitdraaien overgelegd waarop de waarnemingen van de door hen geplaatste meters zijn vermeld. Uit deze stukken volgt dat bij de sloopwerkzaamheden op een zeer groot aantal momenten sprake is geweest van overschrijding van de norm van 1,2 mm/sec. In een niet verwaarloosbaar aantal gevallen was die overschrijding bovendien aanzienlijk. Gedaagden hebben ook op dit punt onvoldoende verweer gevoerd. Gedaagden voeren weliswaar aan dat de trillingsmeters ook trillingen van autoverkeer op de slecht onderhouden kade opvangen, maar dit verweer acht de voorzieningenrechter niet overtuigend, alleen al niet omdat eisers onbetwist hebben gesteld dat er ook een trillingsmeter op relatief grote afstand van de kade is geplaatst (namelijk ter hoogte van de zogenoemde biljartkamer op nummer [nummer1] ) die ook aanzienlijke overschrijdingen heeft genoteerd. Gedaagden hebben dat niet betwist. Zij hebben nog aangevoerd dat de door [gedaagde3] geplaatste meters slechts een gering aantal overschrijdingen hebben genoteerd. Het is echter de vraag of daarbij van de juiste norm is uitgegaan. Afgezien daarvan hebben gedaagden geen feiten gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat doorslaggevende betekenis zou moeten worden gehecht aan de resultaten van de door [gedaagde3] geplaatste meters in plaats van de in opdracht van eisers geplaatste meters. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter de gegevens van de meter op nummer [nummer1] ter hoogte van de biljartkamer bepalend, omdat deze het dichtst bij de sloopwerkzaamheden en het verst van het wegverkeer is geplaatst.
4.8.
In deze procedure is daarom voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde3] met de sloopwerkzaamheden de geldende norm veelvuldig heeft overtreden. Denkbaar is dat niet elke overschrijding van de norm direct betekent dat gedaagden onrechtmatig handelen. Het stadium waarin daarover in redelijkheid gedebatteerd zou kunnen worden is hier echter – gelet op de hoeveelheid overschrijdingen en de mate daarvan – een gepasseerd station. Eisers hebben in deze procedure dus voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagden jegens hen onrechtmatig hebben gehandeld. Aannemelijk is ook dat dit onrechtmatige handelen voortduurt, omdat gedaagden van mening zijn dat zij niet gebonden zijn aan de 1,2 mm/sec en dat deze norm überhaupt niet voor alle panden zou moeten gelden. De voorzieningenrechter acht het om die reden aannemelijk dat gedaagden de tot nu toe gehanteerde werkwijze bij het slopen niet gaan veranderen en dat zich daardoor opnieuw grote overschrijdingen van de norm zullen voordoen. Dat er mogelijk nog geen schade is ontstaan, maakt dit niet anders. Reeds het overschrijden van de norm maakt dat gedaagden onrechtmatig handelen, nog daargelaten dat de norm juist in het leven is geroepen om schade aan gebouwen door trillingen te voorkomen.
4.9.
Onjuist is de opvatting van gedaagden dat de gemeente aan zet is en niet eisers. De vorderingen die eisers hebben ingesteld zien op het onrechtmatig handelen van gedaagden. Eisers kunnen en mogen tegen dat onrechtmatige handelen optreden. Zij zijn daarin niet afhankelijk van afwegingen die de gemeente maakt om al dan niet handhavend ten aanzien van de sloopwerkzaamheden op te treden.
De vorderingen
4.10.
Een belangenafweging vergt dat in deze procedure een voorziening moet worden getroffen die het voortduren van de huidige situatie een halt toeroept. Eisers behoeven niet te dulden dat het onrechtmatige handelen van gedaagden voortduurt terwijl eisers op de afloop van een bodemprocedure moeten wachten. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van gedaagden om de werkzaamheden ongehinderd door een verbod voort te zetten. Hieraan doet niet af dat het sloopwerk mogelijk trager gaat en duurder wordt als [gedaagde3] het trillingsniveau moet beperken. De voorzieningenrechter weegt daarbij ook mee dat gedaagden weliswaar hebben aangevoerd dat steeds als zich een overschrijding voordoet, het werk wordt stilgelegd om te onderzoeken welke aanpassingen nodig zijn, maar dat zij deze stelling niet hebben onderbouwd.
4.11.
De vordering onder I strekt tot beëindiging van het onrechtmatige handelen en is naar het oordeel van de voorzieningenrechter passend en geboden. De voorzieningenrechter zal de vordering beperken tot de metingen die worden verricht op de locatie [adres2] ter hoogte van de biljartkamer. Dit ter voorkoming van executieperikelen die zich kunnen voordoen als verschillende meters een overschrijding van de norm aangeven. Bovendien staat vast dat de trillingsmeter op die locatie het dichtst bij de sloopwerkzaamheden ligt en dat deze meter het verst van de kade af ligt, zodat aannemelijk is dat de meetresultaten het minst zullen worden vertroebeld door verkeer op de kade.
4.12.
De voorzieningenrechter acht het nodig dat het verbod wordt versterkt met een dwangsom van € 5.000,- per dag met een maximum van € 500.000,- passend en geboden. De voorzieningenrechter ziet, anders dan gedaagden hebben bepleit, geen aanleiding om deze dwangsom niet aan [gedaagde3] op te leggen. [gedaagde3] voert de werkzaamheden immers uit. Gedaagden kunnen desgewenst onderling afstemmen voor wiens rekening per saldo een mogelijk verbeurde dwangsom moet komen.
De proceskosten
4.13.
Gedaagden krijgen ongelijk en worden in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- kosten dagvaarding € 146,31
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten €
173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.746,31
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden zich te onthouden van het (doen) veroorzaken van trillingsoverschrijdingen, uitgaande van een grenswaarde van 1,2 mm/sec op de locatie [adres2] in de biljartkamer,
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan eisers een dwangsom te betalen van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 500.000,- is bereikt,
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 1.746,31, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten gedaagden
€ 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
veroordeelt gedaagden in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024.3608/1980