4.1.2.Beoordeling door de rechtbank
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 5 november 2023 reed de verdachte als bijrijder samen met de medeverdachte in een personenauto voorzien van een Frans kenteken op de rijksweg A16 ter hoogte van Dordrecht in zuidelijke richting. De medeverdachte kreeg van verbalisanten een stopteken en werd staande gehouden voor een controle in het kader van de Wegenverkeerswet, omdat zijn rijgedrag opviel. Uit eigen beweging overhandigde de medeverdachte vervolgens een zakje met daarin vermoedelijk hennep. De verbalisanten zijn naar aanleiding hiervan overgegaan tot doorzoeking van de auto. Op de bodemvloer aan de bijrijderskant werd een zwarte rugtas met daarin zes in bruine tape verpakte blokken aangetroffen. Hierop zijn de verdachten aangehouden. Na onderzoek van deze pakketten bleek het te gaan om 2973 gram heroïne. Op twee van deze pakketten is een DNA-mengprofiel aangetroffen dat naar alle waarschijnlijk afkomstig is van de verdachte.
In de auto werd tevens een telefoon aangetroffen. Op deze telefoon zijn diverse afbeeldingen en chatgesprekken aangetroffen die onmiskenbaar duiden op de handel in verdovende middelen, zoals grote contante geldbedragen, bruine blokken, en wit poeder. De verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd bevestigd dat dit toestel van hem is.
Onrechtmatig verkregen bewijs
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs als gevolg van een onrechtmatige doorzoeking. Hiertoe wordt aansluiting gezocht bij de motivering van de rechter-commissaris van 8 november 2023. De controle van de auto heeft in eerste instantie plaatsgevonden op grond van de Wegenverkeerswet. Pas nadat de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: de medeverdachte) vrijwillig een zakje met daarin vermoedelijk hennep overhandigde, zijn de verbalisanten overgegaan tot doorzoeking van het voertuig. Dit maakt dat de blokken heroïne door middel van een rechtmatige doorzoeking zijn aangetroffen en dus kunnen worden gebruikt als bewijs.
Wetenschap en beschikkingsmacht
De verdachte heeft in een eerste politieverhoor op 6 november 2023 verklaard dat hij na een avond uitgaan in België op zoek was naar iemand die hem naar Amsterdam wilde brengen voor een bezoek aan een coffeeshop. Hij zou de medeverdachte, die bereid was als chauffeur op te treden, daarvoor € 100,00 betalen. Tijdens de rit is de verdachte in slaap gevallen. Hierdoor wist hij niet dat de medeverdachte naar Rotterdam reed. Hij had geen wetenschap van de zwarte rugzak in het voertuig en had deze niet gezien of aangeraakt.
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte op 8 november 2023 verklaard dat hij de tas voor het eerst heeft gezien nadat hij terugkwam van een bezoek aan een coffeeshop in Rotterdam. Op aanraden van de medeverdachte zijn zij naar een coffeeshop in Rotterdam gegaan, omdat de kwaliteit van de softdrugs daar beter zou zijn dan in Amsterdam.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij tijdens zijn voorgaande verhoren onder druk van de medeverdachte niet de waarheid heeft verklaard. Hij verklaarde ter zitting dat hij op 5 november 2023 via anderen in contact is gekomen met de medeverdachte. De medeverdachte kon hem naar een vriendin in Amsterdam brengen. Hij kreeg na een bezoek aan de coffeeshop door dat hij niet in Amsterdam, maar in Rotterdam was. De rugzak zag hij pas in de auto liggen op het moment dat de politie hen een stopteken gaf en de medeverdachte zenuwachtig naar achteren keek. Hij wilde op dat moment weten wat er in de tas zat. Toen hij de tas opende en de pakketten zag liggen, dacht hij dat het om marihuana ging.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij niet wist van de aanwezigheid van de drugs in de auto ongeloofwaardig en zal deze terzijde schuiven. Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd omtrent de ontmoeting met de medeverdachte, de bestemming en het doel van de autorit en de aanwezigheid van de rugzak in de auto. De rechtbank betrekt in haar oordeel tevens het feit dat de verklaring van de verdachte met betrekking tot het aangetroffen DNA op de blokken pas na ontvangst van het NFI-rapport is gegeven. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de verpakking van de blokken niet herkende, terwijl er op zijn telefoon afbeeldingen van soortgelijke blokken zijn aangetroffen.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne in de auto. De verdachte had tevens de feitelijke beschikkingsmacht over de heroïne, nu deze zijn aangetroffen op de plek waar de verdachte zich in de auto bevond en gelet op zijn verklaring en het aangetroffen DNA ook in zijn handen is geweest.
Buiten het grondgebied brengen (feit 1) en het vervoeren/aanwezig hebben (feit 2)
De rechtbank acht daarnaast bewezen dat de verdachte de drugs vervoerde naar een buitenlandse bestemming en dat hij zich dus schuldig heeft gemaakt aan verlengde uitvoer in de zin van de Opiumwet. De verdachte en de medeverdachten reden in zuidelijke richting. Daarnaast heeft de medeverdachte verklaard dat zij onderweg waren naar Frankrijk, terwijl de verdachte ook hierover telkens wisselend heeft verklaard. De verdachte heeft zich daarmee tevens schuldig gemaakt aan het vervoeren en aanwezig hebben van de verdovende middelen.