ECLI:NL:RBROT:2024:2041

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10/293321-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de verlengde uitvoer van cocaïne met wetenschap en beschikkingsmacht over de verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het vervoeren en aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne. De verdachte, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had, werd op 5 november 2023 aangehouden op de A16 ter hoogte van Dordrecht, waar tijdens een verkeerscontrole een doorzoeking van de auto plaatsvond. In de auto werd een rugzak aangetroffen met daarin zes blokken heroïne, met een totaalgewicht van 2973 gram. De verdachte had wetenschap van de drugs en beschikte feitelijk over deze middelen, aangezien ze zich bevonden op de plek waar hij zich in de auto bevond. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het bewijs onrechtmatig verkregen was, en oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van drugshandel in overweging nam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de verlengde uitvoer van verdovende middelen, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank gelastte ook de teruggave van het in beslag genomen voertuig aan de rechthebbende.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/293321-23
Datum uitspraak: 4 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01],
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres01],
raadsvrouw mr. A.E.S. Heijnen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van het voertuig onrechtmatig is geweest en dat daarmee sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Dat bewijs dient om die reden te worden uitgesloten van de bewijsvoering. De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij op geen enkele manier wetenschap heeft gehad van de blokken heroïne die in het voertuig zijn aangetroffen.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 5 november 2023 reed de verdachte als bijrijder samen met de medeverdachte in een personenauto voorzien van een Frans kenteken op de rijksweg A16 ter hoogte van Dordrecht in zuidelijke richting. De medeverdachte kreeg van verbalisanten een stopteken en werd staande gehouden voor een controle in het kader van de Wegenverkeerswet, omdat zijn rijgedrag opviel. Uit eigen beweging overhandigde de medeverdachte vervolgens een zakje met daarin vermoedelijk hennep. De verbalisanten zijn naar aanleiding hiervan overgegaan tot doorzoeking van de auto. Op de bodemvloer aan de bijrijderskant werd een zwarte rugtas met daarin zes in bruine tape verpakte blokken aangetroffen. Hierop zijn de verdachten aangehouden. Na onderzoek van deze pakketten bleek het te gaan om 2973 gram heroïne. Op twee van deze pakketten is een DNA-mengprofiel aangetroffen dat naar alle waarschijnlijk afkomstig is van de verdachte.
In de auto werd tevens een telefoon aangetroffen. Op deze telefoon zijn diverse afbeeldingen en chatgesprekken aangetroffen die onmiskenbaar duiden op de handel in verdovende middelen, zoals grote contante geldbedragen, bruine blokken, en wit poeder. De verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd bevestigd dat dit toestel van hem is.
Onrechtmatig verkregen bewijs
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs als gevolg van een onrechtmatige doorzoeking. Hiertoe wordt aansluiting gezocht bij de motivering van de rechter-commissaris van 8 november 2023. De controle van de auto heeft in eerste instantie plaatsgevonden op grond van de Wegenverkeerswet. Pas nadat de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: de medeverdachte) vrijwillig een zakje met daarin vermoedelijk hennep overhandigde, zijn de verbalisanten overgegaan tot doorzoeking van het voertuig. Dit maakt dat de blokken heroïne door middel van een rechtmatige doorzoeking zijn aangetroffen en dus kunnen worden gebruikt als bewijs.
Wetenschap en beschikkingsmacht
De verdachte heeft in een eerste politieverhoor op 6 november 2023 verklaard dat hij na een avond uitgaan in België op zoek was naar iemand die hem naar Amsterdam wilde brengen voor een bezoek aan een coffeeshop. Hij zou de medeverdachte, die bereid was als chauffeur op te treden, daarvoor € 100,00 betalen. Tijdens de rit is de verdachte in slaap gevallen. Hierdoor wist hij niet dat de medeverdachte naar Rotterdam reed. Hij had geen wetenschap van de zwarte rugzak in het voertuig en had deze niet gezien of aangeraakt.
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte op 8 november 2023 verklaard dat hij de tas voor het eerst heeft gezien nadat hij terugkwam van een bezoek aan een coffeeshop in Rotterdam. Op aanraden van de medeverdachte zijn zij naar een coffeeshop in Rotterdam gegaan, omdat de kwaliteit van de softdrugs daar beter zou zijn dan in Amsterdam.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij tijdens zijn voorgaande verhoren onder druk van de medeverdachte niet de waarheid heeft verklaard. Hij verklaarde ter zitting dat hij op 5 november 2023 via anderen in contact is gekomen met de medeverdachte. De medeverdachte kon hem naar een vriendin in Amsterdam brengen. Hij kreeg na een bezoek aan de coffeeshop door dat hij niet in Amsterdam, maar in Rotterdam was. De rugzak zag hij pas in de auto liggen op het moment dat de politie hen een stopteken gaf en de medeverdachte zenuwachtig naar achteren keek. Hij wilde op dat moment weten wat er in de tas zat. Toen hij de tas opende en de pakketten zag liggen, dacht hij dat het om marihuana ging.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij niet wist van de aanwezigheid van de drugs in de auto ongeloofwaardig en zal deze terzijde schuiven. Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd omtrent de ontmoeting met de medeverdachte, de bestemming en het doel van de autorit en de aanwezigheid van de rugzak in de auto. De rechtbank betrekt in haar oordeel tevens het feit dat de verklaring van de verdachte met betrekking tot het aangetroffen DNA op de blokken pas na ontvangst van het NFI-rapport is gegeven. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de verpakking van de blokken niet herkende, terwijl er op zijn telefoon afbeeldingen van soortgelijke blokken zijn aangetroffen.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne in de auto. De verdachte had tevens de feitelijke beschikkingsmacht over de heroïne, nu deze zijn aangetroffen op de plek waar de verdachte zich in de auto bevond en gelet op zijn verklaring en het aangetroffen DNA ook in zijn handen is geweest.
Buiten het grondgebied brengen (feit 1) en het vervoeren/aanwezig hebben (feit 2)
De rechtbank acht daarnaast bewezen dat de verdachte de drugs vervoerde naar een buitenlandse bestemming en dat hij zich dus schuldig heeft gemaakt aan verlengde uitvoer in de zin van de Opiumwet. De verdachte en de medeverdachten reden in zuidelijke richting. Daarnaast heeft de medeverdachte verklaard dat zij onderweg waren naar Frankrijk, terwijl de verdachte ook hierover telkens wisselend heeft verklaard. De verdachte heeft zich daarmee tevens schuldig gemaakt aan het vervoeren en aanwezig hebben van de verdovende middelen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 november 2023 te Dordrecht, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer
2973gram, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
hij, op 5 november 2023, te Dordrecht, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer
2973gram, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verlengde uitvoer van verdovende middelen. Hij heeft in een personenauto in een rugzak bijna drie kilo heroïne aanwezig gehad en was daarmee onderweg naar Frankrijk.
De rechtbank beschouwt dit als een zeer ernstig feit. Het gebruik van harddrugs werkt verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat drugsgebruik leidt tot criminaliteit en zorgt voor veel schade en onrust in de samenleving. Bovendien is het plegen van dit soort delicten schadelijk voor de reputatie van Nederland in het buitenland. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de hieraan verwante maatschappelijke problemen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 februari 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een verblijfadres in Frankrijk, wordt door zijn moeder voorzien in levensonderhoud en volgt een opleiding. Daarnaast werkt hij voor een uitzendbureau en heeft hij geen schulden. De reclassering ziet geen problemen op andere leefgebieden. Aangezien de verdachte zal terugkeren naar Frankrijk, is (re)integratie in Nederland niet mogelijk. De reclassering adviseert dan ook het opleggen van een straf zonder bijzondere voorwaarden. De toepassing van het jeugdstrafrecht is voorts niet aan de orde, omdat er geen aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat de verdachte niet leeftijdsadequaat zou kunnen functioneren.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op basis van die oriëntatiepunten wordt in de regel bij een
first offendervoor het vervoeren van 2.000 tot 3.000 gram harddrugs een gevangenisstraf voor de duur van 24 tot 30 maanden passend geacht. De rechtbank ziet anders dan de verdediging geen aanleiding om hiervan af te wijken of voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegend acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen voertuig terug te geven aan de rechthebbende.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd ten aanzien het in beslag genomen voertuig.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen voertuig zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. STK Personenauto (Omschrijving: [proces-verbaalnummer01] , Grijs, merk: Renault Clio).
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mr. drs. K.Th. van Barneveld en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 november 2023 te Dordrecht, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 2979 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, op of omstreeks 5 november 2023, te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2979 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.