ECLI:NL:RBROT:2024:2

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
C/10/657499 / HA ZA 23-430
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van een gevolmachtigde van een vennootschap en de inschrijving in het handelsregister

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft DPD (NEDERLAND) B.V. een vordering ingesteld tegen [naam bedrijf] wegens een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst. De overeenkomst, die op 22 juli 2021 werd ondertekend, hield in dat [naam bedrijf] zich verplichtte om een minimum aantal pakketten door DPD te laten expediëren. DPD vorderde een schadevergoeding van € 275.964,00, omdat [naam bedrijf] slechts een fractie van het afgesproken aantal pakketten had laten expediëren. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of de heer [persoon A], die de overeenkomst namens [naam bedrijf] had ondertekend, daartoe bevoegd was. De rechtbank oordeelde dat de heer [persoon A] niet zelfstandig bevoegd was om de vennootschap te vertegenwoordigen bij het sluiten van de overeenkomst, omdat de waarde van de overeenkomst de door hem verleende volmacht overschreed. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een onjuiste of onvolledige inschrijving van de volmacht in het handelsregister, en dat DPD niet had aangetoond dat zij te goeder trouw had vertrouwd op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de heer [persoon A]. De vorderingen van DPD werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/657499 / HA ZA 23-430
Vonnis van 10 januari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DPD (NEDERLAND) B.V.,
gevestigd te Oirschot,
eiseres,
advocaat mr. M. Kalkwiek te Utrecht,
tegen
[naam bedrijf]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.P. van Oosten te Rotterdam.
Partijen zullen hierna DPD en [naam bedrijf] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 mei 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 23 november 2023;
  • de spreekaantekeningen van mr. Kalkwiek;
  • de spreekaantekeningen van mrs. Van Oosten en M.A. Heilbron.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [persoon A] was statutair bestuurder van [naam bedrijf] , niet zijnde algemeen directeur.
2.2.
Op 2 september 2019 is een volmacht ondertekend waarin, voor zover relevant, staat:
“Het bestuur van
[naam vennootschap] .(‘
de Vennootschap’) te Moerdijk
Gelet op artikel 16 van de statuten van de Vennootschap,
Verstrekt de navolgende volmacht aan:
[persoon A] ( “de Gevolmachtigde”)[…].
De Gevolmachtigde is gemachtigd namens de Vennootschap de navolgende rechtshandelingen te verrichten:
(a) alle operationele handelingen en besluiten met een belang tot EUR 50.000;
[…]”
2.3.
In de statuten van [naam bedrijf] staat, voor zover relevant:

Artikel 16. Vertegenwoordiging
1. De Directie is bevoegd de Vennootschap te vertegenwoordigen. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt toe aan:
- iedere directeur zelfstandig met de titel algemeen directeur; en
- twee (2) gezamenlijk handelende directeuren.
2. De Directie kan functionarissen met algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid aanstellen. Elk hunner vertegenwoordigt de Vennootschap met inachtneming van de begrenzing aan zijn bevoegdheid gesteld. Hun titulatuur wordt door de Directie bepaald.”
2.4.
Per e-mail van 20 juli 2021 heeft DPD aan de heer [persoon A] een conceptovereenkomst toegezonden. Op het handtekeningenblad van dit concept stond dat de heer [persoon B] de overeenkomst namens [naam bedrijf] zou ondertekenen.
2.5.
Per e-mail van diezelfde dag heeft de heer [persoon A] als volgt gereageerd:
“Bijgaand de aangepaste versie.
Gaarne zie ik de aangepaste versie plus de juiste tarieven versie tegemoet, samen met een [uittreksel] KvK van DPD.
Bijgaand alvast een kopie vanuit onze kant.”
2.6.
Op het uittreksel van [naam bedrijf] uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dat de heer [persoon A] bij zijn e-mail had gevoegd, stond, voor zover relevant:

Bestuurders
[…]
Naam [persoon A]
[…]
Titel Directeur
Bevoegdheid Gezamenlijk bevoegd (met andere bestuurder(s), zie statuten)
Gevolmachtigde
Naam [persoon A]
[…]
Titel managing director
Inhoud volmacht Zie handelsregister”
2.7.
Naar aanleiding van de e-mail van de heer [persoon A] heeft DPD de conceptovereenkomst aangepast. Op de definitieve versie van de overeenkomst staat op het handtekeningenblad dat [naam bedrijf] rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd door de heer [persoon A] . De heer [persoon A] heeft de overeenkomst ook ondertekend.
2.8.
In de overeenkomst staat – samengevat weergegeven – dat DPD zich verplicht tot het expediëren van pakketten voor [naam bedrijf] en dat de overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van een jaar, ingaande op de dag van ondertekening (te weten: 22 juli 2021). In een addendum dat enkele dagen later, namelijk op 27 juli 2021, is ondertekend, staat dat [naam bedrijf] jaarlijks 157.450 pakketten door DPD moet laten expediëren. Ook dit addendum is door de heer [persoon A] ondertekend.
2.9.
Op 22 juli 2022, een jaar na ondertekening van de overeenkomst, heeft [naam bedrijf] ongeveer 7.500 pakketten door DPD laten expediëren.

3.Het geschil

3.1.
DPD vordert – samengevat – veroordeling van [naam bedrijf] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 275.964,00, met veroordeling van [naam bedrijf] in de proces- en nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
DPD legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [naam bedrijf] heeft met DPD een overeenkomst gesloten. Daarin heeft [naam bedrijf] zich jegens DPD verplicht om over de periode van 22 juli 2021 tot 22 juli 2022 in totaal 157.450 pakketten door DPD te laten expediëren tegen tussen partijen vastgestelde prijzen. Gedurende de contractperiode heeft [naam bedrijf] slechts 7.505 pakketten laten expediëren door DPD. [naam bedrijf] is daardoor tekortgeschoten en in verzuim komen te verkeren, althans nakoming is blijvend onmogelijk geworden. Op 22 juli 2022 heeft DPD de overeenkomst ontbonden. Als gevolg van de tekortkomingen van [naam bedrijf] heeft DPD schade geleden. De schade is gelijk aan het positief contractbelang en bedraagt € 275.964,00.
3.3.
[naam bedrijf] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van DPD, met veroordeling van DPD, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. [naam bedrijf] voert daartoe het volgende aan:
  • De heer [persoon A] , die de overeenkomst namens [naam bedrijf] heeft ondertekend, was daartoe niet bevoegd.
  • Voor zover [naam bedrijf] al aan de overeenkomst zou zijn gebonden:
heeft DPD niet tijdig geklaagd over het feit dat [naam bedrijf] te weinig pakketten door DPD liet expediëren;
heeft DPD het bestaan en de omvang van de schade niet aangetoond;
had DPD haar schade moeten beperken door andere opdrachten te accepteren;
moet de winst die DPD heeft geboekt doordat zij meer lucratieve opdrachten kon accepteren in mindering worden gebracht op de schade;
kan de schade hooguit € 98.000,00 bedragen.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
De rechtbank zal de vorderingen van DPD afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat de heer [persoon A] niet bevoegd was om [naam bedrijf] zelfstandig te vertegenwoordigen bij het sluiten van de overeenkomst met DPD. Naar het oordeel van de rechtbank was de inschrijving van de volmacht van de heer [persoon A] in het handelsregister van de Kamer van niet onjuist en is er niet de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid gewekt door [naam bedrijf] . Aan een bespreking van de overige stellingen van partijen komt de rechtbank dan niet meer toe. De rechtbank licht haar oordeel hierna toe.
De heer [persoon A] was niet bevoegd om [naam bedrijf] zelfstandig te vertegenwoordigen
4.2.
De heer [persoon A] was zowel bestuurder als gevolmachtigde van [naam bedrijf] . Partijen zijn het erover eens dat de heer [persoon A] als
bestuurderniet zelfstandig bevoegd was om [naam bedrijf] te vertegenwoordigen. Dan resteert de vraag of de heer [persoon A] als
gevolmachtigdebevoegd was om [naam bedrijf] te vertegenwoordigen bij het sluiten van de overeenkomst met DPD. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Het sluiten van de overeenkomst met DPD viel namelijk buiten de grenzen van de bevoegdheid van de heer [persoon A] . Niet in geschil is dat de totale contractwaarde van de overeenkomst met DPD (ver) boven de € 50.000,00 lag en de heer [persoon A] had op operationeel gebied slechts een bevoegdheid voor het verrichten van rechtshandelingen tot een belang van € 50.000,00.
4.3.
Het betoog van DPD dat het hier om een raamovereenkomst gaat en dat de individuele transactiewaarde ver onder de € 50.000,00 lag, faalt. De rechtbank zou DPD in haar betoog kunnen volgens als de overeenkomst louter prijsafspraken bevatte en geen afspraken over een minimumaantal te expediëren pakketten. Maar dat is niet het geval, doordat in het bij de overeenkomst horende addendum een minimum aantal is neergelegd. Het betoog dat naar de individuele transactiewaarde moet worden gekeken, laat zich overigens moeilijk verhouden met de wijze waarop DPD haar schade heeft berekend, namelijk op basis van het positief contractbelang. Bij de berekening van het positief contractbelang moet de overeenkomst, inclusief het addendum, als geheel worden beschouwd (wat DPD ook heeft gedaan) en speelt het minimumaantal te expediëren pakketten een cruciale rol.
4.4.
Het betoog van DPD dat de volmacht van de heer [persoon A] een volmacht van een andere vennootschap betreft, faalt eveneens. Weliswaar staat op de volmacht de naam ‘ [naam vennootschap] .’ vermeld in plaats van die van [naam bedrijf] , maar [naam bedrijf] heeft onbetwist gesteld dat er geen vennootschap is met de naam [naam vennootschap] . Het kan dus niet anders dan dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving. Dat is ook kenbaar, omdat op de bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde volmacht (met pen geschreven) het KvK-nummer van [naam bedrijf] staat. De volmacht was ook opgenomen in het dossier van [naam bedrijf] bij de Kamer van Koophandel en toen DPD bij de Kamer van Koophandel (overigens eerst in 2022) nader naar de volmacht vroeg, ontving zij dit met een afschrift op naam van [naam bedrijf] . [1]
Er is geen sprake van een onjuiste of onvolledige inschrijving
4.5.
Dat de heer [persoon A]
nietbevoegd was, laat onverlet dat de volmacht onjuist of onvolledig kan zijn ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Als dat het geval is en DPD daarvan niet op de hoogte was, kan die onjuistheid of onvolledigheid niet aan DPD worden tegengeworpen (artikel 25 lid 3 Handelsregisterwet). De rechtbank oordeelt echter dat de inschrijving
nietonjuist of onvolledig was.
Niet onjuist
4.6.
De inschrijving zou onjuist zijn geweest, als op het uittreksel van [naam bedrijf] uit het handelsregister had gestaan dat de heer [persoon A] een onbeperkte volmacht had. Dat is niet het geval. Op het uittreksel werd voor de inhoud van de volmacht verwezen naar het handelsregister (
“Zie handelsregister”). Daar is niets onduidelijks of onjuist aan. [2] Uit deze omschrijving mocht DPD
nietafleiden dat de volmacht dus onbeperkt was. Zeker niet nu de heer [persoon A] als bestuurder slechts gezamenlijk bevoegd was. Het laat zich slecht met elkaar verenigen dat de heer [persoon A] als bestuurder slechts gezamenlijk bevoegd was, maar als gevolmachtigde
onbeperktbevoegd zou zijn geweest.
Niet onvolledig
4.7.
Voor de beoordeling van de volledigheid van de inschrijving moet niet alleen de inhoud van het uittreksel in ogenschouw worden genomen, maar ook wat overigens bij de Kamer van Koophandel is gedeponeerd of ingeschreven. DPD onderstreept dat met haar eigen inschrijving. Op het uittreksel van DPD staat bij de gevolmachtigden:
“Beperkte volmacht. Raadpleeg opgave voor de beperkende bepalingen.”Volgens DPD worden derden op die manier uitgenodigd om contact met de Kamer van Koophandel op te nemen om de volmacht op te vragen zodat zij de beperkende bepalingen kunnen raadplegen. [3] Diezelfde redenering gaat op voor het uittreksel van [naam bedrijf] : met de woorden
“Zie handelsregister”werd DPD uitgenodigd om contact met de Kamer van Koophandel op te nemen om de volmacht op te vragen en te raadplegen of de heer [persoon A] bevoegd was om de overeenkomst met DPD te sluiten.
4.8.
Als DPD met de Kamer van Koophandel contact had opgenomen in 2021, toen de overeenkomst werd gesloten, had zij in ieder geval het op naam van [naam bedrijf] gestelde formulier ontvangen waarmee de volmacht van de heer [persoon A] was ingeschreven. Dat is tussen partijen niet in geschil. Op dat formulier had zij kunnen lezen:
“Volmacht Beperkt
Bijlage Ik stuur de volmacht als bijlage mee”
Het betoog van DPD dat zij er ook met die kennis van uit had mogen gaan dat de heer [persoon A]
welbevoegd was, is simpelweg onhoudbaar.
4.9.
Partijen hebben nog gediscussieerd over de vraag of DPD, als zij met de Kamer van Koophandel had gebeld, naast het inschrijfformulier van de volmacht ook – direct – de volmacht zelf had ontvangen. Volgens DPD was de volmacht op een verkeerde plaats in de administratie van de Kamer van Koophandel opgeslagen, namelijk in het ‘niet-openbare’ dossier in plaats van het ‘openbare’ dossier. De rechtbank acht die discussie niet relevant. Immers, ook als DPD louter het inschrijfformulier had ontvangen, had zij – op basis van het inschrijfformulier – geweten dat de volmacht beperkt was. Zij had dan door moeten vragen naar de volmacht. In ieder geval had zij er niet op mogen vertrouwen dat de heer [persoon A] onbeperkt bevoegd was. Overigens is gebleken dat bij doorvragen de volmacht door de Kamer van Koophandel werd verstrekt.
4.10.
Ter zitting heeft DPD nog aangevoerd dat als zij contact had opgenomen met [naam bedrijf] om navraag te doen naar de volmacht, het aannemelijk is dat dan een tweede handtekening (van een medebestuurder van de heer [persoon A] ) was opgevraagd en verkregen. Die suggestie ontbeert echter iedere onderbouwing, nog daargelaten dat het slechts een hypothetische situatie betreft. Niet gesteld of gebleken is immers dat DPD voorafgaand aan het ondertekenen van de overeenkomst contact heeft opgenomen met [naam bedrijf] om navraag te doen naar de volmacht.
[naam bedrijf] heeft niet de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid gewekt
4.11.
Ondanks het voorgaande, kan [naam bedrijf] toch gebonden zijn aan de overeenkomst met DPD, namelijk als zij de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft gewekt (artikel 3:61 lid 2 BW). Een pseudo-volmachtgever kan die schijn door eigen handelen of nalaten wekken. Die schijn kan echter ook aan een pseudo-volmachtgever worden toegerekend als de wederpartij heeft vertrouwd op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. De schijnwekkende feiten kunnen zich ook eerst na totstandkoming van de overeenkomst hebben voorgedaan.
4.12.
DPD heeft twee omstandigheden aangevoerd die naar haar mening de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid hebben gewekt: de ondoorzichtige bevoegdheidsconstructie van [naam bedrijf] en de nakoming van de overeenkomst door [naam bedrijf] .
De ondoorzichtige bevoegdheidsconstructie
4.13.
De rechtbank begrijpt niet wat er ondoorzichtig is aan de door [naam bedrijf] gekozen bevoegdheidsconstructie. De heer [persoon A] was enerzijds bestuurder. Als bestuurder was hij slechts gezamenlijk bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen. Daarnaast was hij als gevolmachtigde beperkt bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen. Niet valt in te zien dat die ‘constructie’ geen redelijk doel diende, zoals DPD heeft betoogd. Immers, als de heer [persoon A]
geenbeperkte volmacht had, zou hij slechts als gezamenlijk bevoegd bestuurder de vennootschap kunnen vertegenwoordigen. Hij had dan altijd een tweede handtekening nodig. Met de beperkte volmacht had de heer [persoon A] een zekere ruimte om [naam bedrijf] zelfstandig te vertegenwoordigen, waarbij die ruimte werd begrensd door de inhoud van de volmacht.
Nakoming van de overeenkomst
4.14.
Het betoog van DPD dat [naam bedrijf] de overeenkomst (deels) is nagekomen, faalt. Vaststaat dat [naam bedrijf] na ondertekening van de overeenkomst aan DPD opdrachten heeft verstrekt tot het expediëren van pakketten. Dat deed [naam bedrijf] vóór het sluiten van de overeenkomst echter ook al. Uit het enkele verstrekken van opdrachten kan dus niet worden geconcludeerd dat [naam bedrijf] de overeenkomst is nagekomen. Verder staat vast dat [naam bedrijf] voor die opdrachten de tarieven heeft betaald die in de bijlage bij de overeenkomst stonden. Dat spreekt echter voor zich; het was immers DPD zelf die de facturen opstelde. Uit het voldoen van die facturen, kan dus evenmin nakoming van de overeenkomst worden afgeleid. DPD heeft tot slot nog verwezen naar e-mailcorrespondentie tussen DPD en [naam bedrijf] van na de datum waarop de overeenkomst is ondertekend, maar in die e-mails wordt geen verwijzing naar de overeenkomst gemaakt. Uit die e-mails kan dus hooguit worden afgeleid dat partijen met elkaar zakendeden, maar niet dat de overeenkomst is nagekomen.
4.15.
Minstens zo relevant is dat [naam bedrijf] in een jaar tijd slechts ongeveer 7.500 pakketten heeft laten expediëren door DPD; dat was minder dan 5% van het in het addendum opgenomen aantal van 157.450. Dat was een belangrijke indicatie dat [naam bedrijf] de overeenkomst juist
nietnakwam. In haar dagvaarding heeft DPD – ter substantiëring van de stelling van [naam bedrijf] dat DPD te laat had geklaagd – nog aangevoerd dat het aantal opdrachten in de eerste maanden niet maatgevend hoefde te zijn, omdat het maandvolume sterk kan schommelen. Ter zitting heeft DPD echter verklaard dat zij in 2021 veel contact heeft gehad met [naam bedrijf] en steeds heeft benadrukt dat het volume achterliep op de verwachtingen. [4] Voor zover dat al juist is ( [naam bedrijf] heeft namelijk betwist dat DPD ooit heeft geklaagd), was het achterblijvende volume dus kennelijk ook voor DPD een contra-indicatie dat de overeenkomst werd nagekomen. DPD heeft overigens niet gesteld dat [naam bedrijf] in reactie op haar ‘klachten’ iets heeft gezegd waaruit zij mocht afleiden dat [naam bedrijf] zich aan het minimumvolume gebonden achtte.
Proceskosten
4.16.
DPD zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Aan de zijde van [naam bedrijf] begroot de rechtbank deze tot op heden op:
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat € 5.290,00 (2 punten × tarief € 2.645,00)
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 11.200,00
4.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing. De rechtbank zal de proceskostenveroordeling, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt DPD in de proceskosten, aan de zijde van [naam bedrijf] tot op heden begroot op € 11.200,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als DPD niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet DPD € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt DPD in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart de kostenveroordeling onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. G.B. Plomp en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.
3655/1876

Voetnoten

1.Of de volmacht bij de Kamer van Koophandel in het ‘openbare’ of ‘niet-openbare’ dossier stond, doet niet ter zake, zoals de rechtbank hierna onder 4.9 toelicht.
2.DPD stelt in par. 3 van haar spreekaantekeningen dat de opmerking in het uittreksel
3.Par. 5 spreekaantekeningen van mr. Kalkwiek.
4.Par. 18 spreekaantekeningen van mr. Kalkwiek.