Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer [naam01] , werkzaam bij Flanderijn, namens Woonbron, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 15 januari 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het verbieden van de uitvoering van een ontruimingsvonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2022, waarbij verzoekster werd bevolen haar huurwoning te ontruimen. Verzoekster verkeerde in een problematische schuldensituatie, met een huurachterstand van meer dan vijf maanden, en had verklaard dat zij de huur niet kon betalen door een loonstop en gezondheidsproblemen. Tijdens de zitting op 8 februari 2024 heeft verzoekster ook aangegeven dat zij zich had aangemeld voor schuldhulp en dat er een intakegesprek voor beschermingsbewind gepland stond.
Verweerster, Woonbron, heeft in haar verweerschrift betoogd dat verzoekster niet in aanmerking komt voor de gevraagde voorlopige voorziening, omdat er al een betalingsregeling was die niet werd nagekomen. Verweerster stelde dat de loonstop te wijten was aan het niet voldoen aan re-integratieverplichtingen door verzoekster en dat eerdere schuldregelingen niet succesvol waren. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Aangezien verzoekster een kopie van het ontruimingsvonnis had overgelegd, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie was.
De rechtbank heeft echter ook de belangen van beide partijen afgewogen. Het belang van verzoekster was om in de huurwoning te blijven en het schuldhulpverleningstraject te doorlopen, terwijl het belang van verweerster was om het ontruimingsvonnis uit te voeren. Gezien het feit dat verzoekster de huurtermijnen niet had voldaan en er onvoldoende vooruitzicht was op tijdige betalingen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het belang van verweerster zwaarder woog. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en verzoekster werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.