Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen op grond van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). De verzoekers, die te maken hebben met een huurachterstand als gevolg van een gokverslaving, vroegen de rechtbank om hen te beschermen tegen ontruiming van hun woning. De rechtbank had eerder op 17 januari 2024 de behandeling van het verzoek bepaald op 8 februari 2024. Tijdens de zitting op 8 februari 2024 werd de heer [naam01] gehoord, die namens de verweerster, G.S. Netherlands Bright C.V., optrad. De verweerster stelde dat de verzoekers niet alleen de huurachterstand niet hadden voldaan, maar ook dat zij de lopende huurtermijnen niet betaalden en dat een bijlage bij het verzoekschrift vervalst was.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, aangezien verzoekers een vonnis van 24 november 2023 tot ontruiming hadden ontvangen. De rechtbank moest een afweging maken tussen de belangen van verzoekers en die van de verweerster. Verzoekers wilden in hun huurwoning blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject doorlopen, terwijl de verweerster het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank concludeerde dat verzoekers niet hadden aangetoond dat zij in staat waren om de huurtermijnen te voldoen, en dat het belang van de verweerster zwaarder woog. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en werden verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank benadrukte dat verzoekers in de toekomst een nieuw verzoek kunnen indienen indien nodig. De uitspraak werd gedaan door mr. B.A. Cnossen, rechter, en griffier A.B.T. Fernandes Pedra was aanwezig.