ECLI:NL:RBROT:2024:1979

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
FT EA 24/32 /FT EA 24/33 / FT EA 24/34/ FT EA 24/35
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurbetalingen en schuldsanering

In deze zaak hebben verzoekers op 8 januari 2024 een verzoekschrift ingediend op grond van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 24 januari 2024 bepaald. Tijdens de zitting is verweerster, vertegenwoordigd door [naam03], niet verschenen, maar had wel een verweerschrift ingediend. De verzoekers, die in financiële problemen verkeren door geschillen met hun voormalig werkgever en het UWV, vroegen de rechtbank om de ontruiming van hun huurwoning op te schorten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een vonnis tot ontruiming was uitgesproken op 11 augustus 2023. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die in hun huurwoning willen blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject willen doorlopen, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens zijn verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar zij kunnen in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
[nummer03] – [nummer04]
uitspraakdatum: 31 januari 2024
[verzoeker01]
en
[verzoeker02]
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 8 januari 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 9 januari 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 24 januari 2024.
Ter zitting van 24 januari 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • [naam01] , werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening);
  • [naam02] , werkzaam bij het wijkteam (hierna: begeleider).
[naam03] , werkzaam bij stichting Woonplus Schiedam (verweerster) heeft voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden. Verweerster is niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 11 augustus 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers ten uitvoer te leggen.
Verzoekers zijn financieel in de problemen gekomen door een geschil met de voormalig werkgever van verzoekster en een geschil met het UWV. Verzoekster heeft van haar voormalig werkgever nog geld tegoed, echter deze werkgever is opgehouden te bestaan. Tegen het UWV loopt een procedure met betrekking tot de afwijzing van de WW-uitkering van verzoekster. Verzoekers solliciteren naar betaald werk. Het is verzoekers helaas nog niet gelukt een baan te vinden. Op 4 januari 2024 is er een Participatiewet-uitkering aangevraagd. Daarnaast zal huur- en zorgtoeslag worden aangevraagd. De huur over de maand januari 2024 is op 22 januari 2024 voldaan. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat de schuldeisers in kaart zijn gebracht en op korte termijn zullen worden aangeschreven. Het contact met verzoekers loopt goed. De gevraagde informatie wordt aangeleverd.

3.Het verweer

De ontruiming van de woning is eerder aangezegd. Na het door de kantonrechter gewezen vonnis van 11 augustus 2023 is met verzoekers de afspraak gemaakt dat verzoekers zich vrijwillig zouden aanmelden bij schuldhulpverlening en dat zij daarnaast voor betaling van de lopende huurtermijnen zouden zorg dragen. In afwachting van de nakoming van de gemaakte afspraken is de eerdere ontruiming aangehouden. Verzoekers zijn de gemaakte afspraken echter niet nagekomen. Verzoekers hebben zich pas op 27 december 2023 opnieuw aangemeld bij schuldhulpverlening. Daarnaast zijn de lopende huurtermijnen niet voldaan. Verweerster ziet geen reden om vrijwillig af te zien van ontruiming, dan de ontruiming nogmaals uit te stellen. Wel zal verweerster een eventuele toewijzing van het verzoek eerbiedigen.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekers een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 11 augustus 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers en een kopie van het exploot van 27 december 2023 hebben overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 11 januari 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekers, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekers enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekers bestaat erin dat zij in de huurwoning kunnen blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekers kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 11 augustus 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. De huur over de maand januari 2024 is op
22 januari 2024 voldaan. Verzoekers zijn druk doende een betaalde baan te vinden. Een uitkering op grond van de Participatiewet is op 4 januari 2024 aangevraagd. De verwachting is dat op er op korte termijn duidelijkheid komt of (een voorschot op) de uitkering zal worden verstrekt. Daarnaast zal er zorg- en huurtoeslag worden aangevraagd. Deze inkomsten zouden voldoende moeten zijn om de lopende huurtermijnen te voldoen. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekers zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zullen verzoekers gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kunnen verzoekers te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 11 augustus 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekers gelegen aan [adres01] te [plaats01] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
9 januari 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekers de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.