ECLI:NL:RBROT:2024:1947

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10/292549-23 / TUL VV: 09/191241-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van (vuur)wapens en rijden zonder rijbewijs met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens en het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 november 2023 in Rotterdam in een voertuig een vuurwapen en munitie voorhanden had, evenals een alarm- c.q. startpistool. Daarnaast heeft hij zonder rijbewijs gereden. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan ambulante behandeling. De rechtbank heeft echter besloten om in plaats van de gevorderde jeugddetentie een taakstraf op te leggen, bestaande uit een werkstraf van 80 uren, om de verdachte de kans te geven zijn hulpverleningstraject voort te zetten. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de in beslag genomen wapens onttrokken aan het verkeer. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de rapportage van de reclassering, die een hoge kans op recidive inschatte. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/292549-23
Parketnummer vordering TUL VV: 09/191241-22
Datum uitspraak: 29 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
verblijvende op het adres [verblijfadres01] , [postcode02] [verblijfplaats01] ,
raadsman mr. H.M. Hueting, advocaat te Brielle.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich meldt bij de jeugdreclassering, meewerkt aan ambulante behandeling en begeleid wonen, onderwijs volgt en een zinvolle dagbesteding heeft en een avondklok met elektronische monitoring, zo lang de jeugdreclassering dat (in overleg met het openbaar ministerie) nodig acht en voor een maximale duur van 6 maanden;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 19 mei 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, met dien verstande dat de jeugddetentie wordt omgezet in een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren (subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, op 6 november 2023, te Rotterdam, in een voertuig,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk merk Zoraki, model M906. kaliber 7.65mm en (daarbij) (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vier kogelpatronen, Merk S&B kaliber 7.65mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij, op 6 november 2023, te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool van het merk Bbm mod 92, kaliber 9mm knal, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 6 november 2023 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie gelet op
artikel3, onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een nabootsing van een vuurwapen,
te weten een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Walther, model PPK
,voorhanden heeft gehad;
4.
hij, op 6 november 2023, te Rotterdam,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, [straatnaam] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
ten aanzien van feit 4:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op achttienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan het rijden zonder rijbewijs. Dit is een overtreding waardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht of kan worden gebracht. Bovendien heeft verdachte een onverantwoord risico genomen, omdat hij bij het veroorzaken van een ongeval niet verzekerd zou zijn geweest voor mogelijke schade en/of letsel (bij anderen). Bij de controle van de personenauto die door de verdachte werd bestuurd, zijn een vuurwapen en voor dat vuurwapen geschikte munitie aangetroffen. Vervolgens werd de slaapkamer van de verdachte doorzocht en werden onder zijn bed een alarm- c.q. startpistool en een balletjespistool aangetroffen.
De verdachte had wapens ter beschikking waarmee kan worden gedreigd en/of aanzienlijk of dodelijk letsel aan derden kan worden toegebracht. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Het voorhanden hebben van een vuurwapen leidt immers maar al te vaak ook tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Er dient streng opgetreden te worden tegen het ongecontroleerde bezit van wapens.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 februari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De kans op recidive wordt hoog ingeschat, omdat er op meerdere leefgebieden problemen zijn geconstateerd. De houding van de verdachte wordt gezien als delictgerelateerd. Vermoedelijk spelen ook zijn woonomgeving, sociaal netwerk en psychosociaal functioneren een rol. De verdachte is eerder met justitie in aanraking gekomen en staat onder toezicht van de jeugdreclassering. Voor zijn aanhouding woonde de verdachte bij Zorg Hoop Liefde (hierna: ZHL), een voorziening voor begeleid wonen. Nadat de voorlopige hechtenis werd geschorst is hij op een andere locatie van ZHL teruggekeerd, waar meer begeleiding is. De verdachte beschikt niet over een dagbesteding en inkomen. Positief is wel dat hij zich aan de schorsingsvoorwaarden houdt, zich begeleidbaar opstelt en toekomstplannen heeft.
Op het gebied van handelingsvaardigheden worden een aantal indicaties gezien voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De verdachte schat de risico’s van zijn handelen niet altijd goed in en heeft - in vergelijking met leeftijdgenoten - enigszins gebrekkige plannings- en organisatievaardigheden. Ook bestaat bij de jeugdreclassering het vermoeden dat hij beïnvloedbaar is. Wat betreft de pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden is de verdachte ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. De verdachte lijkt profijt te hebben van een leefklimaat waarin ondersteuning wordt geboden bij het wonen met leeftijdsgenoten. Het opstarten van zijn schoolgang in verband met het vergroten van zijn kansen op de arbeidsmarkt, is van belang. De verdachte heeft een goed lopend traject bij Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering). Alles overziend adviseert Reclassering Nederland om het jeugdstrafrecht toe te passen en een eventueel toezicht te laten uitvoeren door de jeugdreclassering.
Het is belangrijk dat de verdachte begeleiding houdt, een dagbesteding vindt, structuur krijgt en dat hij leert om geen pro-criminele keuzes meer te maken. Reclassering Nederland adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, verplichte medewerking aan ambulante behandeling en diagnostiek (indien geïndiceerd en zolang als de jeugdreclassering en de zorginstelling dat nodig achten), alsmede aan begeleiding door E25, verplichte medewerking aan begeleid wonen bij ZHL, een locatiegebod met elektronische monitoring en het hebben van een gestructureerde dagbesteding (school of werk). Gedurende het jeugdreclasseringstoezicht zal moeten blijken of het wenselijk is dat er diagnostisch onderzoek wordt verricht en of er behandeling nodig is om de kans op recidive te verminderen.
Deskundige [deskundige01] , werkzaam bij de jeugdreclassering, heeft op de terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte goed bezig is sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis. De samenwerking met de jeugdreclassering verloopt goed. De verdachte werkt ook goed mee aan de hulpverlening vanuit ZHL. Ook is hij naar school gegaan en heeft hij deze week een sollicitatiegesprek. De verdachte is soms wel later thuis dan de afgesproken tijd in het kader van de avondklok. Hij vindt een avondklok niet passend bij zijn leeftijd. Ten aanzien van de gevorderde tenuitvoerlegging van de aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie heeft de deskundige opgemerkt dat zij vreest dat hij hiermee zijn plek bij ZHL zou verspelen. Een omzetting van de voorwaardelijke jeugddetentie in een werkstraf zou dan ook gunstig zijn voor het pad dat hij nu is ingeslagen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport en de verklaring van de deskundige op de terechtzitting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage van Reclassering Nederland, het daarin gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, zodat daaraan de hierna te noemen bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen reden voor een avondklok en elektronische monitoring als bijzondere voorwaarden. De verdachte houdt zich immers goed aan de schorsingsvoorwaarden, stelt zich begeleidbaar op en werkt goed samen met de jeugdreclassering en de hulpverlening vanuit ZHL.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen wapens te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen wapens en munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De onder 1 en 2 bewezen feiten zijn met betrekking tot voornoemde voorwerpen begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of met het algemeen belang.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 19 mei 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging tot het medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie voor de duur van 81 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 3 juni 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke straf ten uitvoer dient te worden gelegd, met dien verstande dat de jeugddetentie zal worden omgezet in een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft een verlenging van de proeftijd bepleit.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar in plaats daarvan een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren te gelasten. De rechtbank acht het van belang dat het ingezette hulpverleningstraject, waaronder het verblijf en de begeleiding bij ZHL, kan worden voortgezet en dat de verdachte zijn schoolgang hervat. Een jeugddetentie zou dit traject kunnen doorkruisen en zijn woonplek (opnieuw) op het spel zetten. Dit acht de rechtbank niet wenselijk.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
46 (zesenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan een verblijf bij Zorg Hoop Liefde of een andere instelling voor beschermd of begeleid wonen en zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma van de instelling, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan de begeleiding van E25 of een soortgelijke instelling, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling indien dit geïndiceerd blijkt, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
  • zich zal inspannen voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding met een vaste structuur in de vorm van school, stage en/of werk;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 STK Pistool (omschrijving: [proces-verbaalnummer01] , zwart, merk: Zoraki);
8 STK Munitie (omschrijving: [proces-verbaalnummer02] , S&B);
1 STK Wapen (omschrijving: [proces-verbaalnummer03] , zwart, merk: Bbm mod);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 19 mei 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie - aan de veroordeelde een taakstraf, bestaande uit een werkstraf op
voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en D.E. van Hout, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 februari 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 6 november 2023, te Rotterdam, althans in Nederland (in een voertuig),
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk merk Zoraki, model M906. kaliber 7.65mm en/of (daarbij) (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vier kogelpatronen, Merk S&B kaliber 7.65mm, voorhanden heeft gehad;
2
hij, op of omstreeks 6 november 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool van het merk Bbm mod 92, kaliber 9mm knal, voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 6 november 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie
gelet op gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een nabootsing van een vuurwapen,
te weten een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Walther, model PPK
,voorhanden heeft gehad;
4
hij, op of omstreeks 6 november 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, [straatnaam] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.