Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- G. Fontijne en O.S.B. Karstens, beiden werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- F. Spruijt, namens [schuldeiser].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord, ingediend door verzoeker, die kampt met een aanzienlijke schuldenlast van € 20.901,64. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn veertien schuldeisers, waarbij hij 22,60% aan de preferente schuldeisers en 11,30% aan de concurrente schuldeisers heeft voorgesteld. Dertien van de veertien schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar één schuldeiser weigerde, wat leidde tot de procedure voor de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en dat verzoeker zich maximaal heeft ingespannen om zijn schulden af te lossen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoeker, ondanks zijn parttime dienstverband, in staat was om meer dan fulltime te werken en dat hij momenteel een WW-uitkering ontvangt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoeker en de meerderheid van de schuldeisers zwaarder wegen dan die van de schuldeiser die weigerde in te stemmen met de regeling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek toegewezen en de schuldeiser bevolen in te stemmen met de schuldregeling. De kosten van de procedure zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet door een advocaat werd bijgestaan. De rechtbank heeft ook bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.