ECLI:NL:RBROT:2024:1897

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10/299491-23 vordering TUL: 96/193319-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit en bezit van MDMA met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao en preventief gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van wapenbezit en het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 10 november 2023 in Rotterdam een omgebouwd gaspistool en ongeveer 2007 gram MDMA voorhanden had. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke impact van de delicten mee. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar legde ook een voorwaardelijk deel op om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat de nieuwe feiten niet gerelateerd waren aan de eerdere veroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de zaak werd behandeld in tegenspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/299491-23
Parketnummer vordering TUL: 96/193319-22
Datum uitspraak: 29 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] ,
[postcode01] [plaats01] ,
preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van feit 1 en feit 2;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest.

4.De verdediging

De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Feit 1 en feit 2 zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 10 november 2023 te Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1
°van de Wet wapens en munitie,
te weten pistool, van het merk BBM, type 315, kaliber 6.35mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2
hij op 10 november 2023 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2007 gram van het materiaal bevat
tende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1 Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

2 Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen (een omgebouwd gaspistool met daarin kogelpatronen) voorhanden gehad op de openbare weg. Daarnaast heeft hij zo’n 4.000 pillen met MDMA aanwezig gehad in zijn woning, waarin ook zijn jonge dochtertje verbleef. Het behoeft geen betoog dat dit ernstige feiten betreft. Reden waarom tegen dit soort strafbare feiten consequent dient te worden opgetreden.
Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige en mogelijk fatale gevolgen voor anderen. Dat geldt temeer als het vuurwapen in de openbare ruimte wordt gedragen, zoals de verdachte heeft gedaan.
Ook harddrugs vormen een gevaar voor de samenleving. Zij zijn schadelijk voor de volksgezondheid en de illegale handel in harddrugs gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft verklaard dat hij vanwege een lening, de drugs als onderpand in bewaring hield voor een vriend. Dit doet echter niet af aan de vaststelling dat de verdachte door het bezit van de verdovende middelen ook heeft bijgedragen aan het in stand houden en verder uitbreiden van drugsgebruik, drugshandel en daarmee samenhangende sociale en maatschappelijke problemen. De rechtbank rekent hem deze feiten ernstig aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die op de terechtzitting naar voren zijn gebracht.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Blijkens die oriëntatiepunten wordt bij een
first offenderingeval van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III in de openbare ruimte in beginsel een gevangenisstraf van 8 maanden passend geacht en geldt voor het in bezit hebben van ongeveer 2 kilogram harddrugs een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden als uitgangspunt.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het beperkte strafblad van de verdachte, met het gegeven dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten als thans zijn bewezen en met de gevolgen die deze zaak heeft (gehad) en naar verwachting nog zal hebben voor zijn jonge gezin. Ten voordele van de verdachte houdt de rechtbank ook rekening met de proceshouding van de verdachte ter terechtzitting, waarbij hij ook verantwoordelijkheid heeft genomen voor de door hem gemaakte strafbare keuzes. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 6 februari 2022 van de kantonrechter in deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 20 februari 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, omdat voornoemde bijkomende straf betrekking had op een ander soort delict dan de delicten die thans aan de orde zijn.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van voornoemd vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Met de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank een onvoorwaardelijke rijontzegging naar aanleiding van de thans bewezen feiten echter niet opportuun.
De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit
schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 6 februari 2023 onder parketnummer 96/193319-22 door de kantonrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 10 november 2023 te Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten pistool, van het merk BBM, type 315, kaliber 6.35mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 10 november 2023 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 2007 gram, in elk geval een hoeveelheid van het materiaal bevatende
MDMA, zijnde MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.