ECLI:NL:RBROT:2024:1895

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10/201658-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware straf voor gewapende overval met schietincident in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op 10 augustus 2023. De verdachte, geboren op Curaçao en preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.S. Boonstra. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte een tas had gestolen van een slachtoffer, waarbij hij dit deed onder bedreiging met een vuurwapen. Tijdens de vlucht na de overval vond er een schietincident plaats waarbij de verdachte en een onbekende schutter betrokken waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een semi-automatisch vuurwapen heeft geschoten, wat leidde tot verwondingen aan zijn been. De rechtbank verwierp het verweer van noodweer en oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft geschoten in de richting van een andere persoon, wat resulteerde in een veroordeling voor poging tot doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte de impact van het geweld op de gemeenschap en de ernst van het gebruik van vuurwapens in een woonwijk.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/201658-23
Datum uitspraak: 29 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1 en feit 2
Feit 1 en feit 2 zijn door de verdachte ter zitting bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 3
4.2.1
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte niet de schutter is geweest en dat hij daarom van dit feit moet worden vrijgesproken. Voor zover de rechtbank wel bewezen acht dat de verdachte heeft geschoten, had hij geen (voorwaardelijk) had op de dood of op zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer, zodat ook om die reden vrijspraak dient te volgen.
4.2.2
Beoordeling
Op 10 augustus 2023 vond kort voor 22:00 uur aan de Rijtuigweg in Rotterdam een overval plaats, waarbij het slachtoffer [slachtoffer01] bij het betreden van een portiek onder bedreiging met een vuurwapen door twee mannen van een tas werd beroofd. Van de overval bevinden zich camerabeelden in het dossier. De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij op deze beelden te zien is en dat hij de man is die het slachtoffer met een vuurwapen heeft bedreigd, terwijl een onbekend gebleven medeverdachte de tas heeft weggenomen. Volgens de verdachte bevond zich in de tas een groot geldbedrag en had hij met een groep (eveneens onbekend gebleven) andere betrokkenen afgesproken om dit geld na de overval te delen. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij geld nodig had voor een financiële bijdrage aan de begrafenis van zijn broer, die kort daarvoor was overleden. Terwijl de medeverdachte wegrende met de tas, viel hieruit een pakket (verpakt in een rode plastic zak), waarin zich later ongeveer 1 kilo cocaïne bleek te bevinden. De tas en de verdere inhoud daarvan zijn bij het opsporingsonderzoek niet teruggevonden.
In hun vlucht werden de verdachte en de medeverdachte op straat door een vierde man met een vuurwapen beschoten, waarna met het door de verdachte meegenomen vuurwapen ook is teruggeschoten. Ook hiervan zijn camerabeelden. De verdachte raakte tijdens het schietincident gewond aan zijn been en moest daaraan naderhand worden geopereerd. De genoemde vierde man zat als bijrijder in de auto die kort tevoren door de medeverdachte [medeverdachte01] was geparkeerd aan de overzijde van de straat. De schutter is door de politie geïdentificeerd als de medeverdachte [medeverdachte02] .
De verdachte ontkent dat hij heeft teruggeschoten met het vuurwapen dat door hem werd gebruikt bij de beroving. Volgens de verdachte zou het vuurwapen door hem tijdens de vlucht zijn overgegeven aan, dan wel zijn afgepakt door de medeverdachte, die hiermee vervolgens zou hebben geschoten. Het vuurwapen werd volgens de verdachte daarna weer aan hem teruggegeven, wat kan verklaren dat dit wapen korte tijd later in de directe nabijheid van de verdachte werd aangetroffen onder een auto, nadat hij het wapen daar had trachten te verbergen.
Bij het forensisch onderzoek zijn op de stoep ter hoogte van [adres01] – de plaats waar de verdachte en zijn medeverdachte uit het portiek kwamen rennen – tien hulzen aangetroffen die zijn verschoten met het vuurwapen (Glock, model 17, kaliber 9mm) dat de verdachte bij zich had. Op straat werden nog eens veertien hulzen aangetroffen, waarvan is vastgesteld dat deze niet uit hetzelfde vuurwapen afkomstig zijn. In de auto van de verdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte03] werden bloedsporen aangetroffen, die bij nader onderzoek afkomstig bleken van [medeverdachte03] . De rechtbank leidt hieruit af dat ook [medeverdachte03] tijdens het schietincident kennelijk is geraakt door een of meer kogels en daarbij een aanzienlijke hoeveelheid bloed heeft verloren.
De camerabeelden zijn op de terechtzitting vertoond en besproken. Hoewel de rechtbank vaststelt dat de tijdsaanduidingen op deze beelden onderling verschillen en ook niet stroken met andere informatie in het dossier, staat niet ter discussie dat deze beelden betrekking hebben op het ten laste gelegde schietincident. Op de beelden is te zien dat op het moment dat (eerst) de medeverdachte en (vervolgens) de verdachte het portiek uitrennen, vanaf de overzijde van de straat met een vuurwapen op hen wordt geschoten. Ter hoogte van de camera aan de overzijde van de straat is direct daarna een rookwolk te zien, waaruit de rechtbank opmaakt dat er op dat moment is teruggeschoten.
Op de beelden is te zien dat de verdachte vanuit het portiek met een gestrekte rechterarm naar buiten rent en in zijn rechterhand het vuurwapen vastheeft. Het wapen is gericht naar de overzijde van de straat in de richting van de auto waar [medeverdachte03] kort daarvoor was gestapt. De verdachte rent weg, terwijl de onbekend gebleven medeverdachte naast hem loopt. Tijdens hun vlucht is er vervolgens kort fysiek contact tussen de beide verdachten, waarna ze verder de straat uitrennen. De rechtbank is van oordeel dat een tijdsspanne van hooguit 2 seconden tussen het moment waarop de verdachte met het wapen op de geschetste wijze naar buiten is gerend en het moment waarop met ditzelfde vuurwapen gericht werd (terug)geschoten op [medeverdachte03] , zodanig kort is dat de verklaring van de verdachte dat hij niet de schutter is geweest, als onaannemelijk terzijde moet worden geschoven.
Ook het subsidiair gevoerde verweer dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [medeverdachte03] slaagt niet. Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte kort na het verlaten van het portiek in een fractie van seconden en op korte afstand met een semi-automatisch vuurwapen tien kogels heeft afgevuurd in de richting van [medeverdachte03] , terwijl deze voor zijn auto stond. Gelet op deze feiten en omstandigheden bestond daarmee een aanmerkelijke kans dat hij [medeverdachte03] dodelijk zou verwonden. Gezien de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de verdachte met het vuurwapen heeft geschoten, acht de rechtbank ook bewezen dat hij de aanmerkelijke kans daartoe bewust heeft aanvaard. Dat – zoals de verdediging heeft aangevoerd – de verdachte gericht zou hebben geschoten op de benen van [medeverdachte03] , en daarmee eventueel dodelijk letsel juist zou hebben willen voorkomen, acht de rechtbank evenmin aannemelijk en vindt verder ook geen steun in het dossier.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het pleidooi tot vrijspraak.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 3 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1 en feit 2 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij
op 10 augustus 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
tassen met inhoud, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader
toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het tonen en voorhouden aan en richten op die [slachtoffer01] van een vuurwapen ;
2
hij
op 10 augustus 2023 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1
°van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3
°van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9 mm met daarbij voor dat wapen geschikte munitie voorhanden heeft gehad;
3
hij
op 10 augustus 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer02] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd in de richting van die [slachtoffer02] , daarbij treffende / verwondende die [slachtoffer02] in het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

5.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep op noodweer gedaan. Er zou sprake zijn geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding tegen de verdachte waartegen hij zich mocht verdedigen, zodat ontslag van rechtsvervolging dient te volgen.
5.2.
Beoordeling
Het beroep op noodweer kan niet slagen. Uit de door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte is beschoten tijdens een gewapende overval waarbij hij zelf een geladen vuurwapen droeg. Deze overval was nog gaande en de verdachte heeft geschoten om het voor zichzelf en voor zijn medeverdachte mogelijk te maken om te vluchten met de buit. Hoewel daarbij met een vuurwapen gericht op hen werd geschoten, staan de geschetste feiten en omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank in de weg aan een geslaagd beroep op noodweer. Het verweer wordt daarom verworpen.
De bewezen feiten leveren op:
1 Diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen.
2 Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

3.Poging tot doodslag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een medeverdachte in een portiek van een flatgebouw een persoon onder bedreiging van een geladen semi-automatisch vuurwapen beroofd van een tas, die volgens de verdachte een groot geldbedrag zou bevatten. Uit de tas viel tijdens de beroving een pakket, dat bij nader onderzoek een kilo cocaïne bleek te bevatten. Tijdens zijn vlucht heeft de verdachte met het vuurwapen gericht (terug)geschoten op een persoon die het slachtoffer te hulp wilde komen en daarbij eveneens schoot met een vuurwapen. De verdachte is daarbij gewond geraakt en trachtte tijdens zijn vlucht het vuurwapen onder een auto te verstoppen.
Het behoeft geen betoog dat dit buitengewoon ernstige strafbare feiten zijn. Daar komt nog bij dat deze schietpartij plaatsvond middenin een woonwijk, relatief vroeg in de avond, en dat meerdere mensen getuige zijn geweest van dit grove geweld. Bij het schietincident zijn diverse woningen, auto’s en twee bromfietsen beschadigd. Dat hierbij geen dodelijke slachtoffers vallen te betreuren, is niet te danken aan het handelen van de verdachte. Het behoeft weinig voorstellingsvermogen dat buurtbewoners enorm geschrokken zullen zijn en dat het toenemend bezit en het gebruik van vuurwapens ook breder binnen de samenleving ernstige gevoelens van onveiligheid teweeg brengt. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten dan ook zeer zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 januari 2024 en een uittreksel uit de justitiële documentatie van Sint Maarten, Curaçao en BES van 14 augustus 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte op de Antillen eerder is veroordeeld voor diefstal met geweld, bedreiging en wapenbezit.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst en de aard van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij tot een iets lagere straf dan is geëist door de officier van justitie. Redengevend daartoe is dat de verdachte zelf ook fors en deels blijvend letsel heeft overgehouden aan de overval, alsmede zijn jonge leeftijd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 10 augustus 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer tas(sen) met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het tonen en/of voorhouden aan en/of richten op die [slachtoffer01] van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp);
2
hij
op of omstreeks 10 augustus 2023 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9 mm met daarbij voor dat wapen geschikte munitie voorhanden heeft gehad;
3
hij
op of omstreeks 10 augustus 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer02] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen één of meer kogel(s) heeft afgevuurd op, althans in de richting van die [slachtoffer02] , daarbij treffende / verwondende die [slachtoffer02] in het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.