Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- [naam01] , werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening);
- [naam02] , partner van verzoekster.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 9 januari 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift vastgesteld op 24 januari 2024. Tijdens de zitting heeft de vertegenwoordiger van verweerder, Mr. M. Leung, een verzoek tot aanhouding ingediend, omdat zij pas kort voor de zitting op de datum en tijd van de zitting was geïnformeerd. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de oproep tijdig was verzonden. De ontruiming van de woning van verzoekster, die voor 11 januari 2024 was aangekondigd, is niet doorgegaan.
Verzoekster heeft aangegeven dat haar financiële problemen zijn ontstaan door langdurige ziekte in november 2022, maar dat zij en haar partner inmiddels weer inkomen uit arbeid hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurtermijnen sinds juli 2023 zijn voldaan en dat er geen verweer is gevoerd door verweerder. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Aangezien verzoekster bewijs heeft overgelegd van de dreigende ontruiming, heeft de rechtbank geoordeeld dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en verweerder afgewogen. Het belang van verzoekster om in haar huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, weegt zwaarder dan het belang van verweerder om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen, met voorwaarden, en verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.