ECLI:NL:RBROT:2024:1877

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10-994511-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een rechtspersoon voor het opzettelijk onjuist doen van belastingaangifte, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die ervan beschuldigd werd opzettelijk onjuiste belastingaangiften te hebben gedaan. De tenlastelegging betrof het indienen van onjuiste aangiften voor de vennootschapsbelasting over de jaren 2009, 2010 en 2011, waarbij de verdachte een te laag bedrag aan omzet heeft opgegeven. Dit heeft geleid tot een te lage belastingheffing. Tijdens de zitting op 30 januari 2024 zijn procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, waarbij de officier van justitie, mr. A.C. Schaafsma, heeft gevorderd dat de verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel. De verdediging heeft zich aangesloten bij deze procesafspraken en verzocht om deze te volgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdediging geen verweer heeft gevoerd en heeft het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan, wat heeft geleid tot belastingontduiking. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat er geen eerdere veroordelingen waren en dat de verdachte inmiddels een bedrag van € 93.856,-- aan de Belastingdienst had betaald op basis van een vaststellingsovereenkomst.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel, in lijn met de procesafspraken. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op 13 februari 2024.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-994511-17
Datum uitspraak: 13 februari 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte rechtspersoon01]
gevestigd aan de [adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ter zitting vertegenwoordigd door [medeverdachte01] , bestuurder,
raadsman mr. P.A. Caljé, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. A.C. Schaafsma, heeft overeenkomstig de gemaakte procesafspraken bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gevorderd. Daarnaast heeft zij gevorderd dat de verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel.
De verdediging heeft gerefereerd aan de inhoud van de procesafspraken en de rechtbank verzocht deze te volgen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Nu de verdediging geen verweer heeft gevoerd en de rechtbank het ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht, zal dit feit zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in de periode van 1 juli 2008 tot en met 7 oktober 2013 te ’s-Gravenhage en/of Leidschendam en/of elders in Nederland, meermalen,
telkens opzettelijk
een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten (digitale) aangiften voor de vennootschapsbelasting over
de jaren 2009 en 2010 en 2011 onjuist heeft gedaan,
immers heeft
zij, verdachte telkens opzettelijk in de naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te ’s-Gravenhage gezonden aangiften voor de vennootschapsbelasting
telkens een te laag bedrag aan omzet opgegeven, terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende de tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering schuldigverklaring zonder oplegging van straf

7.1.
Het strafbare feit
De verdachte heeft contante omzet buiten haar administratie gehouden, waardoor er een te laag bedrijfsresultaat aan de Belastingdienst is opgegeven. Dit had tot gevolg dat door de verdachte over de jaren 2009, 2010 en 2011 een te laag bedrag aan vennootschapsbelasting is betaald.
De verdachte heeft daarmee misbruik gemaakt van het door de Belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat op de volledigheid en juistheid van belastingaangiften moet kunnen worden vertrouwd. De strafbaarstelling van belastingontduiking beschermt niet alleen de gemeenschapsbelangen die door belastingheffing worden gediend, maar ook de belangen van eerlijke belastingbetalers. Belastingontduiking kan in de sfeer van het bedrijfsleven tot oneerlijke concurrentie leiden en meer in het algemeen tot afkalving van het draagvlak voor het stelsel, en tot verzwaring van de algemene belastingdruk.
7.2.
Procesafspraken
De rechtbank heeft kennis genomen van de tussen de officier van justitie en de verdachte gemaakte procesafspraken. Zij heeft zich ervan vergewist dat bij de totstandkoming daarvan geen afbreuk is gedaan aan de regels van een eerlijk proces overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte is meegewogen dat inmiddels is voldaan aan de mede op haar rustende verplichting tot betaling van een bedrag van € 93.856,-- aan de Belastingdienst op grond van de met de Belastingdienst gesloten vaststellingsovereenkomst. Ook is gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met bijna acht jaar en op de hiervoor genoemde procesafspraken. Alles afwegend, acht de rechtbank de door de officier van justitie in lijn met de procesafspraken geëiste schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel, passend en geboden.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. M.C. Franken en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 7 oktober 2013 te 's-Gravenhage en/of Leidschendam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten (een) (digitale) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting over
het/de jaar/jaren 2009 en/of 2010 en/of 2011 onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan,
en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn, verdachtes mededader(s) (telkens) opzettelijk op in het/de bij naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland ingeleverde gezonden aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting
(telkens) een te laag bedrag aan omzet en/of een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) ertoe heeft/hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.