ECLI:NL:RBROT:2024:1874
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging wegens overlijden van de verdachte
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die inmiddels is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 mei 2023 is overleden, wat van invloed is op de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging. De raadsman van de verdachte, mr. P.A. Caljé, en de officier van justitie, mr. A.C. Schaafsma, hebben beiden het standpunt ingenomen dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, gezien het overlijden van de verdachte. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd en geoordeeld dat, ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht op strafvervolging vervalt met het overlijden van de verdachte. Hierdoor is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de voorzitter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.