ECLI:NL:RBROT:2024:1873

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10.994513.17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijk leidinggeven aan onjuiste belastingaangifte met als gevolg te weinig belastingheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die feitelijk leiding heeft gegeven aan het opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften. De verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], was betrokken bij [medeverdachte rechtspersoon01], die in de periode van 1 juli 2008 tot en met 7 oktober 2013 meermalen onjuiste aangiften vennootschapsbelasting heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een te laag bedrag aan omzet heeft opgegeven, wat resulteerde in een te laag bedrag aan te betalen belasting. De officier van justitie, mr. A.C. Schaafsma, heeft in overeenstemming met procesafspraken een taakstraf van 120 uren geëist, met vervangende hechtenis van 60 dagen bij niet-naleving. De verdediging heeft zich aangesloten bij deze eis. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het feit en heeft de taakstraf opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gemaakte procesafspraken. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. R.E. Kroon, en de voorzitter was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.994513.17
Datum uitspraak: 13 februari 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. P.A. Caljé, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie en standpunt verdediging

De officier van justitie, mr. A.C. Schaafsma, heeft overeenkomstig de procesafspraken de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gevorderd en veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De verdediging heeft gerefereerd aan de inhoud van de procesafspraken en de rechtbank verzocht deze te volgen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Nu de verdediging geen verweer heeft gevoerd en de rechtbank het ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht, zal dit feit zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[medeverdachte rechtspersoon01] in
de periode van 1 juli 2008 tot en met 7 oktober 2013 te ’s-Gravenhage en/of
Leidschendam en/of elders in Nederland, meermalen,
(telkens) opzettelijk
een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten (digitale) aangiften, voor de vennootschapsbelasting over
de jaren 2009 en 2010 en 2011 onjuist heeft gedaan,
immers heeft
zij telkens opzettelijk in de naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te ’s-Gravenhage gezonden aangiften voor de vennootschapsbelasting
telkens een te laag bedrag aan omzet opgegeven ,
terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte (telkens)
feitelijkeleiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal de rechtbank deze verbeterd lezen. De verdachte wordt door de verbeterde lezing niet in de verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende de tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feitelijke leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
[medeverdachte rechtspersoon01] , heeft contante omzet buiten haar administratie gehouden, waardoor er een te laag bedrijfsresultaat aan de Belastingdienst is opgegeven. Dit had tot gevolg dat over de jaren 2009, 2010 en 2011 een te laag bedrag aan vennootschapsbelasting is betaald. Als een van de bestuurders van de vennootschap heeft de verdachte feitelijk leidinggegeven aan deze strafbare gedragingen, van [medeverdachte rechtspersoon01] .
De verdachte heeft daarmee misbruik gemaakt van het door de Belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat op de volledigheid en juistheid van belastingaangiften moet kunnen worden vertrouwd. De strafbaarstelling van belastingontduiking beschermt niet alleen de gemeenschapsbelangen die door belastingheffing worden gediend, maar ook de belangen van eerlijke belastingbetalers. Belastingontduiking kan in de sfeer van het bedrijfsleven tot oneerlijke concurrentie leiden en meer in het algemeen tot afkalving van het draagvlak voor het stelsel en tot verzwaring van de algemene belastingdruk.
7.3.
Procesafspraken
De rechtbank heeft kennis genomen van de tussen de officier van justitie en de verdachte gemaakte procesafspraken. Zij heeft zich ervan vergewist dat bij de totstandkoming daarvan geen afbreuk is gedaan aan de regels van een eerlijk proces overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte is meegewogen dat inmiddels is voldaan aan de mede op hem rustende verplichting tot betaling van een bedrag van € 93.856,-- aan de Belastingdienst op grond van de met de Belastingdienst gesloten vaststellingsovereenkomst. Ook is gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met bijna acht jaar en op de hiervoor genoemde procesafspraken. Alles afwegend, acht de rechtbank de door de officier van justitie in lijn met de procesafspraken geëiste taakstraf, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 22c, 22d, 51 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
zestig dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. M.C. Franken en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
[medeverdachte rechtspersoon01] op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks
de periode van 1 juli 2008 tot en met 7 oktober 2013 te 's-Gravenhage en/of
Leidschendam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten (een) (digitale) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting over
het/de jaar/jaren 2009 en/of 2010 en/of 2011 onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan,
en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn, verdachtes mededader(s) (telkens) opzettelijk op in het/de bij naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland ingeleverde gezonden aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting
(telkens) een te laag bedrag aan omzet en/of een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) ertoe heeft/hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte al dan niet in vereniging met één of meer ander(en) (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) leiding heeft gegeven.