ECLI:NL:RBROT:2024:1872

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10791393 CV EXPL 23-4398
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident over non-conformiteit bij de verkoop van een tweedehands auto en bevoegdheid van de rechtbank

In deze zaak, die diende voor de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser [eiser01] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde01] met betrekking tot de aankoop van een tweedehands auto, een Mercedes Benz CLA coupé. Eiser vordert onder andere € 1.518,55 aan buitengerechtelijke incassokosten en een bedrag van € 48.000,- voor de auto, met rente, en subsidiair herstel van de auto op kosten van gedaagde. Gedaagde heeft in incident verzocht om de kantonrechter zich onbevoegd te verklaren, stellende dat er geen sprake is van een consumentenkoop, maar van zakelijke huurkoop, waardoor de rechtbank Zeeland-West-Brabant bevoegd zou zijn op grond van artikel 99 Rv.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij de auto als consument heeft gekocht. De verkoop vond plaats op naam van [bedrijf01], een eenmanszaak van eiser, en de auto werd geleverd in het kader van een financiële leaseovereenkomst. De kantonrechter concludeert dat eiser handelde in de uitoefening van zijn bedrijf, waardoor de rechtbank Rotterdam niet bevoegd is om deze zaak te behandelen. De zaak wordt verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Tilburg. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, vastgesteld op € 82,-.

De uitspraak is gedaan op 7 maart 2024 door mr. W.P.M. Jurgens en is openbaar uitgesproken. De beslissing houdt in dat de kantonrechter de zaak verwijst naar de juiste rechtbank en eiser in de kosten veroordeelt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10791393 CV EXPL 23-4398
datum uitspraak: 7 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. S. Yadegari,
tegen
[gedaagde01] .,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.A.G. van der Wijst.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 november 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met een eis in incident, met bijlagen;
  • de akte antwoord in incident, met bijlagen.

2.Het geschil

2.1.
[eiser01] eist in de hoofdzaak samengevat:
  • primair [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 48.000,- of een evenredig deel daarvan, op straffe van een dwangsom, met rente, subsidiair herstel van de auto op kosten van [gedaagde01] ;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 3.039,60 aan (voorschotten) motorrijtuigen belasting en verzekeringspremies, € 971,81 aan extra kosten en
€ 1.518,55 aan buitengerechtelijke incassokosten, met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
[eiser01] voert daartoe aan dat hij als consument een niet conforme auto (een Mercedes Benz CLA coupé) heeft gekocht van [gedaagde01] .
2.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de vordering. Zij verzoekt in incident dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vordering. Zij voert daartoe het volgende aan. De aanvullende relatieve bevoegdheid van deze rechtbank op grond van artikel 101 Rv is niet van toepassing. Er is namelijk geen sprake van een consumentenkoop, niet [eiser01] maar [bedrijf01] heeft de auto gekocht door middel van huurkoop zodat de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Tilburg, op grond van de hoofdregel van artikel 99 Rv bevoegd is.

3.De beoordeling

in incident

Er is wel/geen sprake van een consumentenkoop
3.1.
Artikel 7:5 BW bepaalt, conform de Europese Richtlijnen, dat onder een consumentenkoop wordt verstaan de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit. Dat [gedaagde01] als verkoper handelt in de uitoefening van haar bedrijf en sprake is van een roerende zaak staat vast.
3.2.
[eiser01] stelt dat hij de auto als consument heeft gekocht. Op hem rust ten aanzien van die stelling de stelplicht en bewijslast. Voor de beoordeling of [eiser01] daaraan heeft voldaan, is onder meer van belang hoe hij en [gedaagde01] jegens elkaar hebben gehandeld, wat zij daaruit hebben mogen afleiden en de aard van het gebruik dat [eiser01] van de auto heeft gemaakt en maakt [1] . Het oordeel luidt dat [eiser01] hieraan niet heeft voldaan en daartoe wordt als volgt overwogen.
3.3.
De auto is door [gedaagde01] verkocht en geleverd op 16 oktober 2022. De factuur van [gedaagde01] van 16 oktober 2022 ad € 48.000,- staat op naam van [bedrijf01] . [bedrijf01] en [bedrijf02] zijn volgens een uittreksel van het handelsregister handelsnamen van de eenmanszaak van [eiser01] , een productiebedrijf van film- en videoproducties zoals bijvoorbeeld van bruiloften en videoclips. In verband met deze koop is tussen Financial Lease Nederland, [eiser01] h/o [bedrijf01] en [gedaagde01] nog een financiële lease (huurkoop) overeenkomst gesloten. Op het voorblad van deze overeenkomst staat, even als op de daarbij behorende doorlopende machtiging en het acceptatiecertificaat, ook als partij vermeld [eiser01] h/o [bedrijf01] met vermelding van het KvK-nummer. [gedaagde01] heeft onbetwist gesteld dat [eiser01] zelf heeft verzocht deze overeenkomsten op naam van [bedrijf01] te stellen. Alle documenten zijn op 21 oktober 2022 in een keer digitaal akkoord bevonden en ondertekend door [eiser01] met als contactgegevens het email-adres: [email-adres01]
3.4.
Tegen deze achtergrond wordt ervan uitgegaan dat [eiser01] handelde in de uitoefening van zijn bedrijf. Voor zover [eiser01] dat anders heeft beoogd, kan dat [gedaagde01] niet worden tegengeworpen. [eiser01] heeft in dit verband overgelegd zijn verzoek per e-mail aan een medewerker van Financial Lease Nederland om de termijnbedragen af te schrijven van de privépas omdat de auto niet op de zaak komt. Van deze e-mail was [gedaagde01] echter niet op de hoogte. Daarbij geldt notabene dat [eiser01] dit verzoek mailde aan Financial Lease Nederland, zonder cc aan [gedaagde01] , in antwoord op een e-mail van Financial Lease Nederland aan hem met cc aan [gedaagde01] met de volgende inhoud “
(…) Als je akkoord bent ontvang ik graag een kopie van je rijbewijs en zakelijke bankpas (…)”.[gedaagde01] mocht er door het handelen van [eiser01] van uit gaan dat [eiser01] bij de koop handelde in de uitoefening van zijn onderneming en dus niet als consument. Dat [eiser01] niet in auto’s of videomateriaal handelt, hij de auto gebruikt om zich zelf te vervoeren, en dat de auto niet op de balans van de onderneming staat, doet aan het voorgaande niet af.
3.5.
Bovenstaande houdt in dat de kantonrechter van deze rechtbank niet bevoegd is om deze zaak te behandelen. De zaak wordt daarom verwezen naar het team kanton van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Tilburg.
3.6.
[eiser01] moet de proceskosten betalen omdat hij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [gedaagde01] op € 82,- aan salaris gemachtigde.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar team kanton van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Tilburg;
4.2.
veroordeelt [eiser01] in de kosten van dit incident, die worden vastgesteld op € 82,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
745

Voetnoten

1.Hof Amsterdam, 18 september 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3412