In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld in het kader van een geschil over de buitenbehandelingstelling van een aanvraag voor een gemeentelijk briefadres door verzoekster. Verzoekster, die sinds 18 februari 2016 in de basisregistratie personen (brp) staat ingeschreven als niet-ingezetene, heeft op 14 april 2023 verzocht om inschrijving met een gemeentelijk briefadres. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag echter met een primair besluit van 10 juli 2023 buiten behandeling gesteld, wat verzoekster heeft aangevochten.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het college de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. Hij stelt vast dat verzoekster onvoldoende informatie heeft verstrekt over haar verblijfplaatsen, maar dat het college in dit geval niet had mogen volstaan met het buiten behandeling stellen van de aanvraag. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen woonadres heeft en dat het college haar aanvraag had moeten behandelen. Daarom verklaart hij het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Tevens treft hij een voorlopige voorziening, waarbij het college wordt opgedragen verzoekster voorlopig in te schrijven met een briefadres totdat er een nieuwe beslissing op het bezwaar is genomen.
De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoekster een groot belang heeft bij het verkrijgen van een briefadres, aangezien zij zonder inschrijving geen zorgverzekering of BSN-nummer kan krijgen en geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen. De uitspraak heeft ook financiële gevolgen, aangezien het college wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoekster, die zijn vastgesteld op € 2.625,-.