ECLI:NL:RBROT:2024:1849

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
ROT_23-8410_23-8411
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake gemeentelijk briefadres en buitenbehandelingstelling aanvraag

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld in het kader van een geschil over de buitenbehandelingstelling van een aanvraag voor een gemeentelijk briefadres door verzoekster. Verzoekster, die sinds 18 februari 2016 in de basisregistratie personen (brp) staat ingeschreven als niet-ingezetene, heeft op 14 april 2023 verzocht om inschrijving met een gemeentelijk briefadres. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag echter met een primair besluit van 10 juli 2023 buiten behandeling gesteld, wat verzoekster heeft aangevochten.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het college de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. Hij stelt vast dat verzoekster onvoldoende informatie heeft verstrekt over haar verblijfplaatsen, maar dat het college in dit geval niet had mogen volstaan met het buiten behandeling stellen van de aanvraag. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen woonadres heeft en dat het college haar aanvraag had moeten behandelen. Daarom verklaart hij het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Tevens treft hij een voorlopige voorziening, waarbij het college wordt opgedragen verzoekster voorlopig in te schrijven met een briefadres totdat er een nieuwe beslissing op het bezwaar is genomen.

De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoekster een groot belang heeft bij het verkrijgen van een briefadres, aangezien zij zonder inschrijving geen zorgverzekering of BSN-nummer kan krijgen en geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen. De uitspraak heeft ook financiële gevolgen, aangezien het college wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoekster, die zijn vastgesteld op € 2.625,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/8410 (verzoek) en ROT 23/8411 (hoofdzaak)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 maart 2024 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. P.A.M. Badal).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster in verband met de buitenbehandelingstelling van haar aanvraag om een gemeentelijk briefadres. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.2.
Op 14 april 2023 heeft verzoekster verzocht om per 20 april 2023 in de basisregistratie personen (brp) van de gemeente Rotterdam te worden ingeschreven met een gemeentelijk briefadres.
1.3.
Het college heeft de aanvraag met het primaire besluit van 10 juli 2023 buiten behandeling gesteld. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 18 december 2023 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
1.4.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (zaaknummer ROT 23/8411) en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer ROT 23/8410).
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt of het college de aanvraag om inschrijving met een gemeentelijk briefadres buiten behandeling heeft kunnen stellen. Hij doet dat aan de hand van de gronden van het beroep.
3. De voorzieningenrechter zal het beroep gegrond verklaren en tevens een voorlopige voorziening treffen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
4.1.
Verzoekster staat sinds 18 februari 2016 in de brp ingeschreven als niet-ingezetene (RNI). Op 21 februari 2023 heeft zij een nieuwe verblijfsaanvraag gedaan, teneinde haar verblijf in Nederland (alsnog) te legaliseren. Niet in geschil is dat verzoekster thans (procedureel) rechtmatig verblijf heeft. Zij verzoekt om inschrijving met een gemeentelijk briefadres mede om aanspraak te kunnen maken op een bijstandsuitkering en om een zorgverzekering te kunnen afsluiten.
4.2.
Op 24 mei 2023 heeft het college verzoekster – middels een e-mailbericht aan haar gemachtigde (info@karkache.nl) – gevraagd om nadere inlichtingen te verstrekken. In deze e-mail is onder meer het volgende vermeld:
“Op welke adressen slaapt u nu (de adressen s.v.p. noemen met huisnummer en plaats)? Hoeveel nachten per adres per week? Voor hoelang?”
4.3.
De gemachtigde van verzoekster heeft op 25 mei 2023 per e-mail gereageerd. In deze e-mail is onder meer het volgende vermeld:
“Ze woont soms hier en daar bij mensen van de moskee. Ze willen niet dat de nummers van de huizen worden gegeven uit angst voor hun privacy. Ze woont wel in Rotterdam.”
4.4.
In een e-mailbericht van 7 juni 2023, verzonden aan de gemachtigde van verzoekster, heeft het college verzoekster het volgende bericht:
“Graag ontvangen wij de verblijfsadressen waar mevrouw momenteel verblijft.
Op welke adressen slaapt mevrouw nu (de adressen s.v.p. noemen met huisnummer en plaats)? Hoeveel nachten per adres per week? Voor hoelang?”
Op deze e-mail is niet gereageerd.
4.5.
Het college heeft de aanvraag met het primaire besluit buiten behandeling gesteld omdat verzoekster volgens het college onvoldoende informatie heeft verstrekt om te kunnen beoordelen of zij wel of niet over een woonadres beschikt. In de gronden van bezwaar heeft het college geen aanleiding gezien voor een andere beslissing. In het bestreden besluit is het college daarom bij de buitenbehandelingstelling van de aanvraag gebleven.
Wat wil verzoekster?
5. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat het college de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. Het college beschikte over de informatie die nodig was voor een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag en waarover verzoekster redelijkerwijs kon beschikken. Gegevens zoals adressen van mensen die hun privacy niet willen prijsgeven, zijn volgens verzoekster niet noodzakelijk om de aanvraag om een briefadres in behandeling te nemen. Er was daarom geen reden om na de herstelverzuimbrief van 24 mei 2023 nogmaals een herstelverzuimbericht te sturen. Gezien de persoonlijke situatie van verzoekster was een buitenbehandelingstelling in dit geval niet noodzakelijk en niet evenredig. Verzoekster heeft toegelicht dat zij een groot belang heeft bij een briefadres omdat zij zonder inschrijving geen zorgverzekering of BSN-nummer kan krijgen en geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen. Verzoekster heeft psychische en lichamelijke klachten. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster nader toegelicht dat verzoekster steeds kort op steeds wisselende plekken overnacht. Zij komt aan die tijdelijke overnachtingsplekken via een moskee. De personen die verzoekster onderdak verlenen willen niet dat zij hun adressen aan de gemeente doorgeeft omdat zij vrezen voor negatieve consequenties voor bijvoorbeeld uitkeringen. Verzoekster zelf heeft tijdens de hoorzitting in bezwaar toegelicht dat zij steeds ergens anders moet verblijven en moe is.
Wat vindt de voorzieningenrechter van de zaak?
Beoordelingskader
6.1.
Het bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. [1]
6.2.
Verzoekster kan alleen een briefadres krijgen als zij geen woonadres heeft. [2] Onder ‘woonadres’ wordt verstaan [3] :
1° het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar zij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
2° het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
Inhoudelijke beoordeling
6.3.
Uit het beoordelingskader volgt dat het college verzoekster alleen kan inschrijven met een briefadres indien zij geen woonadres heeft. Het is aan verzoekster om aannemelijk te maken dat zij geen woonadres heeft. Wie een aanvraag voor een briefadres doet, moet alle daartoe benodigde stukken overleggen. Het college kan de aanvrager vragen het verzoek om een briefadres in persoon toe te lichten. [4]
6.4.
Volgens het college kon de aanvraag niet in behandeling worden genomen omdat verzoekster niet de adressen waar zij momenteel overnacht, heeft genoemd. Op zichzelf lag het voor het college voor de hand naar deze adressen te vragen. Het college moet immers beoordelen of verzoekster mogelijk een woonadres heeft en bij die beoordeling kan ook van belang zijn waar verzoekster momenteel overnacht. Daarnaast is verzoekster volgens de Wet brp verplicht de nodige inlichtingen verschaffen. [5] Toch is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college in dit geval de aanvraag ten onrechte op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling heeft gesteld. Uit de e-mail van de gemachtigde van verzoekster van 24 mei 2023 had het college kunnen opmaken dat verzoekster stelt dat zij geen vaste plek heeft om te verblijven en dat zij op wisselende plaatsen overnacht. Uitgaande hiervan, beschikte het college in beginsel over voldoende informatie om te beoordelen of verzoekster een woonadres had. De in dit kader te beoordelen vraag is immers of er een adres aan te wijzen is waar verzoekster naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten (zie hiervoor onder 6.2, onder 2). Uitgaande van het standpunt van verzoekster is dat niet het geval. Dat verzoekster haar huidige overnachtingsadres niet had genoemd, stond dus op zichzelf niet aan het in behandeling nemen van de aanvraag in de weg. Voor het geval het college van mening was dat de aanvraag toch nog niet compleet was omdat er twijfel bestond over de juistheid van de verklaring van verzoekster en daarom niet kon worden uitgesloten dat zij toch een woonadres had, had het op de weg van het college gelegen haar hierop gerichte schriftelijke vervolgvragen te stellen of verzoekster te vragen haar aanvraag in persoon toe te lichten. Ook gelet op de eerdere reactie van verzoekster over de situatie waarin zij zich bevindt (waaruit onder meer volgt dat zij stelt dat zij redelijkerwijs niet in staat is de adressen te noemen), had het college daarbij niet mogen volstaan met opnieuw schriftelijk vragen naar de adressen waar zij momenteel overnacht.
6.5.
Gelet op het vorenstaande, heeft het college de aanvraag ten onrechte buiten behandeling gesteld. Het beroep is dus gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Dat betekent dat het college een nieuwe beslissing op het bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij zal het college moeten onderzoeken of verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen woonadres heeft. Het college zal hierbij verzoekster opnieuw in de gelegenheid moeten stellen te worden gehoord.

Conclusie en gevolgen, voorlopige voorziening

7. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd.
8. Het college moet binnen zes weken een nieuwe beslissing op het bezwaar nemen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om, in afwachting van dat nieuwe besluit, een voorlopige voorziening te treffen op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb. Deze voorlopige voorziening houdt in dat het college verzoekster (voorlopig), met ingang van de datum van deze uitspraak, dient in te schrijven met een briefadres, totdat het college een nieuwe beslissing op het bezwaar heeft genomen. Hierbij overweegt de voorzieningenrechter dat er vooralsnog geen aanwijzingen zijn dat verzoekster een woonadres heeft en dat aannemelijk is dat verzoekster een groot belang heeft bij een briefadres. Daarnaast heeft de gemachtigde van het college ter zitting verklaard dat er voor het overige geen beletselen zijn voor het toekennen van een briefadres.
9. Omdat verzoekster is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, hoeft het college geen griffierecht aan haar te vergoeden. Omdat het beroep gegrond is, krijgt verzoekster wel een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.625,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen;
  • treft een voorlopige voorziening in afwachting van de nieuwe beslissing op het bezwaar als vermeld onder 8;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2024.
de griffier is verhinderd
te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Dit volgt uit artikel 2.23 van de Wet brp, gelezen in samenhang met de artikelen 2, eerste lid, aanhef en onder a, en 5, aanhef en onder a, van de Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2015 (Regeling briefadres).
3.Dit staat in artikel 1.1, aanhef en onder o, van de Wet brp.
4.Dit volgt uit artikel 3, tweede en derde lid, van de Regeling briefadres.
5.Dit staat in artikel 2.45, eerste lid, van de Wet brp.