ECLI:NL:RBROT:2024:1845

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
10-196109-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 5 augustus 2023 te Capelle aan den IJssel een geladen vuurwapen voorhanden had. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft besloten om een taakstraf van tweehonderd uren op te leggen, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De bijzondere voorwaarden omvatten een ambulante behandeling en begeleiding door de reclassering. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid met zich meebrengt, vooral gezien het feit dat de verdachte onder invloed van alcohol was en zich bedreigd voelde. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de noodzaak om de verdachte de kans te geven om met hulp van de reclassering aan zijn problemen te werken. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en munitie, zijn onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-196109-23
Datum uitspraak: 20 februari 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. E. Demir, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.P.H. van Drunen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een inspanningsverplichting voor het op orde krijgen en behouden van de praktische zaken;
  • onttrekking aan het verkeer van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten een vuurwapen, munitie en een identiteitskaart.

4.Waardering van het bewijs

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 augustus 2023 te Capelle aan den IJssel een wapen als bedoeld
in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een
vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver
van het merk Bbm Olympic 38, kaliber .22 LR
en
bijbehorende munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en
munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie
III, te weten 1 kogelpatroon, kaliber .22 LR
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg een vuurwapen voorhanden gehad. Dit vuurwapen was geladen met een kogelpatroon en dus voor onmiddellijk gebruik gereed. Toen de verdachte thuiskwam heeft hij het wapen aan zijn ouders laten zien. Zijn vader heeft kordaat gereageerd en direct de politie gebeld die het wapen vervolgens in beslag heeft genomen. De verdachte heeft niet duidelijk willen of kunnen verklaren hoe en wanneer hij in het bezit is gekomen van het wapen. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee, omdat het bezit van een vuurwapen kan leiden tot het gebruik ervan met alle gevolgen van dien. Dit geldt temeer in geval van de aanwezigheid van een geladen vuurwapen op de openbare weg. Daar komt bij dat de verdachte naar eigen zeggen behoorlijk dronken was en zich bedreigd voelde. Dit alles is bijzonder gevaarzettend en daartegen moet daarom streng worden opgetreden. De eis van de officier van justitie past dan ook in beginsel bij deze feiten en omstandigheden.
Aan de andere kant dient de rechtbank zich ook rekenschap te geven van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Allereerst heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie van
22 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
13 februari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is sprake van meerdere risicofactoren op de leefgebieden van de verdachte. Zo heeft hij geen dagbesteding, zijn er problemen rondom zijn huisvesting omdat de huidige situatie onveilig lijkt te zijn en komt hij uit een negatief sociaal netwerk dat op dit moment nog steeds zorgt voor problemen in de woon- en leefsituatie van betrokkene. Daarbij lijkt er ook sprake van risicofactoren binnen het leefgebied psychosociaal functioneren waarvoor betrokkene binnenkort gaat starten met het volgen van een behandeling. Gezien de aanwezigheid van verschillende risicofactoren ziet de reclassering noodzaak tot een begeleidingstraject door de reclassering. Zodoende kan de behandeling bij Fivoor doorgang vinden en kan er gewerkt worden aan stabilisatie van verschillende leefgebieden.
De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een inspanningsverplichting voor het op orde krijgen en behouden van de praktische zaken.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt daarbij in grote mate rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zich moet realiseren dat hem met deze strafoplegging een kans wordt geboden om met hulp en onder begeleiding van de reclassering aan zichzelf te werken en op het rechte pad te blijven.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal daarom voormelde bijzondere voorwaarden opleggen. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van het wapen en de munitie is in strijd met de wet en het algemeen belang. De bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan. De identiteitskaart is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten aangetroffen en het bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Het is van belang dat de behandeling doorgang blijft vinden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde is verplicht zich in te spannen voor het op orde krijgen en behouden van de praktische zaken. Indien de reclassering ter ondersteuning verwijzing naar een hulpverlenende instantie noodzakelijk acht, werkt de veroordeelde hieraan mee;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt: verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 NL identiteitskaart t.n.v. [naam01] ;
  • 1 vuurwapen, revolver, goednummer [beslagnummer01] ;
  • 1 kogelpatroon, goednummer [beslagnummer02] .
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.B. Plomp, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Capelle aan den IJssel een wapen als bedoeld
in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een
vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver
van het merk Bbm Olympic 38, kaliber .22 LR
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en
munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie
III, te weten 1 kogelpatroon, kaliber .22 LR
voorhanden heeft gehad.