ECLI:NL:RBROT:2024:1829

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
C/10/672555 / JE RK 24-163
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2022. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht als verzoeker gehoord, die verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar. De ouders van [voornaam minderjarige01] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder en vader zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2024. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een onveilige thuissituatie is voor de minderjarige, met een zorgelijk verleden van de ouders, waaronder geweldsincidenten en een patroon van aantrekken en afstoten. Ondanks de recente relatieve rust, is er geen garantie dat deze situatie aanhoudt. De kinderrechter heeft besloten om [voornaam minderjarige01] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/672555 / JE RK 24-163
Datum uitspraak: 16 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2022 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[vader01],
hierna te noemen de vader, zonder vaste woon- of verblijfplaats.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 23 januari 2024;
  • de e-mail van de moeder van 16 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam01] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam02] .
Hoewel daartoe juist opgeroepen, zijn de moeder en de vader niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 november 2023 [voornaam minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 20 februari 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 november 2023 een machtiging verleend [voornaam minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 18 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Ten tijde van het uitspreken van de voorlopige ondertoezichtstelling was de situatie erg heftig. Daarna is er relatieve rust ontstaan tussen de ouders. De ouders hebben elkaar een tijdje niet gezien en de reclassering hield toezicht op de vader. Wel is bekend dat beide ouders een patroon laten zien waarin ze elkaar aantrekken en afstoten. Het is daarom wachten op het volgende incident. Toch heeft de Raad geen uithuisplaatsing verzocht, omdat gekeken moet worden of met de inzet van intensieve hulpverlening de situatie nog ten goede kan keren.
4.2.
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De ouders zijn op dit moment uit elkaar, wat de GI relatief gerust stemt. De moeder heeft hulp vanuit Fier en Stichting Filomena. De vader ontvangt hulp vanuit De Waag en de reclassering.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat [voornaam minderjarige01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Zoals reeds in de beschikking van 29 november 2023 uitgebreid uiteengezet is, is sprake van een fors onveilige thuissituatie van [voornaam minderjarige01] die zeer schadelijk is voor zijn ontwikkeling. De ouders hebben een zeer zorgelijk verleden met elkaar, waarbij in toenemende mate sprake is van ernstige geweldsincidenten en bedreigingen daarvan. Tussen de ouders is sprake van een patroon van aantrekken en afstoten waarbij zij geen van beiden in staat zijn om elkaar met rust te laten en (veiligheids)afspraken na te komen. Ook justitieel opgelegde contact- en locatieverboden weerhouden de ouders er niet van om contact met elkaar te zoeken. De ouders zijn ook zeer ambivalent in het al dan niet (willen) voortzetten van hun relatie. Dat er nu volgens de Raad en de GI sprake zou zijn van relatieve rust vormt dan ook geen enkele garantie dat dit in de toekomst zo zal blijven. Daarnaast is deze relatieve rust van zeer recente aard. In januari 2024 gaven ouders nog aan wel opnieuw een relatie met elkaar te zijn aangegaan en is de vader zelfs ingetrokken bij de moeder en [voornaam minderjarige01] . Dat dat nu weer anders is maakt de zorgen voor de toekomst niet minder. Temeer daar uit het emailbericht van de moeder is gebleken dat het IKC het contract met de moeder heeft opgezegd, zodat [voornaam minderjarige01] niet meer naar het kinderdagverblijf kan gaan. Naast de gezamenlijke zorgen, kampen beide ouders ook met individuele problematiek. Het is positief dat er inmiddels hulpverlening is ingezet, maar dit is nog pril. De ouders zullen de komende maanden moeten laten zien dat zij bereid zijn om er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat zij een structureel langdurige, stabiele en veilige opvoedomgeving voor [voornaam minderjarige01] kunnen creëren. Zoals reeds bij beschikking van 29 november 2023 overwogen, dient het belang van [voornaam minderjarige01] op een veilige plek te prevaleren wanneer blijkt dat het ouders niet lukt om hun destructieve patronen te doorbreken, zoals vastgelegd in het internationale Kinderrechtenverdrag.
5.3.
De kinderrechter zal [voornaam minderjarige01] daarom onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige01] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 16 februari 2024 tot 16 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 20 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.