4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 12 oktober 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
- van een hoeveelheid cocaïne (ongeveer 82 kilogram), een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, - - zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader
wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van dat feit,
door
- zich onbevoegd te begeven op het terrein van United Waalhaven Terminals,
gelegen aan de [adres02] te [plaats01] , en
- zich aldaar onbevoegd in meerdere containers te begeven, en
- sporttassen en een accu-tol met boor en een breekijzer en
een hamer voorhanden te hebben, en
- ( te pogen) de achterwand en/of het kopschot van de container met uniek nummer
[containernummer01] open te breken, en
- ( een van) de generatorluik(en) van de container met uniek nummer [containernummer01]
te openen
- met één mededader (telefonisch en/of via Signal) contacten te
onderhouden en informatie uit te wisselen en instructies te geven over het uithalen van cocaïne in de haven van Rotterdam;
2
hij op 12 oktober 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven,
gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en overslag van goederen te
weten het besloten terrein van de United Waalhaven Terminals, gelegen aan de
[adres02] te [plaats01] ,
terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader, op die besloten plaats de
toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten de containers met unieke
nummers [containernummer02] en [containernummer01]
door middel van
- - inklimming
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.