ECLI:NL:RBROT:2024:1802

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
10/266200-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor invoer van cocaïne op haventerrein

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich als uithaler schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De verdachte werd beschuldigd van het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein van de United Waalhaven Terminals en het trachten te verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen voor het plegen van een feit als bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de medeverdachte. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen iPhones verbeurd verklaard, omdat deze zijn gebruikt bij het plegen van de feiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/266200-23
Datum uitspraak: 7 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde meldplicht bij reclassering, contactverbod met de medeverdachte en een locatieverbod (met elektronische monitoring).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte niet te koppelen is aan feit 1 op de tenlastelegging. De verdachte voldoet niet aan het signalement zoals waargenomen op de camerabeelden, de aangetroffen goederen kunnen niet aan de verdachte worden gekoppeld, op zijn telefoon staat niets belastend en zijn DNA is nergens aangetroffen. Daarnaast is er op 7 oktober 2023 eenzelfde rode koevoet aangetroffen in de container met nummer [containernummer01] , als de koevoet die op 12 oktober 2023 is aangetroffen in die container. Op basis van het dossier kan niet worden uitgesloten dat dit niet om dezelfde koevoet gaat. Ook valt er nergens terug te lezen of de schade aan de container is hersteld nadat de container is opengemaakt door het team bijzondere bijstand in verband met de op 7 oktober 2023 aangetroffen blokken verdovende middelen. Er valt dus niet vast te stellen of de schade, waargenomen op 12 oktober 2023, daadwerkelijk op 12 oktober 2023 is ontstaan. De verdachte kan in elk geval niet gekoppeld worden aan het eerste feit op de tenlastelegging.
De verdachte heeft zich onbevoegd op het terrein begeven, hij is aangetroffen in de container. Er is echter geen sprake geweest van medeplegen. Er zijn geen onderliggende berichten in de telefoons aangetroffen en de verdachten zijn niet in elkaars nabijheid herkend. Er zijn twee personen waargenomen in elkaars nabijheid, maar er is geen herkenning dat één van deze personen de verdachte is. Ook is niet komen vast te staan of de verdachte het terrein is opgekomen door middel van braak of inklimming.
4.1.2.
Beoordeling
De medeverdachte [medeverdachte01] heeft ter terechtzitting in zijn eigen zaak uitvoerig verklaard over de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft hem hierop gehoord als (beëdigd) getuige in de zaak van de verdachte. De medeverdachte heeft tijdens het verhoor als getuige verklaard te blijven bij zijn verklaring zoals afgelegd ter terechtzitting in zijn eigen zaak. De rechtbank zal die verklaring gebruiken voor het bewijs.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat twee personen aankomen bij het haventerrein en dat deze personen over het hek klimmen. Tijdens het klimmen geven ze een meegebrachte tas over en weer aan elkaar. De medeverdachte heeft verklaard dat hij één van deze twee personen was. Het signalement is dermate algemeen, dat de verdachte wel degelijk daarin past. Op de camerabeelden is te zien dat deze twee personen hun weg vervolgen over het haventerrein. De camera’s nemen constant twee personen waar die zich samen over het terrein begeven. Op enig moment verdwijnen deze personen uit beeld. Kort daarna worden twee personen gevolgd met behulp van een drone. Ook op de dronebeelden is te zien dat twee personen zich samen over het terrein verplaatsen. Op enig moment verdwijnen de personen ook voor de drone uit het zicht ter hoogte van het reeferbordes. Daarna wordt het zicht op de twee personen weer opgepakt, zij verplaatsen zich tussen de containers. De drone blijft hangen op het punt waar de twee personen voor het laatst zijn gezien. Op het punt waar de drone is blijven hangen is het Team Bijzondere Bijstand ter plaatse gegaan. Zij kwamen uit bij een container met nummer [containernummer02] . In deze container troffen zij de verdachte en de medeverdachte aan.
De medeverdachte heeft verklaard dat hij op het terrein was om pakketten cocaïne uit de container met nummer [containernummer01] te halen. Van deze container was het kopschot beschadigd en stond een generatorluik open, zodat de rechtbank ervan uit gaat, dat deze beschadigingen die avond waren aangebracht. Deze container stond op 40 meter afstand van de container waarin beide verdachten zijn aangetroffen. Bovendien was deze container de plaats waar de drone de twee personen enige tijd uit het zicht verloor.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat het de verdachte is geweest, die zich samen met de medeverdachte op en over het haventerrein heeft verplaatst. Er is die nacht ook niemand anders aangetroffen in de directe omgeving van de drugscontainer. De verdachten zijn constant samen geweest, hebben de sporttas over en weer aan elkaar gegeven en voor elkaar gedragen en zijn samen in de container aangetroffen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten. Nu vast staat dat de medeverdachte daar was voor het uithalen van de pakketten cocaïne in de container met nummer [containernummer01] , is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van medeplegen van voorbereidingshandelingen op het invoeren van cocaïne.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en verklaart beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 12 oktober 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
- van een hoeveelheid cocaïne (ongeveer 82 kilogram), een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, - - zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader
wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van dat feit,
door
- zich onbevoegd te begeven op het terrein van United Waalhaven Terminals,
gelegen aan de [adres02] te [plaats01] , en
- zich aldaar onbevoegd in meerdere containers te begeven, en
- sporttassen en een accu-tol met boor en een breekijzer en
een hamer voorhanden te hebben, en
- ( te pogen) de achterwand en/of het kopschot van de container met uniek nummer
[containernummer01] open te breken, en
- ( een van) de generatorluik(en) van de container met uniek nummer [containernummer01]
te openen
- met één mededader (telefonisch en/of via Signal) contacten te
onderhouden en informatie uit te wisselen en instructies te geven over het uithalen van cocaïne in de haven van Rotterdam;
2
hij op 12 oktober 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven,
gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en overslag van goederen te
weten het besloten terrein van de United Waalhaven Terminals, gelegen aan de
[adres02] te [plaats01] ,
terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader, op die besloten plaats de
toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten de containers met unieke
nummers [containernummer02] en [containernummer01]
door middel van
- - inklimming
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
In vereniging om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie/opslag/overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor de invoer van cocaïne in Nederland. Het uithalen van cocaïne uit de containers is een cruciale schakel in de grootschalige handel van cocaïne. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 29 januari 2024 van de verdachte, blijkt dat hij recent ook al is veroordeeld in verband met feiten uit de Opiumwet.
Door aldus als uithaler te handelen heeft de verdachte zich actief bezig gehouden met de (internationale) handel in verdovende middelen. De invoer van cocaïne vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien leiden de handel in en het gebruik van harddrugs tot allerlei andere vormen van criminaliteit en maatschappelijke problemen.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage van Reclassering Nederland, van 22 januari 2024.
Omdat de reclassering bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, legt de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhones verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen iPhones zullen verbeurd worden verklaard, nu met behulp van deze telefoons de feiten zijn begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 55, 57, 138aa van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering:
De veroordeelde meldt zich na de in vrijheidstelling dezelfde werkdag telefonisch bij de Bureaudienst Elektronische Monitoring van Reclassering Nederland, (088-8041302). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering (op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Contactverbod:
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de medeverdachte uit zijn dossier: [medeverdachte01] , geboren op [geboortedatum02] in [plaats01] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
Locatieverbod (met elektronische monitoring)
Veroordeelde bevindt zich gedurende de proeftijd niet in de containerhavens Vlissingen, Maasvlakte en Waalhaven, zoals aangegeven op de bijgevoegde kaart (Bijlage III), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat betrokkene in Nederland blijft;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 3 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor beide feiten: 2 iPhones.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en M. van Zinnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 oktober 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van een (grote) hoeveelheid cocaïne (ongeveer 82 kilogram), in elk geval een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van dat feit,
door
- zich (onbevoegd) te begeven op het terrein van United Waalhaven Terminals,
gelegen aan de [adres02] te [plaats01] , en/of
- zich aldaar (onbevoegd) in één of meerdere containers te begeven, en/of
- één of meer sporttas(sen) en/of een accu-tol met boor en/of een breekijzer en/of
een hamer voorhanden te hebben, en/of
- ( te pogen) de achterwand en/of het kopschot van de container met uniek nummer
[containernummer01] open te breken, en/of
- ( een van) de generatorluik(en) van de container met uniek nummer [containernummer01]
te openen
- met één of meer mededader(s) (telefonisch en/of via Signal) contacten te
onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken en/of
instructies te geven over het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of
vervoeren van cocaïne in de haven van Rotterdam;
2
hij op of omstreeks 12 oktober 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement
gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen te
weten het besloten terrein van de United Waalhaven Terminals, gelegen aan de
[adres02] te [plaats01] ,
terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader, op die besloten plaats de
toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten de container(s) met uniek(e)
nummer(s) [containernummer02] en/of [containernummer01]
door middel van
- braak en/of
- inklimming