In deze zaak vorderde de eiser, [eiser01], betaling van huurachterstand van de gedaagde, [gedaagde01], die sinds 1 oktober 2017 een bedrijfsruimte huurt. De huurovereenkomst dateert uit 2007 en is door indeplaatsstellingen overgenomen. De eiser heeft de gedaagde gedagvaard wegens een huurachterstand en vroeg ontbinding van de huurovereenkomst. De gedaagde erkent een huurachterstand, maar beroept zich op onjuistheden in de huurprijsindexering en vordert een huurkorting vanwege de coronamaatregelen, alsook vergoeding voor kosten van de cv-ketel, renovatie en een stroomstoring. De kantonrechter oordeelt dat de tegenvorderingen van de gedaagde niet voldoende zijn onderbouwd en wijst deze af. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde de huurachterstand van € 12.197,55 moet betalen, maar ontbindt de huurovereenkomst niet, gezien de onduidelijkheid in de betalingsoverzichten. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die in totaal € 1.579,16 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.