Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 februari 2024, met bijlagen 1 tot en met 11;
- de mondelinge behandeling op 27 februari 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 5 maart 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de man, eiser, een kort geding aangespannen tegen de vrouw, gedaagde, met betrekking tot de verkoop van een gezamenlijke woning. De man en de vrouw hebben een relatie gehad die bijna vier jaar geleden is beëindigd, maar zijn nog steeds samen eigenaar van de woning. De man wenst de woning te verkopen om een andere woning te kunnen kopen of huren, maar de vrouw werkt hier niet aan mee. De man heeft daarom verzocht om de vrouw te veroordelen tot medewerking aan de verkoop van de woning en om de woning te ontruimen indien zij niet meewerkt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 februari 2024 is de vrouw niet verschenen, waardoor de voorzieningenrechter verstek heeft verleend. De voorzieningenrechter heeft de eis van de man grotendeels toegewezen, met inachtneming van enkele voorwaarden. De vrouw is veroordeeld om binnen twee weken haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning en om de woning te ontruimen indien zij niet tijdig voldoet aan de veroordelingen. Tevens is er een dwangsom van € 500,00 per dag opgelegd voor het niet voldoen aan bepaalde onderdelen van de uitspraak, met een maximum van € 10.000,00.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad is en dat de proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. C. Bouwman op 5 maart 2024.