Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, met betrekking tot een betrokkene die lijdt aan een ernstige alcoholverslaving. De procedure begon met een verzoekschrift van de officier, dat op 31 januari 2024 was ingekomen, en de mondelinge behandeling vond plaats op 28 februari 2024. Tijdens deze behandeling waren de betrokkene en zijn advocaat aanwezig, maar de officier was afwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene in het verleden meerdere keren is opgenomen voor detoxificatie, maar telkens weer terugviel in zijn alcoholgebruik. De behandelende psychiater had twijfels over de doelmatigheid van de zorgmachtiging, en de advocaat van de betrokkene betoogde dat de criteria van de Hoge Raad voor het classificeren van een alcoholverslaving als psychische stoornis niet waren voldaan. De rechtbank oordeelde echter dat de ernst van de alcoholverslaving van de betrokkene voldoende was om te spreken van een psychische stoornis, maar twijfelde aan de doelmatigheid van een gedwongen opname.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat een gedwongen opname en detox een duurzaam succes zouden hebben. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene, die al lange tijd met zijn verslaving worstelt, niet gemotiveerd lijkt om zijn gedrag te veranderen, en dat een zorgmachtiging in dit geval niet proportioneel zou zijn. De beslissing werd mondeling gegeven door rechter mr. V. van Dorst, met de griffier A.M.M. Wassenberg aanwezig.