In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is er een incident aanhangig gemaakt over de absolute bevoegdheid van de kantonrechter. De eiseres, LCS International B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, waaronder L.C.S. Piping B.V. en andere partijen, met betrekking tot een geschil dat voortvloeit uit een koopovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van LCS International een waarde vertegenwoordigen van meer dan EUR 25.000,-, waardoor de kantonrechter onbevoegd is om van deze vorderingen kennis te nemen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het geschil niet kan worden aangemerkt als een 'aardzaak' in de zin van artikel 93 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat het zwaartepunt van het geschil ligt bij de niet-nakoming van de koopovereenkomst en niet bij de arbeidsovereenkomst van een van de gedaagden. De zaak is daarom verwezen naar de handelskamer van de rechtbank voor verdere behandeling. De kantonrechter heeft LCS International in de proceskosten van het incident veroordeeld, die zijn begroot op € 204,-. De uitspraak is gedaan op 9 februari 2024.